ECLI:NL:RBZWB:2022:8349

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 augustus 2022
Publicatiedatum
19 januari 2023
Zaaknummer
22-009118 en 22-009119
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoekschrift schadevergoeding ex artikelen 530 en 533 Sv

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 augustus 2022 uitspraak gedaan op een verzoekschrift tot schadevergoeding van een verzoeker, geboren in 1996, die in verband met een strafzaak kosten heeft gemaakt. Het verzoekschrift, ingediend op 26 april 2022, betreft een schadevergoeding ten laste van de Staat voor ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis, alsook kosten van rechtsbijstand en reiskosten. De verzoeker heeft aangevoerd dat hij op 1 februari 2022 door de politierechter is vrijgesproken van een strafbaar feit en dat hij kosten heeft moeten maken ter hoogte van € 1.447,41 voor rechtsbijstand, € 16,07 voor reiskosten en een forfaitaire vergoeding van € 680,00 voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift. De officier van justitie heeft aangegeven dat de kosten voor rechtsbijstand, reiskosten en de forfaitaire vergoeding kunnen worden toegekend, maar dat de kosten voor de onterecht ondergane voorlopige hechtenis moeten worden afgewezen, omdat er geen bevel tot inverzekeringstelling is afgegeven.

De rechtbank heeft overwogen dat verzoeker op 23 oktober 2021 is aangehouden zonder dat er een bevel tot inverzekeringstelling is afgegeven. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen grond is voor vergoeding van de gedwongen verblijf op het politiebureau, omdat de overschrijding van de negen-uurs termijn voor ophouden voor onderzoek slechts 21 minuten betrof. De rechtbank heeft het verzoek tot schadevergoeding voor de kosten van rechtsbijstand en reiskosten toegewezen, evenals de forfaitaire vergoeding voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer. Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toegewezen tot een totaalbedrag van € 2.143,48, terwijl het verzoek voor het overige is afgewezen.

De beslissing is genomen door mr. A. Hello, rechter, in aanwezigheid van J. van ‘t Westende, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02/287347-21
rk-nummers: 22-009118 en 22-009119
Beslissing op het verzoekschrift ex artikelen 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op het verzoekschrift ex artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 26 april 2022, in de zaak:
[verzoeker]geboren op [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
woonplaats kiezende ten kantore van mr. G.J.P.M. Mooren, Bredaseweg 257, 5038 NG Tilburg

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 533 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 130,00, € 130,00, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis;
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 1.447,41, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • € 16,07, voor vergoeding van reiskosten;
  • te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de aantekening van het mondelinge vonnis van de politierechter van 1 februari 2022 waarbij verzoeker is vrijgesproken;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 22 juli 2022 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie en mr. G.J.P.M. Mooren als gemachtigd advocaat van verzoeker gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoeker is aangevoerd dat hij bij uitspraak van de politierechter van 1 februari 2022 is vrijgesproken van een jegens verzoeker tenlastegelegd strafbaar feit. Er is geen hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. Verzoeker heeft kosten van rechtsbijstand moeten maken in deze zaak ter hoogte van € 1.447,41. Verzoeker vraagt de rechtbank deze kosten ten laste van Staatskas te laten komen. Daarnaast vraagt verzoeker de forfaitaire vergoeding ter zake het opstellen, indienen en behandelen van onderhavig verzoekschrift in raadkamer ter hoogte van € 680,00. Voorts heeft verzoeker één dag in verzekering gesteld gezeten. Hoewel er formeel niet een bevel tot inverzekeringstelling is afgegeven is verzoeker buiten de negen-uurs termijn voor ophouding voor onderzoek heengezonden te weten van 23 oktober 2021 te 09:50 uur tot 23 oktober 2021 te 19:11 uur. Verzoeker meent recht te hebben op een bedrag van € 130,00. Ten slotte heeft verzoeker reiskosten moeten maken om bij de inhoudelijke behandeling van zijn strafzaak aanwezig te kunnen zijn ter hoogte van € 16,07. Redenen waarom verzoeker de rechtbank vraagt zijn verzoekschrift toe te wijzen.
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de gevraagde vergoeding toegekend kan worden voor wat betreft de verzochte kosten van rechtsbijstand, de reiskosten en de forfaitaire vergoeding. De kosten voor de onterecht ondergane (voorlopige) hechtenis dient afgewezen te worden nu er geen bevel van inverzekeringstelling is afgegeven. Het ophouden voor verhoor valt niet onder de reikwijdte van artikel 533 Sv.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 533 Sv kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt
geseponeerd een vergoeding worden toegekend van de schade die hij ten gevolge van ondergane
verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
De rechtbank stelt vast dat verzoeker op 23 oktober 2021 te 09:50 uur is aangehouden en op 23 oktober 2021 te 19:11 uur is heengezonden. Er is nimmer een bevel tot inverzekeringstelling gegeven en verzoeker heeft ook nimmer in verzekering doorgebracht op het politiebureau. Nu er geen inverzekeringstelling heeft plaatsgevonden zal de rechtbank het verzoek afwijzen.
Voor een vergoeding van een gedwongen verblijf op het politiebureau voorafgaand aan inverzekeringstelling biedt de wet geen grond, ook niet wanneer het de nachtelijke uren betreft en evenmin als er een overschrijding van de negen-uurs termijn voor het ophouden van (strafrechtelijk) onderzoek heeft plaatsgevonden. Ook die uren kunnen dan ook niet voor vergoeding in aanmerking komen. Daarbij neemt de rechtbank in ogenschouw dat de (daadwerkelijk) overschreden termijn in casu 21 minuten betrof.
Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter grootte van
€ 1.447,41is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank niet onbillijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
De rechtbank is van oordeel dat de reiskosten in verband met het bijwonen van de zitting, voldoende onderbouwd zijn. De rechtbank wijst de verzochte reiskosten ter hoogte van
€ 16,07toe.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 2.143,48, bestaande uit:
- € 1.447,41 aan kosten van rechtsbijstand;
- € 16,07 aan reiskosten; en
- € 680,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer;
wijst het verzoek voor het overige af.
bepaalt dat een bedrag van
€ 2.143,48zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Westpoint advocaten, onder vermelding van “ [naam] ”
Deze beslissing is op 5 augustus 2022 gegeven door mr. A. Hello, rechter, in tegenwoordigheid van J. van ‘t Westende, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 augustus 2022.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 533 en ex 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).