ECLI:NL:RBZWB:2022:8020

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 december 2022
Publicatiedatum
30 december 2022
Zaaknummer
21/2761 en 21/2762
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de aanslagen inkomstenbelasting en zorgverzekeringswet door de rechtbank

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 29 december 2022, worden de beroepen van de belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan de belanghebbende voor het jaar 2016 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) en een aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) opgelegd. De belanghebbende had bezwaar gemaakt, maar dit werd door de inspecteur ongegrond verklaard. De gemachtigde van de belanghebbende verzocht om uitstel van de zitting wegens ziekte, maar dit verzoek werd afgewezen door de rechtbank. Tijdens de zitting op 17 november 2022 was de belanghebbende niet aanwezig, en de rechtbank besloot het onderzoek niet te heropenen, omdat het verzoek om aanhouding onvoldoende onderbouwd was.

De rechtbank beoordeelt vervolgens de aanslag IB/PVV 2016 en de vraag of de inspecteur ten onrechte geen verrekening van een verlies uit werk en woning uit 2017 in aanmerking heeft genomen. De rechtbank concludeert dat er geen verliesvaststellingsbeschikking over 2017 is gegeven, waardoor de inspecteur terecht geen verliesverrekening heeft toegepast. Ook de stelling van de inspecteur dat het bezwaar niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard, werd ter zitting ingetrokken. De rechtbank handhaaft de aanslagen IB/PVV en Zvw over het jaar 2016 en verklaart de beroepen ongegrond. De belanghebbende heeft geen recht op een vergoeding van proceskosten en griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 21/2761 en 21/2762
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 december 2022 in de zaak tussen
[belanghebbende], uit [woonplaats] , belanghebbende,
en
de inspecteur van de belastingdienst,de inspecteur.

1.Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 27 juni 2021.
1.2.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2016 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) met aanslagnummer [aanslagnummer] .H66.01 en een aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) met aanslagnummer [aanslagnummer] .W66.01.4 opgelegd.
1.3.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.4.
De gemachtigde van belanghebbende, mr. R. Moszkowicz (de gemachtigde), is bij brief van 30 augustus 2022 van de rechtbank uitgenodigd voor de zitting op 17 november 2022 om 10.00 uur in Breda. De brief is aangetekend verzonden en volgens de informatie van PostNL op 31 augustus 2022 om 10.29 uur op het kantooradres van de gemachtigde in ontvangst genomen.
1.5.
Namens de gemachtigde is bij mailbericht van 9 november 2022 0.50 uur om uitstel van de zitting verzocht met als reden dat de gemachtigde relatief ernstig ziek is en in de tweede week van november zal worden geopereerd aan een versteende speekselklier aan het aangezicht. Ter onderbouwing is een foto bijgevoegd van een oor.
1.6.
De rechtbank heeft dit verzoek bij brief van 9 november 2022 afgewezen (de afwijzingsbrief). De afwijzingsbrief is aangetekend verzonden en volgens de informatie van PostNL op 10 november 2022 om 10.32 uur op het kantooradres van de gemachtigde in ontvangst genomen.
1.7.
De rechtbank heeft de beroepen op 17 november 2022 op zitting behandeld. Aldaar is verschenen en gehoord namens de inspecteur, mr. [inspecteur] . Namens belanghebbende is niemand verschenen.
1.8.
Namens de gemachtigde is bij mailbericht van 17 november 2020 20.25 uur opnieuw verzocht om aanhouding te verlenen wegens ziekte van de gemachtigde.
1.9.
De rechtbank heeft het verzoek na sluiting van het onderzoek ontvangen en ziet geen aanleiding om het onderzoek te heropenen. Het verzoek om aanhouding is naar het oordeel van de rechtbank ook in tweede instantie onvoldoende concreet onderbouwd, zo bevat het verzoek geen concrete datum van de operatie of bewijs van planning van een operatie op korte termijn en een voorgeschreven herstelperiode. Ook ontbreekt informatie van het ziekenhuis waaruit blijkt dat inderdaad een operatie is gepland.

2.Beoordeling door de rechtbank

Aanslag IB/PVV 2016
2.1.
De rechtbank beoordeelt de vraag of de inspecteur bij de aanslag IB/PVV 2016 ten onrechte geen verrekening van een verlies uit werk en woning uit 2017 in aanmerking heeft genomen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
2.2.
De rechtbank is van oordeel dat de inspecteur terecht geen verliesverrekening heeft toegepast. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
2.3.
Uit de stukken blijkt niet dat over 2017 een verliesvaststellingsbeschikking als bedoeld in artikel 3.151, eerste lid, van de Wet IB 2001 is gegeven. De inspecteur heeft ter zitting desgevraagd bevestigd dat over 2017 geen verlies is vastgesteld en dat de afwijzing van belanghebbendes bezwaar daartegen onherroepelijk vaststaat. Gelet hierop is niet aannemelijk geworden dat over 2017 of enig ander jaar bij beschikking een verlies is vastgesteld. Nu er geen verliesvaststellingsbeschikking over een ander jaar bestaat, kan dus ook geen verrekening van verlies van een ander jaar met de onderhavige aanslag plaatsvinden. De inspecteur heeft terecht geen verlies verrekend.
Aanslag Zvw 2016
2.4.
De inspecteur heeft de stelling dat het bezwaar niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard in plaats van ongegrond ter zitting ingetrokken. Gelet op het arrest van de Hoge Raad van 12 mei 2017, ECLI:NL:HR:2017:844, en het arrest van de Hoge Raad van 8 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:1033, ziet de rechtbank geen reden anders te oordelen.

3.Conclusie en gevolgen

De beroepen zijn ongegrond. Dit betekent dat de aanslagen IB/PVV en Zvw over het jaar 2016 gehandhaafd blijven. Belanghebbende heeft geen recht op een vergoeding van proceskosten en griffierecht.

4.Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J. van Balkom, griffier, op 29 december 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.