Op 22 juli 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen op een klaagschrift dat was ingediend op basis van artikel 164 lid 8 van de Wegenverkeerswet 1994. Het klaagschrift, dat op 13 juli 2022 ter griffie was ingekomen, strekte tot de teruggave van een rijbewijs dat eerder was ingevorderd. De klager, geboren in 1988, had zijn rijbewijs verloren na een verdenking van een ernstige overtreding van de Wegenverkeerswet, waarbij de verkeersveiligheid in het geding was. Tijdens de procedure zijn zowel de klager als de officier van justitie gehoord.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat, hoewel er sprake is van een ernstige overtreding, de bijzondere omstandigheden die door de klager zijn aangevoerd, niet voldoende zijn om te concluderen dat er een reëel gevaar voor herhaling bestaat. De rechtbank heeft daarom besloten het klaagschrift gegrond te verklaren en het rijbewijs terug te geven aan de klager. Deze beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier, J. van ‘t Westende, en is openbaar uitgesproken tijdens de zitting op dezelfde dag. De officier van justitie is belast met de tenuitvoerlegging van deze beschikking en zal deze aan de verdachte bekendmaken.