Op 22 december 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen een eiser en het UWV. Eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 26 april 2022, waarin zijn bezwaar tegen de herziening en terugvordering van zijn Ziektewet-uitkering niet-ontvankelijk werd verklaard. Eiser ontving vanaf 8 december 2021 een voorschot op de Ziektewet-uitkering, maar het UWV stelde dat zijn bezwaar te laat was ingediend. Eiser voerde aan dat hij pas na berichtgeving van zijn bewindvoerder op de hoogte was van het bestreden besluit en dat zijn post naar zijn bewindvoerder had moeten worden gestuurd.
De rechtbank oordeelde dat het UWV het besluit niet op de juiste wijze had bekendgemaakt, aangezien het rechtstreeks naar eiser was verzonden, terwijl het UWV op de hoogte was van het bewind. Hierdoor was de bezwaartermijn niet in werking getreden. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg het UWV op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar. Tevens werd het UWV veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eiser, die op € 1.518,- werden vastgesteld.
De uitspraak benadrukt het belang van correcte bekendmaking van besluiten aan personen onder bewind en de gevolgen van een onjuiste procedurele afhandeling door het UWV.