ECLI:NL:RBZWB:2022:7545
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de verlaging van de WW-uitkering in verband met prepensioen door het UWV
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 december 2022, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van het UWV om zijn WW-uitkering te verlagen in verband met zijn prepensioen beoordeeld. Eiser, vertegenwoordigd door mr. A.W.M. van de Wouw, had bezwaar gemaakt tegen de verlaging van zijn uitkering, die was vastgesteld op basis van het besluit van 24 juni 2021. De rechtbank heeft de zaak op 2 november 2022 behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigde van het UWV aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat het UWV terecht het ouderdomspensioen van eiser in mindering heeft gebracht op zijn WW-uitkering. Eiser had eerder gewerkt bij [naam bedrijf 1], dat in 2004 failliet ging, en had een WW-uitkering aangevraagd na het beëindigen van zijn dienstverband bij [naam bedrijf 2]. De rechtbank oordeelt dat het UWV zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de uitzondering op de regel, die stelt dat pensioen dat voor het intreden van de werkloosheid werd ontvangen niet in mindering mag worden gebracht, niet van toepassing is op de situatie van eiser. Dit omdat het pensioen van eiser voortkomt uit een eerdere dienstbetrekking en niet samenhangt met het verlies van arbeidsuren in zijn huidige dienstbetrekking.
De rechtbank wijst erop dat de uitzonderingsbepalingen restrictief moeten worden uitgelegd en dat de situatie van eiser niet voldoet aan de voorwaarden voor de uitzondering. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor het besluit van het UWV in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.