ECLI:NL:RBZWB:2022:8333

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 augustus 2022
Publicatiedatum
19 januari 2023
Zaaknummer
22-006750
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake conservatoir beslag op voertuig

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 augustus 2022 uitspraak gedaan op een klaagschrift van klager, die zich verzet tegen het conservatoir beslag dat is gelegd op zijn voertuig, een Mercedes-Benz A35 AMG. Klager, die in België woont, heeft het voertuig op 9 februari 2022 aangeschaft en op naam van zijn ex-partner laten zetten. Het Openbaar Ministerie heeft het voertuig in beslag genomen in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar de zoon van klager, die als feitelijk eigenaar wordt beschouwd. Klager heeft aangevoerd dat de auto zijn eigendom is en verzoekt de rechtbank om het beslag op te heffen en de auto aan hem terug te geven.

De rechtbank heeft vastgesteld dat klager niet bij de behandeling van het klaagschrift aanwezig was, maar dat zijn raadsman wel gehoord is. De officier van justitie heeft betoogd dat de zoon van klager, die als bestuurder van de auto is gezien, als rechthebbende moet worden beschouwd. De rechtbank heeft in haar beoordeling overwogen dat het klaagschrift tijdig is ingediend en dat klager ontvankelijk is. Echter, de rechtbank heeft geconcludeerd dat niet voldoende is aangetoond dat klager als eigenaar van de auto kan worden aangemerkt. Klager heeft geen openheid van zaken gegeven over de herkomst van de auto en de financiering ervan.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het klaagschrift ongegrond verklaard, omdat klager niet als redelijkerwijs rechthebbende kan worden aangemerkt. De beslissing is genomen in het licht van de bevindingen van politie en justitie, die erop wijzen dat de auto feitelijk in gebruik is bij de zoon van klager. De rechtbank heeft de belangen van de strafvordering in overweging genomen en besloten dat het beslag op de auto moet blijven bestaan.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: -
rk.nummer: 22-006750
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager]geboren op [geboortedag] 1969 [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezende ten kantore van mr. drs. B. Hartman, H.J.E. Wenckebachweg 150-D, 1114 AD Amsterdam-Duivendrecht
hierna te noemen: klager.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 23 maart 2022 in het strafvorderlijk onderzoek tegen [naam 1] in beslag is genomen: een personenauto van het merk, Mercedes-Benz, type, A35 AMG en voorzien van [kenteken] .
  • het klaagschrift, ingediend op 31 maart 2022 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van de officier van justitie;
  • de beslissing tot heropening van het onderzoek in raadkamer van 27 juni 2022; en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
De behandeling van het klaagschrift in raadkamer is hervat op 22 juli 2022. Gehoord zijn de officier van justitie en mr. B. Hartman als gemachtigd raadsman van klager.
Klager is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Namens klager is aangevoerd dat er op 23 maart 2022 conservatoir beslag is gelegd op een aan klager toebehorend voertuig (Mercedes-Benz A35 AMG, [kenteken] ) in het strafrechtelijk onderzoek naar zijn zoon [naam 1] . Gedurende zijn verhoor bij politie en justitie heeft de zoon van klager verklaard dat de betreffende auto aan klager toebehoort. [naam 1] mag enkel van het voertuig gebruik maken wanneer klager niet in Nederland verblijft. Klager heeft het voertuig op 9 februari 2022 aangeschaft en deze op naam van zijn ex-partner ( [naam 2] ) laten zetten. Dit omdat klager woonachtig is in België. Het Openbaar Ministerie weigert de auto aan klager te retourneren. Klager wordt bezwaard door de inbeslagname. De auto vertegenwoordigt een grote financiële waarde, is eigendom van klager en klager wenst over de auto te kunnen beschikken. Klager verzoekt de rechtbank om zijn klaagschrift gegrond te verklaren onder teruggave van de auto aan klager.
De officier van justitie heeft zich in raadkamer op het standpunt gesteld dat de auto niet geretourneerd kan worden aan klager. Het Openbaar Ministerie is de mening toegedaan dat belanghebbende [naam 1] als redelijkerwijs rechthebbende dient te worden beschouwd nu uit meerdere bevindingen blijkt dat belanghebbende zich als feitelijk eigenaar van de auto gedroeg. Zo wordt belanghebbende meerdere malen gezien als bestuurder van de auto en betaalt hij de rekeningen. Het klaagschrift dient daarom ongegrond te worden verklaard.
Naar aanleiding van de door het Openbaar Ministerie na de heropening van het onderzoek in raadkamer toegevoegde stukken is de raadsman van klager de mening toegedaan dat klager onomstotelijk heeft aangetoond dat de auto aan klager toebehoort. Het Openbaar Ministerie heeft nagelaten enig nader onderzoek te verrichten naar de door klager gedane uitlatingen ter zake de herkomst van de auto, de gelden die voor de auto zijn gebruikt en de feiten en omstandigheden met betrekking tot de invoer, reparaties en gebruikmaking van de auto. De raadsman van klager is tevens van mening dat het Openbaar Ministerie (zeer) selectief is omgegaan met het toevoegen van stukken aan het raadkamerdossier en dat het Openbaar Ministerie met de toegevoegde stukken klager in een kwaad daglicht wil stellen.
De officier van justitie acht de uitlatingen van de raadsman van klager aangaande de opmerkingen over het toevoegen van de stukken nergens op gebaseerd. Klager is inmiddels zelf onderwerp van strafrechtelijk onderzoek geworden. De door klager gedane uitlatingen over de feiten en omstandigheden omtrent de auto sterken het Openbaar Ministerie in de gedachten dat de auto feitelijk aan [naam 1] toebehoort als redelijkerwijs rechthebbende en dat er diverse gelden van criminele herkomst zijn gebruikt om de aankoop van de auto mogelijk te maken. Het klaagschrift dient ongegrond te worden verklaard.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het conservatoir beslag dat is gelegd op grond van artikel 94a Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654 r.o. 2.14, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94a, eerste of tweede lid, Sv gelegd beslag te onderzoeken:
(i) of ten tijde van de beslissing op het klaagschrift sprake van een redelijk vermoeden van schuld van een misdrijf waarvoor een geldboete van
de vierde(in het geval van conservatoir beslag tot bewaring van het recht tot verhaal voor een schadevergoedingsmaatregel, artikel 94a lid 3 Sv)
of vijfde categorie(in het geval van conservatoir beslag tot bewaring van het recht tot verhaal voor een geldboete of ontnemingsmaatregel, respectievelijk artikel 94a lid 1 en 2 Sv) kan worden opgelegd; en
(ii) of zich het geval voordoet dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, aan de verdachte een verplichting tot betaling van een geldboete dan wel de verplichting tot betaling van een geldbedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel dan wel een schadevergoedingsmaatregel zal opleggen.
Indien een derde – als zodanig kan ook gelden degene onder wie het beslag feitelijk is gelegd, maar tegen wie het strafrechtelijk onderzoek niet is gericht – die stelt eigenaar te zijn, op grond van artikel 552a (https://www.navigator.nl/document/openCitation/%20id44c5694ed623654d6ec264700281a798) Sv een klaagschrift heeft ingediend, dient de rechter als maatstaf aan te leggen of zich het geval voordoet dat buiten redelijke twijfel is dat de klager als eigenaar van het voorwerp moet worden aangemerkt en daarvan in zijn beslissing blijk te geven. Indien de klager als eigenaar wordt aangemerkt, zal de rechter tevens moeten onderzoeken en daarvan blijk moeten geven of zich de situatie van artikel 94a, vierde of vijfde lid, Sv voordoet. (HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.15)
Indien degene die in een artikel 552a Sv-procedure om teruggave heeft verzocht, niet redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt, dient de rechter – ook als het belang van strafvordering zich niet meer tegen teruggave verzet – het verzoek om teruggave af te wijzen (vgl. HR 31 maart 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH1478).
De rechtbank is van oordeel dat in onvoldoende mate is komen vast te staan dat klager redelijkerwijs als eigenaar moet worden aangemerkt over de auto. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Uit het voor de rechtbank beschikbare raadkamerdossier en het verhandelde in raadkamer maakt de rechtbank op dat klager zelf inmiddels onderwerp is geworden van strafrechtelijk onderzoek. Voorts is genoegzaam vast komen te staan dat klager op geen enkel ogenblik als redelijkerwijs rechthebbende over de auto diende te worden aangemerkt. Dit maakt de rechtbank op uit de verklaringen van klager en de constateringen van politie en justitie in het raadkamerdossier. Klager verklaarde, onder andere, de auto (zelf) aangekocht te hebben en te hebben geïmporteerd. Voorts zouden er gelden geleend zijn voor de aanschaf van de auto en zou de auto meerdere mankementen vertonen die gerepareerd zouden moeten worden. Daarop doorgevraagd weet klager niet waar het over gaat, kan klager niet benoemen hoe een en ander is verlopen en door/met welke personen, is klager (in het verleden) professioneel autohandelaar geweest maar heeft klager geen (enkel) idee hoe de auto in Nederland terecht is gekomen, wie de import en de reparaties heeft verzorgd en wat de auto exact mankeerde toen deze aangeschaft werd. Klager geeft geen openheid van zaken met betrekking tot de door hem aangewende gelden en personen die geleid zouden hebben tot het bezit van de auto. Klager geeft algemene omschrijvingen van namen en bedrijven die, summierlijk bezien, niet nader onderzocht kunnen worden. De auto is op naam gezet van de ex-partner van klager en klager werd geconfronteerd dat die tenaamstelling, inmiddels, is overgegaan op de dochter van klager hetgeen klager niet wist. Voorts is het klager zelf die verklaart de auto terstond, na de aankoop, overgedragen te hebben aan beslagene die, vervolgens, vanaf de aanschaf van de auto als heer en meester over de auto heeft beschikt, hetgeen klager niet ontkent. Daarbij kan de rechtbank zich niet afzijdig houden van de bevindingen van politie en justitie die verbaliseren dat er een groot aantal persoonlijke spullen van beslagene in de auto aanwezig waren, dat (alle) autosleutels in het bezit zijn van beslagene, beslagene (inmiddels) ruim 8.000 km. met de auto zou hebben afgelegd en er een videobestand op de telefoon van klager wordt aangetroffen die lijkt te zien op het cadeau doen van voornoemde auto door klager aan beslagene.
De vraag of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, behoeft in het licht van het voorgaande geen verdere beantwoording meer.
De rechtbank zal daarom het klaagschrift ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank
- verklaart het bezwaarschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 5 augustus 2022 gegeven door mr. A. Hello, rechter, in tegenwoordigheid van J. van ‘t Westende, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 augustus 2022.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).