ECLI:NL:RBZWB:2022:7922

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 december 2022
Publicatiedatum
23 december 2022
Zaaknummer
AWB- 22_3703
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijkverklaring bezwaar Ziektewet-uitkering

In deze zaak heeft eiseres, die vanaf 21 juni 2021 een Ziektewet-uitkering ontving, beroep ingesteld tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar bezwaar door het UWV. Dit bezwaar was ingediend tegen de beëindiging van haar uitkering, die per 18 mei 2022 zou ingaan. Eiseres stelde dat zij zich had vergist in de bezwaartermijn, omdat zij dacht dat deze zes weken was in plaats van de geldende termijn van twee weken. De rechtbank heeft op 29 november 2022 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar begeleider aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van het UWV.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het primaire besluit van het UWV op 12 mei 2022 was verzonden en dat de bezwaartermijn op 13 mei 2022 begon en op 26 mei 2022 eindigde. Eiseres heeft haar bezwaar pas op 8 juni 2022 ingediend, wat buiten de termijn viel. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had geoordeeld dat het bezwaar niet-ontvankelijk was, omdat eiseres niet tijdig had gereageerd. De rechtbank wees erop dat de niet-beheersing van de Nederlandse taal op zich geen reden is om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Eiseres had zelf zorg moeten dragen voor de afhandeling van haar post en administratie.

De rechtbank concludeerde dat er geen reden was voor een proceskostenveroordeling en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan door mr.drs. E.J. Govaers en openbaar gemaakt op 22 december 2022. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/3703 ZW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 december 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft bij brief van 22 juli 2022 beroep ingesteld tegen het besluit van
1 juli 2022 (bestreden besluit) van het UWV over de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar van eiseres tegen de beëindiging van de uitkering op grond van de Ziektewet.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld op de zitting van de rechtbank op 29 november 2022.
Hierbij waren aanwezig eiseres en haar begeleider [naam begeleider] en namens het UWV [naam vertegenwoordiger] .

Overwegingen

Feiten:
1. Eiser ontving vanaf 21 juni 2021 een Ziektewet-uitkering.
In het besluit van 12 mei 2022 (primair besluit) heeft het UWV besloten de uitkering van eiseres te beëindigen vanaf 18 mei 2022, omdat eiseres vanaf die datum weer arbeidsgeschikt is.
Op 8 juni 2022 heeft eiseres digitaal bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Het UWV heeft het bezwaarschrift op diezelfde dag ontvangen.
Het UWV heeft bij beslissing op bezwaar van 1 juli 2022 het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard vanwege een onverschoonbare overschrijding van de bezwaartermijn.
Geschil:
2. Het gaat in deze procedure om de vraag of het UWV de bezwaren van eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.

Standpunten partijen:

3. Eiseres voert aan dat zij zich in de bezwaartermijn van twee weken heeft vergist, omdat deze normaliter zes weken is bij het UWV. Omdat de brief voor haar niet leesbaar is, heeft zij helaas niet tijdig kunnen reageren. Aangezien dit een belangrijk besluit is voor eiseres, vraagt zij om een stukje menselijkheid te tonen en het beroep gegrond te verklaren zodat het UWV het bezwaar inhoudelijk kan beoordelen.
Het UWV geeft aan dat wat eiseres in haar beroepschrift aanvoert geen aanleiding geeft hun standpunt te wijzigen. Volgens vaste rechtspraak is het niet beheersen van de Nederlandse taal op zich geen reden om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Voor zover eiseres zelf niet in staat was om zelf zorg te dragen voor de (tijdige) afhandeling van haar post en administratie, lag het hoe dan ook op de weg van eiseres om daarvoor een voorziening te treffen. Gesteld noch gebleken is dat het voor eiseres niet mogelijk was om hulp te vragen voor het behartigen van haar belangen. Dit blijkt ook uit het feit dat eiseres hulp heeft gehad met het indienen van het bezwaar- en beroepschrift.
Wettelijk kader:
4. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
Beoordeling:
5. De rechtbank stelt vast dat het primaire besluit is gedateerd op 12 mei 2022. Eiseres heeft niet betwist dat zij dit primaire besluit heeft ontvangen. Daarmee is gegeven dat de bezwaartermijn is aangevangen op 13 mei 2022 en geëindigd op 26 mei 2022. Niet in geschil is dat het bezwaarschrift op 8 juni 2022 is ontvangen bij het UWV en daarmee buiten de bezwaartermijn ingediend. Daarbij is het UWV op juiste gronden uitgegaan van een bezwaartermijn van twee weken omdat het hier gaat om de gezondheid en de medische (on)geschiktheid tot werken van eiseres.
De bewaartermijn is een fatale wettelijke termijn waarvan niet kan worden afgeweken. Alleen als de termijnoverschrijding verschoonbaar is in verband met zeer bijzondere omstandigheden waardoor de termijnoverschrijding gerechtvaardigd wordt, kan niet-ontvankelijkverklaring achterwege blijven.
De rechtbank ziet in de door eiseres in beroep aangevoerde redenen geen aanleiding om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
In het primaire besluit staat duidelijk vermeld dat binnen twee weken na de datum van het besluit, tot en met 26 mei 2022, bezwaar kon worden gemaakt. Dat eiseres het besluit niet kon lezen door problemen met de Nederlandse taal is geen reden om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten (zie onder meer de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 2 juni 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:1158).
Iemand die de Nederlandse taal niet voldoende machtig is, dient adequate maatregelen te treffen om zijn belangen door een ander te laten behartigen die de Nederlandse taal wel beheerst. De gevolgen van het feit dat eiseres dat niet (of pas later) heeft gedaan, dienen voor haar rekening en risico te blijven.
Conclusie:
6. De rechtbank is van oordeel dat het UWV de bezwaren van eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het beroep van eiseres dient dan ook ongegrond te worden verklaard.
Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr.drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van
B.C. van Sprundel-Thelosen, griffier, op 22 december 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Wettelijk kader

Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Ingevolge artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken.
Ingevolge artikel 6:8, eerste lid, van de Awb vangt deze termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Ingevolge artikel 6:9, eerste lid, van de Awb is een bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
Ingevolge het tweede lid van dit artikel is bij verzending per post een bezwaarschrift tijdig ingediend indien het vóór het einde van de bezwaartermijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de bezwaartermijn is ontvangen.
Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft, ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift, niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Ziektewet (ZW)
Artikel 75j van de ZW luidt: deze paragraaf is van toepassing op geschillen van geneeskundige aard over het al dan niet bestaan of voortbestaan van ongeschiktheid tot werken.
Artikel 75k van de ZW bepaalt dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift in een geschil als bedoeld in artikel 75j, in afwijking van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), twee weken bedraagt.