ECLI:NL:RBZWB:2022:8225

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 december 2022
Publicatiedatum
12 januari 2023
Zaaknummer
22-025780
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname van mobiele telefoons ter uitvoering van Europese Onderzoeksbevelen

Op 21 december 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen op een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door klager, die in verband met een strafrechtelijk onderzoek in beslag genomen mobiele telefoons terugvorderde. De inbeslagname vond plaats op 1 november 2022, naar aanleiding van twee Europese Onderzoeksbevelen (EOB's) van de Belgische autoriteiten, waarbij klager werd verdacht van diefstal. Klager, vertegenwoordigd door zijn raadsman mr. I.A.C. Cools, voerde aan dat er geen grond was voor de inbeslagname en dat hij schade ondervond door het verlies van zijn werktelefoon. De officier van justitie, mr. T.C.M. Hendriks, stelde echter dat het beslag gehandhaafd moest blijven om de waarheid aan de dag te brengen en dat de overdracht van de telefoons aan de Belgische autoriteiten pas kon plaatsvinden na de beslissing op het klaagschrift.

De rechtbank oordeelde dat het klaagschrift ontvankelijk was en dat de beklagrechter niet de gronden voor het uitvaardigen van het EOB kon toetsen. De rechtbank benadrukte dat het belang van strafvordering in de uitvaardigende staat verondersteld aanwezig is bij de uitvoering van een EOB. De rechtbank concludeerde dat de inbeslaggenomen telefoons relevant waren voor het onderzoek in België en verklaarde het klaagschrift ongegrond. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier, mr. M. van Grinsven, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: /
rk.nummer: 22-025780
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager]
geboren op [geboortedag] 1996
wonende op het [woonadres]
woonplaats kiezende ten kantore van mr. I.A.C. Cools, Nimrodstraat 29 te 5042 WX Tilburg
hierna te noemen: klager.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de bijlage inbeslaggenomen goederen, waaruit blijkt dat op 1 november 2022 op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) onder klager in beslag zijn genomen: een GSM van het merk Samsung ( [IBN code 1] ), een GSM van het merk Samsung ( [IBN code 2] ), een GSM van het merk Samsung ( [IBN code 3] ) en een GSM van het merk Motorola ( [IBN code 4] );
  • het klaagschrift ingevolge artikel 552a Sv, ingediend op 14 november 2022 ter griffie van deze rechtbank;
  • het verweerschrift van de officier van justitie; en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 7 december 2022. Gehoord zijn de officier van justitie mr. T.C.M. Hendriks, klager en mr. I.A.C. Cools als raadsman van klager.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan klager. Daartoe is aangevoerd dat op 1 november 2022 onder klager bij een doorzoeking vier mobiele telefoons in beslag zijn genomen. Naar het oordeel van klager bestaat er geen enkele grond om tot inbeslagname van en onderzoek aan de telefoons over te gaan. Verzocht wordt dan ook het klaagschrift gegrond te verklaren.
In raadkamer heeft de raadsman aangevoerd van de verdediging wordt verlangd dat wordt beargumenteerd waarom er geen strafvorderlijk belang is voor het voortduren van het beslag, terwijl alle onderliggende stukken ontbreken. In reactie op de verdenking zoals voorgehouden door de officier van justitie wordt opgemerkt dat klager niets met de diefstal te maken heeft. Hij wenst teruggave van de telefoon(s) omdat hij schade lijdt door de inbeslagname van zijn werktelefoon. Voorts is het bezwaarlijk dat de telefoons nog niet naar de Belgische autoriteiten zijn overgedragen.
Klager heeft in raadkamer verklaard dat onder meer zijn werktelefoon in beslag is genomen, waardoor hij momenteel veel problemen ervaart in zijn werkzaamheden. De overige drie telefoons zijn buiten werking. Daarnaast heeft klager aan de politie zijn pincode afgestaan, omdat hem is verteld dat hij dan sneller – binnen één à twee weken – zijn telefoon terug zou krijgen. Klager acht het bezwaarlijk dat deze afspraak niet wordt nagekomen.
De officier van justitie heeft zich schriftelijk op het standpunt gesteld dat het beslag gehandhaafd dient te blijven, nu de inbeslaggenomen goederen dienen om de waarheid aan de dag te brengen. Daartoe is aangevoerd dat op 1 november 2022 ter uitvoering van twee Europese Onderzoeksbevelen uit België een doorzoeking heeft plaatsgevonden in de woning van klager, waarbij op een aantal goederen klassiek beslag is gelegd. Klager wordt door de Belgische autoriteiten verdacht van een tweevoudige diefstal van goederen. Opgemerkt is dat het belang van strafvordering volgens de Hoge Raad niet is beperkt tot het Nederlandse strafvorderlijk belang. De Belgische autoriteiten hebben aangegeven onderzoek te willen doen naar de gegevensdragers. Er heeft nog geen onderzoek voor de Belgische strafzaak kunnen plaatsvinden omdat de overdracht nog niet heeft plaatsgevonden. Gelet op het voorgaande wordt verzocht het klaagschrift ongegrond te verklaren.
In raadkamer heeft de officier van justitie gepersisteerd bij het eerder ingenomen standpunt. In aanvulling daarop is opgemerkt dat het beslag pas kan worden overgedragen aan de Belgische autoriteiten wanneer op onderhavig klaagschrift is beslist.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
De rechtbank over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd ter uitvoering van een EOB als volgt.
De rechtbank neemt in overweging dat de beklagrechter bij de behandeling van een klaagschrift gericht tegen de inbeslagneming ter uitvoering van een EOB geen onderzoek doet naar de gronden voor het uitvaardigen van het EOB, waarvan de uitvoering heeft geleid tot indiening van het klaagschrift ex artikel 5.4.10, derde lid, Sv. De beklagrechter toetst evenmin de proportionaliteit van de inbeslagneming en van de daarop volgende overdracht van voorwerpen die het bewijsmateriaal vormen waarop het EOB betrekking heeft (vgl. HR 23 juni 2020, ECLI:NL:HR:2020:1108 en HR 5 april 2022, ECLI:NL:HR:2022:511). In art. 5.4.7, eerste lid, Sv is bepaald dat de eisen die in het Wetboek van Strafvordering worden gesteld aan de toepassing van de bevoegdheden in het kader van een Nederlands onderzoek en die betrekking hebben op een beoordeling de proportionaliteit of het onderzoeksbelang buiten beschouwing worden gelaten.
Het staat wel ter beoordeling aan de rechter of zich – gelet op de artikelen 5.4.3, 5.4.4 en 5.4.6 Sv – een grond voordoet voor het weigeren van de erkenning of de uitvoering van het EOB, dan wel voor uitstel van de erkenning of de uitvoering van het EOB. Zo dient op grond van art. 5.4.4., tweede lid, Sv in beginsel – dat wil zeggen behoudens de in deze bepaling omschreven uitzondering – te worden voldaan aan het vereiste van dubbele strafbaarheid (vgl. HR 23 juni 2020, ECLI:NL:HR:2020:1108). Daarnaast kan de beklagrechter in voorkomende gevallen ook beoordelen of de bevoegdheid waarmee uitvoering is gegeven aan het EOB rechtmatig is toegepast. De rechter moet zich daarbij beperken tot een onderzoek naar de formaliteiten waaraan de inbeslagneming moet voldoen. Verweren die raken aan de rechtmatigheid van het voortduren van het beslag moeten, gelet op het beginsel van wederzijdse erkenning, door de rechter van de uitvoerende staat buiten beschouwing worden gelaten (vgl. ECLI:NL:HR:2021:1940).
De rechtbank overweegt dat verder in deze klaagschriftprocedure ter beoordeling staat of de inbeslaggenomen voorwerpen het bewijsmateriaal betreffen waarop het EOB betrekking heeft en die de uitvaardigende autoriteit met dat bevel beoogt te verkrijgen (vgl. HR 18 mei 2021, ECLI:NL:HR:2021:679 en HR 18 mei 2021, ECLI:NL:HR:2021:744). Daarbij is van belang dat de uitvaardigende staat het te verkrijgen bewijsmateriaal in het EOB globaal mag omschrijven, omdat het voor de uitvaardigende staat niet steeds op voorhand vaststaat welk bewijsmateriaal precies aanwezig is in de uitvoerende staat, terwijl het de autoriteiten van de uitvaardigende staat zijn die het best kunnen bepalen welke voorwerpen of gegevens relevant zijn voor het strafrechtelijk onderzoek aldaar.
Bij de beoordeling van een klaagschrift dat betrekking heeft op inbeslagneming op grond van een EOB is niet de vraag aan de orde of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert. Aan het systeem van het EOB ligt immers ten grondslag dat met de uitvaardiging van een EOB het belang van strafvordering in de uitvaardigende staat – in de zin van het belang van de uitvaardigende staat bij de uitvoering van het EOB en de overdracht van de resultaten daarvan ten behoeve van de strafrechtelijke procedure in de uitvaardigende staat – wordt verondersteld aanwezig te zijn.
De rechtbank stelt vast dat de telefoons waarvan klager de teruggave verlangt in beslag zijn genomen ter uitvoering van de (in deze procedure alleen aan de rechtbank overgelegde) EOB’s van 28 oktober 2022 en 2 november 2022, uitgevaardigd door de Belgische autoriteiten. Daarin wordt gerelateerd dat klager wordt verdacht van diefstal en diefstal door middel van braak, inklimming en/of valse sleutels. De Nederlandse gerechtelijke en politionele autoriteiten wordt onder andere gevraagd om een huiszoeking te verrichten bij klager op het [woonadres] . De telefoons vallen onder de goederen waarvan in de toelichting bij de huiszoeking de inbeslagname wordt gevraagd. Voorts heeft er nog geen onderzoek kunnen plaatsvinden naar de gegevensdragers.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het beslag dat is gelegd op ter uitvoering van een EOB ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart
- het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 21 december 2022 gegeven door mr. R.J.H. Goossens, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M. van Grinsven, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 december 2022.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).