ECLI:NL:RBZWB:2022:8354

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 november 2022
Publicatiedatum
19 januari 2023
Zaaknummer
9735433_E16112022
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • P. Ponds
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging concurrentiebeding in verband met overstap naar concurrent zonder essentiële bedrijfsinformatie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en VSR B.V. [eiser] had een concurrentiebeding in zijn arbeidsovereenkomst met VSR, dat hem verbood om binnen een straal van 150 kilometer na beëindiging van zijn dienstverband bij een concurrerend bedrijf te werken. [eiser] verzocht om toestemming om in dienst te treden bij P-Line, een concurrent van VSR, maar VSR weigerde deze toestemming. [eiser] stelde dat hij niet over essentiële bedrijfsinformatie beschikte die VSR zou kunnen schaden en dat zijn persoonlijke belangen bij de overstap zwaarder wogen dan de belangen van VSR. De kantonrechter oordeelde dat het concurrentiebeding onbillijk was, omdat [eiser] niet beschikte over gevoelige informatie die het bedrijfsdebiet van VSR zou kunnen aantasten. De rechter vernietigde het concurrentiebeding met onmiddellijke ingang, waardoor [eiser] in dienst kon treden bij P-Line. VSR werd veroordeeld in de proceskosten van [eiser].

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Bergen op Zoom
zaak/rolnr.: 9735433 \ CV EXPL 22-765
vonnis d.d. 16 november 2022
inzake
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
verder te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. K. Collée en mr. drs. R.P. Heeren,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VSR B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Roosendaal,
gedaagde,
verder te noemen: VSR,
gemachtigde: mr. J.A. Bloo.

1.Het verloop van het geding

1.1
De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. het tussenvonnis van 4 mei 2022 en de daarin genoemde processtukken;
b. de brief van mr. Bloo d.d. 19 september 2022 met aanvullende productie 19 van [eiser] ;
c. de brief van mr. Collée d.d. 23 september 2022 met aanvullende producties 17 tot en met 20 van VSR.
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 4 oktober 2022. Ter zitting zijn verschenen de heer [eiser] bijgestaan door mr. K. Collée en mr. drs. R.P. Heeren, alsmede namens VSR de heer [naam 1] bijgestaan door mr. J.A. Bloo. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat is besproken en wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. De gemachtigden van beide partijen hebben ter zitting spreekaantekeningen overgelegd en voorgedragen. Zoals besproken ter zitting heeft mr. Bloo nadien (op 14 oktober 2022) alsnog de volledige e-mail overgelegd die bij conclusie van antwoord slechts gedeeltelijk als productie 15 was aangehecht.
1.3
Ter zitting is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
P-Line Netherlands B.V. (hierna: P-Line) en VSR zijn beiden actief in het inpandig renoveren van leidingen in gebouwen. In Nederland is een beperkt aantal bedrijven werkzaam binnen deze markt. De werkzaamheden, het zogenoemde relinen, kunnen door middel van verschillende technieken worden uitgevoerd. Op hoofdlijnen kan daarbij onderscheid worden gemaakt tussen enerzijds de linertechniek en anderzijds de spraytechniek, waarbij het proces rondom de toepassing daarvan weer kan bestaan uit diverse verwerkingsmethoden en werkwijzen.
2.2
Op 7 april 2015 is [eiser] bij VSR in dienst getreden als [functie 1] . Sinds medio 2020 staat op zijn loonstroken als functie vermeld [functie 2] . Thans bedraagt zijn salaris € 2.800,00 bruto per maand, te vermeerderen met vakantietoeslag en overige emolumenten op basis van een 38-urige werkweek. In de op 21 februari 2017 gedateerde en door partijen ondertekende schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is opgenomen:
“(…) 17.3 Concurrentie beding
Het is werknemer verboden, zonder uitdrukkelijke voorafgaande schriftelijke toestemming van werkgever, om gedurende het dienstverband alsmede binnen één jaar na beëindiging van de arbeidsovereenkomst binnen een straal van 150 kilometer werkzaam te zijn bij een bedrijf gelijk, gelijksoortig of aanverwant aan dit van werkgever, hetzij tegen vergoeding, hetzij om niet, of enig nadeel van welke aard dan ook.
Een verzoek van werknemer om voorafgaande toestemming als bedoeld in artikel 15.3 dient schriftelijk, per aangetekende post te geschieden bij de directie van werkgever met opgave van degene bij wie werknemer in dienst wenst te treden, respectievelijk voor wie werknemer werkzaamheden wil gaan verrichten en de functie en de werkzaamheden die hij wil gaan vervullen c.q. verrichten, respectievelijk de werkzaamheden die hij zelfstandig wenst te gaan verrichten.
Indien werkgever niet binnen 30 dagen na ontvangst van het verzoek reageert dan geldt zulks als instemming met het verzoek.
On verminderd het recht van werkgever op nakoming en schadevergoeding, verbeurt werknemer bij overtreding van de artikel 15.3 omschreven verboden een direct opvorderbare boete van 1% van het laatst geldende bruto jaarsalaris, per dag dat de overtreding voortduurt. Deze boete wordt gestort in een door VSR bv Leidingrenovatie beheerd personeelsfonds.”(…)
2.3
Sinds 19 oktober 2021 heeft [eiser] aan VSR kenbaar gemaakt dat hij als [functie 3] bij P-Line wil gaan werken en heeft hij verzocht om daarvoor in het licht van het onder 2.2 geciteerde concurrentiebeding (hierna: het concurrentiebeding) toestemming te verlenen. VSR heeft steeds aangegeven dat zij die toestemming weigert en [eiser] bij de overstap naar P-Line aan zijn concurrentiebeding zal houden.
2.4
Op 28 oktober 2021 heeft [eiser] zich bij VSR arbeidsongeschikt gemeld met als reden symptomen van overspannenheid.
2.5
Bij e-mail van 3 november 2021 heeft (de gemachtigde van) [eiser] VSR wederom verzocht om toestemming voor indiensttreding bij P-Line, waarop (de gemachtigde van) VSR heeft geantwoord dat aan dit verzoek geen gehoor zal worden gegeven.
2.6
Bij dagvaarding van 22 november 2021 heeft [eiser] een kort gedingprocedure aanhangig gemaakt, strekkende tot – kort gezegd – schorsing van het concurrentiebeding dan wel toekenning van een vergoeding ex artikel 7:653 lid 5 BW. Bij vonnis van 4 januari 2022 heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van [eiser] afgewezen. Bij arrest van 30 augustus 2022 heeft het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch het vonnis bekrachtigd.
2.7
[eiser] is thans nog in dienst bij VSR, maar is nog altijd (volledig) arbeidsongeschikt.

3.Het geschil

3.1
[eiser] vordert – samengevat – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
A. het concurrentiebeding met onmiddellijke ingang te vernietigen, in die zin dat [eiser] door het concurrentiebeding niet zal worden belemmerd om in dienst te treden van P-Line in de functie van [functie 3] ;
Subsidiair
het concurrentiebeding gedeeltelijk te vernietigen, in die zin dat het [eiser] is toegestaan om in dienst te treden bij P-Line onder de voorwaarde dat hij daar voor de duur van concurrentiebeding uitsluitend spraywerkzaamheden zal verrichten én dat de duur van het concurrentiebeding wordt beperkt tot zes maanden en volledig wordt vernietigd met ingang van 28 april 2022;
Meer subsidiair:
VSR te veroordelen tot het betalen van een vergoeding ex artikel 7:653 lid 5 BW ter hoogte van € 500,00 bruto per maand, met ingang van de dag van dagvaarding tot het moment waarop VSR alsnog bevestigt dat zij afstand doet van het concurrentiebeding;
Zowel primair, subsidiair als meer subsidiair
VSR te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2
[eiser] legt – samengevat – het volgende aan zijn vordering ten grondslag. VSR wordt door zijn overstap naar P-Line niet in haar bedrijfsdebiet geschaad, omdat [eiser] niet over bedrijfsgevoelige informatie van VSR beschikt. Daartegenover heeft [eiser] wel een gewichtig persoonlijk belang bij een overstap naar P-Line. In tegenstelling tot alle loze beloftes bij VSR, heeft [eiser] bij P-Line concreet uitzicht op de door hem geambieerde positieverbetering naar een leidinggevende functie, met een salarisverhoging van € 500,00 bruto per maand en doorgroeimogelijkheden om zichzelf verder te kunnen ontwikkelen. Daarnaast is het voor hem niet mogelijk om binnen afzienbare tijd een vergelijke functie met acceptabele arbeidsvoorwaarden te vinden. Een baan buiten de rioolrenovatiebranche betekent voor hem ofwel een financiële achteruitgang die hij zich niet kan permitteren ofwel een fysiek zwaarder beroep zoals loodgieter dat hij vanwege zijn gezondheid niet meer kan uitvoeren.
3.3
VSR voert verweer en voert daartoe het volgende aan. VSR vreest bij een overstap van [eiser] naar P-Line in haar bedrijfsdebiet te worden aangetast. Vanwege haar creatieve en oplossingsgerichte werkwijze is VSR in staat om moeilijkere projecten met hogere omzetten aan te nemen, wat ook is terug te zien in de omzetcijfers van VSR en P-Line. Als [eiser] de ‘VSR-doos’ opent, kan P-Line ineens beschikken over typische VSR kennis en expertise die in de loop der jaren is ontwikkeld en verfijnd en daarmee een ongerechtvaardigde concurrentieslag maken. Dit geldt te meer nu [eiser] in een leidinggevende functie zal worden aangenomen en een eigen team gaat aansturen. De persoonlijke belangen van [eiser] dienen daarbij niet op te wegen tegen het belang van VSR bij het onverkort handhaven van het concurrentiebeding. De salarisverhoging bij P-Line is verwaarloosbaar en ook bij VSR zijn er doorgroeimogelijkheden. Er was binnen VSR zelfs al een traject gestart naar een leidinggevende functie, maar dit moest op een laag pitje worden gezet vanwege persoonlijke omstandigheden van [eiser] . Het staat [eiser] uiteraard vrij om de arbeidsovereenkomst bij VSR op te zeggen en een nieuwe baan te zoeken buiten de rioolrenovatiebranche. Dit is ook goed mogelijk omdat op de huidige overspannen arbeidsmarkt genoeg vacatures open staan met vergelijkbare arbeidsvoorwaarden.
3.4
De standpunten van partijen komen hierna – voor zover relevant – nader aan de orde.

4.De beoordeling

4.1
Tussen partijen is niet in geschil dat VSR en P-Line direct concurrerende ondernemingen zijn binnen de rioolrenovatiebranche en dat [eiser] met zijn indiensttreding bij P-Line op zichzelf in strijd handelt met het concurrentiebeding. De vraag die partijen verdeeld houdt is of [eiser] gehouden kan worden aan het concurrentiebeding en in het bijzonder of het concurrentiebeding aan indiensttreding bij P-Line in de weg staat.
4.2
Op grond van artikel 7:653 lid 3 onder b BW kan de rechter een concurrentiebeding geheel of gedeeltelijk vernietigen op de grond dat, in verhouding tot het te beschermen belang van de werkgever, de werknemer door dat beding onbillijk wordt benadeeld. In dit kader overweegt de kantonrechter het volgende.
Bedrijfsdebiet VSR
4.3
Een concurrentiebeding is bedoeld om het bedrijfsdebiet van de werkgever – de opgebouwde knowhow en goodwill – te beschermen. Het beding is niet bedoeld om werknemers te binden. Het enkele feit dat een werknemer in de uitoefening van zijn functie kennis en ervaring heeft opgedaan, betekent nog niet dat de werkgever bij het vertrek van die werknemer, en ook niet bij het vertrek van die werknemer naar een concurrent, in zijn bedrijfsdebiet is aangetast. Dat een werknemer bij zijn vertrek kennis en ervaring die is opgedaan bij zijn werkgever ‘meeneemt’ is inherent aan zijn vertrek. Dat de nieuwe werkgever profijt heeft van de kennis en ervaring van de werknemer is inherent aan het in dienst nemen van een werknemer met kennis en ervaring. Het concurrentiebeding biedt geen bescherming tegen het vertrek van een ervaren werknemer en tegen de indiensttreding van die werknemer bij een concurrent van de oude werkgever, maar alleen tegen de aantasting van het bedrijfsdebiet door zo’n overstap. Van zo’n aantasting zal bijvoorbeeld sprake zijn wanneer de betrokken werknemer door zijn functie op de hoogte is van essentiële relevante (commerciële en technische) informatie of van unieke werkprocessen en strategieën en hij deze kennis ten behoeve van zijn nieuwe werkgever kan gebruiken, waardoor de nieuwe werkgever in de concurrentieslag met de oude werkgever in het voordeel is, of bijvoorbeeld doordat de werknemer zo intensief samenwerkt met bepaalde klanten van de oude werkgever dat deze klanten overstappen naar diens nieuwe werkgever. Zie hiervoor ook het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwaren van 24 juli 2018 (ECLI:NL:GHARL:2018:6776, r.o. 5.6) en het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 24 september 2019 (ECLI:NL:GHARL:2019:7739, r.o. 5.7).
4.4
Niet in geschil is dat [eiser] niet beschikt over concurrentiegevoelige commerciële informatie en/of (klant)contacten. Wat partijen verdeeld houdt is de vraag of en in hoeverre [eiser] beschikt over essentiële informatie van unieke werkprocessen en strategieën van VSR waarmee P-Line met indienstneming van [eiser] een concurrentievoordeel zou kunnen verkrijgen dat uitstijgt boven de normale marktconcurrentie. Naar het oordeel van de kantonrechter is dat niet het geval, althans niet in die mate dat VSR daardoor in haar bedrijfsdebiet wordt aangetast. Daarbij is het navolgende in aanmerking genomen.
4.5
Uit hetgeen partijen over en weer hebben gesteld, en uit de door beide partijen overgelegde verklaringen (onder andere van andere concurrerende partijen), kan worden afgeleid dat relinen weliswaar complex en specialistisch werk is, maar dat de theoretische kennis rondom de verschillende technieken van het relinen binnen deze markt als algemeen bekend en toegankelijk kan worden verondersteld. Bij de toepassing van die technieken moeten vervolgens in de praktijk – op de werkvloer – keuzes worden gemaakt en zodoende heeft iedere aanbieder in de loop van de jaren eigen finesses ontwikkeld. Daarbij gaat het in de kern genomen om (vak)kennis en ervaring die wordt opgedaan tijdens c.q. door het uitvoeren van de werkzaamheden. De heer [naam 2] van TUBES Leidingrenovatie verklaart hierover: “
Bij alle systemen van verschillende leveranciers komt het eigenlijk op het zelfde neer. Je leert de basis voor het gebruik van een machine in ideale omstandigheden, maar leert niet de kneepjes van het vak. Deze leer je door veel te doen in de praktijk. […] Dus goed personeel is van essentieel belang. […] De vakkennis leer je door kennis op te doen bij een gespecialiseerd bedrijf.” (productie 13 van VSR). Ter zitting heeft VSR ook zelf verklaard dat er weliswaar in overleg met de projectleider een werkplan wordt bedacht, maar dat het in de praktijk anders kan gaan dan in de theorie en dat er zodoende nieuwe processen en technieken worden ontwikkeld. Doordat die kennis intern wordt gedeeld en ‘on the job’ wordt overgedragen op bestaand en nieuw personeel – zoals bijvoorbeeld ook wordt verklaard door de heer [naam 3] van Van der Velden rioleringsbeheer (productie 11 van VSR) en de heer [naam 4] van IROTS BV (productie 14 van VSR) – ontstaan er weliswaar bedrijfseigen werkwijzen, maar dat op zichzelf rechtvaardigt niet de conclusie dat sprake is van zodanig unieke werkprocessen en strategieën dat het bedrijfsdebiet van de oude werkgever wordt aangetast indien een monteur de overstapt maakt naar een concurrent.
4.6
Dat het niet zozeer gaat om concurrentiegevoelige kennis van (unieke) werkprocessen en strategieën, waarvan voorkomen moet worden dat die bekend wordt bij de concurrent, wordt bovendien bevestigd door het feit dat de heer [naam 5] in 2019 – in weerwil van zijn concurrentiebeding – wel de overstap van VSR naar P-Line heeft mogen maken. Ter toelichting daarop heeft VSR ter zitting verklaard dat [naam 5] een andere achtergrond had dan [eiser] en dat [eiser] over ‘gouden handjes’ beschikt. Daaruit volgt dat het kennelijk voor VSR niet doorslaggevend is dat een vertrekkend medewerker kennis heeft van de binnen VSR ontwikkelde werkprocessen en technieken, maar dat zij met name vreest een vakman te verliezen aan haar concurrent. Dat P-Line voordeel zal kunnen hebben van de door [eiser] bij VSR opgedane kennis en ervaring is inherent aan de overstap van een werknemer van de ene werkgever naar de andere en levert, hoe vervelend ook voor VSR, geen door het concurrentiebeding te beschermen belang van VSR op.
Persoonlijke belangen [eiser]
4.7
Daartegenover heeft [eiser] gemotiveerd toegelicht dat hij een zwaarwegend persoonlijk belang heeft bij de overstap naar P-Line. Het is evident dat [eiser] , zoals elke werknemer, belang heeft om vrij te zijn in de keuze van een opvolgend dienstverband. Vast staat dat voor [eiser] bij P-Line een concrete positieverbetering in het verschiet ligt, met doorgroeimogelijkheden en een salarisverhoging. Daarbij weegt de kantonrechter mee dat [eiser] inmiddels ruim een jaar geen werkzaamheden meer heeft uitgevoerd bij VSR vanwege arbeidsongeschiktheid, dat [eiser] de sfeer bij VSR als ‘onhoudbaar en ziekmakend’ ervaart en voldoende heeft toegelicht dat het voor hem – mede gelet op al eerder ontstane (fysieke) gezondheidsklachten – lastig zal zijn om binnen afzienbare tijd een in arbeidsvoorwaarden gelijkwaardige functie te vinden.
Conclusie
4.8
De belangen van partijen tegen elkaar afwegend, oordeelt de kantonrechter dat het belang van [eiser] om van de werking van het concurrentiebeding ontheven te worden groter is dan het belang van VSR bij handhaving daarvan. De kantonrechter zal dan ook de primaire vordering van [eiser] toewijzen.
Proceskosten
4.9
VSR zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op in totaal € 715,18, bestaande uit:
  • € 131,18 aan explootkosten,
  • € 86,00 aan griffierecht,
  • € 498,00 (2 punten x € 249,00) aan salaris gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter:
vernietigt het concurrentiebeding met onmiddellijke ingang, in die zin dat [eiser] door het concurrentiebeding niet zal worden belemmerd om in dienst te treden van P-Line in de functie van [functie 3] ;
veroordeelt VSR in de kosten van dit geding, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 715,18;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Ponds, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 16 november 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.