ECLI:NL:RBZWB:2022:8224

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 december 2022
Publicatiedatum
12 januari 2023
Zaaknummer
22-023736
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake teruggave in beslag genomen voertuig

Op 21 december 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan in een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Het klaagschrift was ingediend door klager, die de teruggave van een in beslag genomen personenauto, een Opel Astra, verzocht. De auto was op 11 oktober 2022 in beslag genomen in het kader van een strafvorderlijk onderzoek tegen een belanghebbende. Klager, die zich niet bewust was van enig strafbaar feit, ondervond ernstige hinder door de inbeslagname en stelde dat er geen redelijk onderzoeksbelang meer bestond voor het aanhouden van het beslag.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het beslag op het voertuig reeds was geëindigd door de beslissing tot teruggave aan klager. De officier van justitie had op 23 november 2022 per e-mail laten weten dat het voertuig na de wettelijke beklagtermijn van 14 dagen aan klager kon worden teruggegeven. Klager was niet verschenen bij de behandeling van het klaagschrift, en ook de belanghebbende was niet aanwezig. De rechtbank oordeelde dat het klaagschrift tijdig was ingediend, maar dat klager niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat het beslag al was opgeheven.

De beslissing werd genomen door rechter R.J.H. Goossens, in tegenwoordigheid van griffier M. van Grinsven, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op dezelfde datum. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen beroep in cassatie worden ingesteld door zowel het Openbaar Ministerie als klager.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: /
rk.nummer: 22-023736
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager]
geboren op [geboortedag] 1996
wonende op het [woonadres]
woonplaats kiezende ten kantore van mr. B.P.J.H. van de Luijtgaarden, Bovendonk 11a te 4707 ZH Roosendaal
hierna te noemen: klager.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 11 oktober 2022 onder in het strafvorderlijk onderzoek tegen [belanghebbende] in beslag is genomen: een personenauto van het merk Opel, type Astra, kleur bruin en voorzien van het [kenteken] ;
  • het klaagschrift ingevolge artikel 552a Sv, ingediend op 17 oktober 2022 ter griffie van deze rechtbank;
  • het verweerschrift van de officier van justitie; en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 7 december 2022. Gehoord zijn de officier van justitie mr. T.C.M. Hendriks en mr. B.P.J.H. van de Luijtgaarden als gemachtigd raadsman van klager gehoord.
Klager is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
De belanghebbende (overeenkomstig artikel 552a lid 5 Sv), zijnde [belanghebbende] , is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan klager. Daartoe is aangevoerd dat op 11 oktober 2022 een personenauto in beslag is genomen waarvan klager (enig) eigenaar is. Voorts is aangevoerd dat klager zich niet bewust is van enig strafbaar feit en derhalve niet weet waarom het voertuig in beslag is genomen. Klager ondervindt ernstige hinder door de inbeslagname, aangezien hij niet kan beschikken over zijn voertuig. Naar het oordeel van klager verzet het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave, aangezien een redelijk onderzoeksbelang ontbreekt. Voorts is inbeslagneming niet (meer) noodzakelijk in het kader van de waarheidsvinding. Verzocht wordt dan ook het klaagschrift gegrond te verklaren.
In raadkamer heeft de raadsman opgemerkt dat hij zich bewust is van de beslissing tot teruggave aan klager, maar dat het klaagschrift niet is ingetrokken omdat klager het voertuig nog niet feitelijk heeft teruggekregen.
De officier van justitie heeft op 23 november 2022 per e-mail kenbaar gemaakt dat is beslist dat het voertuig, na de wettelijke beklagtermijn van 14 dagen aan beslagene, kan worden teruggegeven aan klager.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend.
Namens klager is verzocht om de teruggave te gelasten van de inbeslaggenomen personenauto. De rechtbank stelt vast dat het beslag op het voertuig reeds is geëindigd door de beslissing tot teruggave aan klager. De rechtbank overweegt daarbij dat niet de feitelijke teruggave doorslaggevend is, maar de last tot teruggave aan klager (vgl. HR 14 november 2017, ECLI:NL:HR:2017:2861). Het is de rechtbank niet gebleken dat beslagene binnen de termijn van 14 dagen beklag heeft ingesteld tegen deze beslissing. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank klager niet-ontvankelijk verklaren in zijn klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart
- klager niet-ontvankelijk in zijn klaagschrift.
Deze beslissing is op 21 december 2022 gegeven door mr. R.J.H. Goossens, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M. van Grinsven, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 december 2022.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).