ECLI:NL:RBZWB:2022:7773
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een woning en de ontvankelijkheid van het bezwaarschrift
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 december 2022, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar beoordeeld. De heffingsambtenaar had op 29 februari 2020 een waardebeschikking verzonden, waarbij de waarde van de woning op € 503.000 was vastgesteld. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt, maar de heffingsambtenaar verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk en verlaagde de waarde ambtshalve naar € 461.000. De rechtbank behandelt het beroep op 2 december 2022, waarbij belanghebbende niet aanwezig was. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar voldoende bewijs heeft geleverd dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld. De rechtbank concludeert dat de vergelijkingsobjecten, die door de taxateur zijn gebruikt, voldoende vergelijkbaar zijn met de woning van belanghebbende. De rechtbank oordeelt dat belanghebbende onvoldoende argumenten heeft aangedragen om aan te tonen dat de waarde te hoog is vastgesteld. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de beschikking en de aanslagen in stand blijven. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.