ECLI:NL:RBZWB:2022:7579

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 december 2022
Publicatiedatum
14 december 2022
Zaaknummer
AWB- 20_5081
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling in proceskosten na intrekking beroep tegen UWV-besluit inzake Ziektewetuitkering

In deze zaak heeft verzoekster beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 28 januari 2020, waarin haar Ziektewetuitkering werd beëindigd. De behandeling van het beroep vond plaats op 4 december 2020, maar werd geschorst om het UWV de kans te geven te reageren op nieuwe medische informatie die door verzoekster was overgelegd. Na een rapportage van de verzekeringsarts op 10 december 2020 en een deskundigenrapport op 24 maart 2022, heeft het UWV op 17 augustus 2022 besloten om het eerdere besluit te wijzigen en de uitkering van verzoekster te hervatten.

Verzoekster trok vervolgens haar beroep in, maar verzocht de rechtbank om het UWV te veroordelen in de proceskosten. De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht, besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De rechtbank oordeelde dat het UWV aan verzoekster was tegemoetgekomen, wat aanleiding gaf om het UWV te veroordelen in de proceskosten die verzoekster had gemaakt.

De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 1.518,-, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. De kosten in bezwaar waren al door het UWV vergoed met het besluit van 17 augustus 2022. De rechtbank heeft geen veroordeling in deze kosten uitgesproken. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert en openbaar gemaakt op 15 december 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/5081 ZW
uitspraak van 15 december 2022 van de enkelvoudige kamer op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[naam verzoekster] , te [plaatsnaam] , verzoekster,

gemachtigde: mr. S. Cakal,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV), verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 28 januari 2020 (bestreden besluit) van het UWV inzake de beëindiging van haar uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
Het beroep is besproken op de zitting van 4 december 2020. Ter zitting is de behandeling geschorst, om het UWV in de gelegenheid te stellen om te reageren op nieuwe (medische) informatie die eiseres kort voor de zitting heeft overgelegd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 10 december 2020 gerapporteerd.
Daarna heeft de rechtbank besloten om een deskundige te raadplegen. Verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] heeft op 24 maart 2022 rapport uitgebracht en op 24 juni 2022 – naar aanleiding van vragen van het UWV – aanvullend gerapporteerd.
Deze rapportages hebben voor het UWV aanleiding gevormd om met het besluit van
17 augustus 2022 het besluit van 28 januari 2020 te wijzigen. Het UWV stelt dat de ZW-uitkering van eiseres ten onrechte is beëindigd. Deze wordt hervat tot aan het einde van de wachttijd.
Vervolgens heeft verzoekster het beroep ingetrokken, met het verzoek het UWV te veroordelen in de proceskosten. Het UWV heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid hierop te reageren.
De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het besluit van 17 augustus 2022 dat het UWV aan verzoekster is tegemoetgekomen. Hierin ziet de rechtbank aanleiding het UWV te veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten.
Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in beroep vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).
De kosten in bezwaar heeft het UWV reeds met het besluit van 17 augustus 2022 vergoed. De rechtbank gaat daarom niet over tot een veroordeling van het UWV in deze kosten.
3. De rechtbank overweegt ten overvloede dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 48,- aan verzoekster dient te vergoeden, zodat een veroordeling daartoe niet nodig is.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het UWV in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M de Weert, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.D. Sebel, griffier, op 15 december 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank.