ECLI:NL:RBZWB:2022:8210

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 december 2022
Publicatiedatum
11 januari 2023
Zaaknummer
22-018981
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslaggenomen goederen en teruggave van geldbedrag

Op 21 december 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door klager, die in 1983 is geboren en woonachtig is in Tilburg. Het klaagschrift betreft de inbeslagname van verschillende goederen, waaronder een tas, een slijpmachine, een luidspreker, en een geldbedrag van € 85,00. De inbeslagname vond plaats op 10 augustus 2022. Klager verzocht om teruggave van de inbeslaggenomen goederen, omdat hij meende dat het belang van de strafvordering zich niet tegen teruggave verzet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de meeste in beslag genomen goederen inmiddels zijn vernietigd, waardoor klager niet-ontvankelijk is verklaard in zijn klaagschrift voor deze goederen. Echter, het beslag op het geldbedrag van € 85,00 is nog niet geëindigd. De rechtbank oordeelde dat er geen strafvorderlijk belang is bij het voortduren van het beslag op dit geldbedrag, aangezien niet is aangetoond dat het afkomstig is van diefstal. De rechtbank heeft het klaagschrift gegrond verklaard en gelast de teruggave van het geldbedrag aan klager. De beslissing is genomen door rechter R.J.H. Goossens, in aanwezigheid van griffier M. van Grinsven, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: /
rk.nummer: 22-018981
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager]
geboren op [geboortedag] 1983 te [geboorteplaats]
woonplaats kiezende ten kantore van mr. J.J. van ’t Hoff, Sportweg 12 te 5037 AC Tilburg
hierna te noemen: klager.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgevingen van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 10 augustus 2022 onder klager in beslag zijn genomen: een tas van het merk Banlieue, kleur zwart; een betonschaar van het merk Sukida, kleur rood; een slijpmachine van het merk Hikoki, kleur groen; een luidspreker van het merk Xssive Box, kleur blauw; een rugzak van het merk Basic-Fit; een schaar, kleur zwart; een telefoon van het merk Oppo en een geldbedrag ter hoogte van € 85,00;
  • het klaagschrift ingevolge artikel 552a Sv, ingediend op 25 augustus 2022 ter griffie van deze rechtbank;
  • het verweerschrift van de officier van justitie;
  • het proces-verbaal van de openbare raadkamerbehandeling op 19 oktober 2022; en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 7 december 2022. Gehoord zijn de officier van justitie mr. T.C.M. Hendriks en mr. J.J. van ’t Hoff als gemachtigd raadsman van klager.
Klager is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van de gelegde beslagen met last tot teruggave aan klager. Daartoe is aangevoerd dat klager wordt bezwaard door de inbeslagneming en het voortduren daarvan, alsmede door het uitblijven van een last tot teruggave van die voorwerpen. Onder klager zijn de volgende goederen in beslag genomen: een heuptasje Banlieue, handgereedschap Sukida, slijpmachine Hikoki, luidspreker Xssive box, rugzak Basic fit, een schaar, een geldbedrag van bijna 100 euro en een telefoon van het merk Oppo. Ten aanzien van het heuptasje is opgemerkt dat in de kennisgeving van inbeslagname is opgemerkt dat klager afstand heeft gedaan van het heuptasje. Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt echter dat hij afstand deed van alle telefoons en het geld dat in het heuptasje zat, maar niet van het heuptasje zelf. Klager dient (als enige) redelijkerwijs als rechthebbende te worden aangemerkt. Het is niet aannemelijk dat er (nog langer) onderzoek gedaan moet worden of dat de in beslag genomen voorwerpen als stuk van overtuiging of ten behoeve van het verrichten van contra-expertise bewaard moeten worden. Naar opvatting van klager verzet het belang van de strafvordering zich niet tegen de gevraagde teruggave, nu het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of de onttrekking aan het verkeer zal bevelen.
In raadkamer heeft de raadsman in aanvulling op het klaagschrift aangevoerd dat ook een beslissing dient te worden genomen op het beslag indien een goed is vernietigd. Het beslag blijft dan immers rusten op de opbrengst. Een vervolgingsbeslissing hoeft niet te worden afgewacht. Het is immers duidelijk dat klager de diefstal van telefoons heeft bekend. Van het overige goederen blijkt niet, ook niet uit de camerabeelden, dat deze van diefstal afkomstig zijn. Het geldbedrag had klager bij zich en betrof ongeveer € 60,00. Klager had namelijk wat eten gekocht bij het zwembad.
De officier van justitie heeft zich in raadkamer, in tegenstelling tot het eerder ingenomen standpunt in raadkamer van 19 oktober 2022, op het standpunt gesteld dat het klaagschrift ongegrond dient te worden verklaard. Er dient nog een vervolgingsbeslissing genomen te worden, waarbij rekening zal worden gehouden met het beslag. Indien er reeds goederen zijn vernietigd, blijft het beslag rusten op de opbrengst. Het is te vroeg om nu al een beslissing te nemen op het beslag. Daarnaast is opgemerkt dat, indien een machtiging vernietiging is verleend, dergelijke goederen doorgaans snel zijn vernietigd. Dit neemt zeker geen weken in beslag.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend.
De rechtbank stelt uit de thans voorhanden zijnde stukken vast dat het beslag gelegd op grond van artikel 94 Sv op de nektas van het merk Banlieue, de slijpmachine, de luidspreker, de betonschaar, de tas van Basic-Fit, de schaar en de telefoon van het merk Oppo reeds is geëindigd door vernietiging ex artikel 134, tweede lid, onder c Sv. Uit de stukken van het beslagportaal blijkt immers dat ten aanzien van deze goederen op 24 augustus 2022 een machtiging tot vernietigen ex artikel 117 Sv is afgegeven. Ter zitting heeft de officier van justitie medegedeeld dat hij ervan uitgaat dat deze goederen ook daadwerkelijk zijn vernietigd. Voorts is geen beklag mogelijk tegen het verlenen van een machtiging in de zin van artikel 117 Sv (vgl. HR 10 oktober 2017, ECLI:NL:HR:2017:2592). De rechtbank zal klager dan ook niet ontvankelijk verklaren in zijn beklag voor zover dit ziet op de nektas van het merk Banlieue, de slijpmachine, de luidspreker, de betonschaar, de tas van Basic-Fit, de schaar en de telefoon van het merk Oppo.
Het voorgaande staat er niet aan in de weg dat de strafrechter later ingevolge art. 353 Sv een beslissing dient te nemen omtrent het inbeslaggenomen voorwerp en dat, indien alsnog de teruggave wordt bevolen en deze feitelijk niet meer mogelijk is, de bewaarder van het voorwerp vervolgens ex artikel 119, tweede lid, Sv overgaat tot betaling van de prijs die het voorwerp redelijkerwijze bij verkoop zou hebben opgebracht.
Het beslag op het geldbedrag is nog niet geëindigd, waardoor klager in zoverre ontvankelijk is in zijn beklag. De rechtbank stelt vast dat uit de kennisgeving van inbeslagname blijkt dat het gaat om een bedrag van € 85,00, in plaats van ongeveer € 100 of € 60,00 zoals door of namens klager gesteld.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
De rechtbank is van oordeel dat het belang van strafvordering zich niet langer verzet tegen teruggave van het inbeslaggenomen geldbedrag. De rechtbank merkt daarbij op uit de thans voorhanden zijnde stukken niet blijkt dat klager afstand heeft gedaan van dit geldbedrag. Zij begrijpt uit het verhandelde in raadkamer dat klager wordt verdacht van diefstal. De rechtbank stelt vast dat uit de thans voorhanden zijnde stukken niet blijkt dat het inbeslaggenomen geldbedrag afkomstig is van diefstal, terwijl het Openbaar Ministerie meermaals in de gelegenheid gesteld onderliggende stukken te verstrekken.
Nu er geen strafvorderlijk belang is gebleken bij het voortduren van het beslag en de rechtbank voorts niet is gebleken dat een ander dan klager redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van het inbeslaggenomen geldbedrag is aan te merken, zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag gegrond verklaren en de teruggave van het inbeslaggenomen geldbedrag aan klager gelasten.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart
- klager niet-ontvankelijk in zijn klaagschrift voor zover het is gericht tegen het op grond van artikel 94 gelegde beslag op de nektas, de slijpmachine, de luidspreker, de betonschaar, de tas van Basic-Fit, de schaar en de telefoon van het merk Oppo;
- gegrond voor zover het is gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag op het geldbedrag ter hoogte van € 85,00 en gelast de teruggave daarvan aan klager.
Deze beslissing is op 21 december 2022 gegeven door mr. R.J.H. Goossens, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M. van Grinsven, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 december 2022.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).