ECLI:NL:RBZWB:2022:8475

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 november 2022
Publicatiedatum
14 februari 2023
Zaaknummer
9844599_E30112022
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. van der Lende-Mulder Smit
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg en toepassing van het relatiebeding in een arbeidsovereenkomst met betrekking tot concurrentie en loonvordering

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 november 2022, stond de uitleg van een relatiebeding in een arbeidsovereenkomst centraal. De eiseres, een besloten vennootschap, vorderde een contractuele boete van de gedaagde, die in dienst was getreden bij een concurrerende onderneming, en stelde dat de gedaagde het relatiebeding had overtreden. De kantonrechter oordeelde dat het relatiebeding niet bedoeld was om de gedaagde te verbieden in dienst te treden bij een concurrerende onderneming, maar enkel om zakelijke contacten met relaties van de werkgever te verbieden. De rechter concludeerde dat de gedaagde het relatiebeding niet had overtreden door zijn indiensttreding bij de concurrerende onderneming, en wees de vordering van de eiseres af.

In reconventie vorderde de gedaagde betaling van zijn loon over oktober 2021, dat door de eiseres niet was voldaan. De kantonrechter oordeelde dat de eiseres het loon niet had betaald en dat de gedaagde recht had op zijn loon, vakantietoeslag en vakantiedagen, vermeerderd met een wettelijke verhoging. De rechter matigde de verhoging tot 25% en kende de wettelijke rente toe vanaf de dag van dagvaarding. De eiseres werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke formuleringen in arbeidsovereenkomsten en de noodzaak om de strekking van relatiebedingen goed te begrijpen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Cluster I Civiele kantonzaken
Middelburg
zaak/rolnr.: 9844599 CV EXPL 22-1172
vonnis d.d. 30 november 2022
inzake
de besloten vennootschap [eiseres in conventie] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
hierna te noemen: [eiseres in conventie] ,
gemachtigde: mr. B.J. van de Wijnckel,
tegen
[gedaagde in conventie],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde in conventie] ,
gemachtigde: mr. J.A. Noordam.

1.Het verloop van het geding

1.1
De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. het vonnis van 27 juli 2022 met de daarin genoemde stukken;
b. de conclusie van antwoord in reconventie;
c. de aanvullende producties van [eiseres in conventie] .
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 1 november 2022. Mr. B.J. van de Wijnckel heeft ter zitting zijn pleitaantekeningen overgelegd en voorgedragen. Van het verdere verhandelde ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De mondelinge behandeling is gesloten en er is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
[eiseres in conventie] houdt zich bezig met goederenvervoer over de weg en het begeleiden van (exceptionele) transporten.
2.2
[gedaagde in conventie] is op [datum indiensttreding 1] voor bepaalde tijd in dienst getreden bij [eiseres in conventie] . Vanaf [datum] is [gedaagde in conventie] voor onbepaalde tijd bij [eiseres in conventie] werkzaam. [gedaagde in conventie] was laatstelijk voor 40 uur week tegen een bruto maandsalaris van € 2.365,38 exclusief emolumenten in dienst. Hij was werkzaam als transportbegeleider en verkeersregelaar.
2.3
De arbeidsovereenkomst luidt – voor zover hier van belang – als volgt:
ARTIKEL 4
4.1
Het is de werknemer verboden om zonder schriftelijke toestemming van werkgever gedurende een periode van 60 maanden na afloop van de arbeidsovereenkomst op enigerlei wijze zakelijke contacten aan te gaan of te onderhouden met relaties van de werkgever.
4.2
Relaties van de werkgever zijn alle natuurlijke en rechtspersonen waarmee de werkgever gedurende een periode van 60 maanden voorafgaande aan de beëindiging van de arbeidsovereenkomst zakelijke contacten heeft onderhouden, daaronder begrepen (rechts)personen waarmee de werkgever in onderhandeling is (geweest) om diensten en/of producten aan te leveren.
4.3
In geval de werknemer in strijd handelt met het onder 3.1 3.2 3.3 en 4.1, genoemde verboden, verbeurt de werknemer ten behoeve van de opdrachtgever een direct – zonder verdere sommatie of ingebrekestelling – opeisbare boete van € 5.000,00 euro per overtreding alsmede € 500,00 euro per dag dat hij in overtreding is, onverminderd het recht van de werkgever om volledige schadevergoeding van de werknemer te vorderen.”
2.4
In september 2021 heeft [gedaagde in conventie] de arbeidsovereenkomst opgezegd per [datum uitdiensttreding] . [gedaagde in conventie] is per [datum indiensttreding 2] in dienst getreden bij [bedrijf 1] , gevestigd te België als transportbegeleider. [bedrijf 1] houdt zich bezig met goederenvervoer over de weg en is in 2018 opgericht door de heer [naam] .
2.5
Bij e-mail van 24 oktober 2021 heeft [eiseres in conventie] aan [gedaagde in conventie] onder andere bericht dat zij [gedaagde in conventie] zal houden aan het overeengekomen concurrentiebeding als [gedaagde in conventie] in dezelfde sector blijft werken.
2.6
Bij brief van 4 februari 2022 is [gedaagde in conventie] namens [eiseres in conventie] aangeschreven wegens overtreding van het relatiebeding zoals verwoord in artikel 4 van de arbeidsovereenkomst door in dienst te treden bij [bedrijf 2] , althans de heer [naam] . [eiseres in conventie] maakt aanspraak op de contractuele boete en vordert bij wege van voorschot een bedrag van € 10.000,- te betalen.
2.7
[eiseres in conventie] heeft het loon over de maand oktober 2021 en de eindafrekening, ondanks verzoek van [gedaagde in conventie] , niet betaald.

3.Het geschil

In conventie:
3.1
[eiseres in conventie] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde in conventie] te veroordelen tot betaling van € 12.500,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 april 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde in conventie] in de proceskosten te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2
Aan haar vordering heeft [eiseres in conventie] – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende ten grondslag gelegd. Door bij [bedrijf 1] , althans de heer [naam] , in loondienst te treden heeft [gedaagde in conventie] het relatiebeding als verwoord in artikel 4 van de arbeidsovereenkomst overtreden. [gedaagde in conventie] overtreedt het relatiebeding nog steeds, zodat [eiseres in conventie] aanspraak maakt op de contractuele boete op grond van artikel 4 van de arbeidsovereenkomst. [eiseres in conventie] voert aan dat de heer [naam] , (mede)oprichter en zaakvoerder van de ondernemingen [bedrijf 2] en [bedrijf 1] , een relatie is zoals bedoeld in het relatiebeding. Daarnaast was [bedrijf 2] een vaste en belangrijke klant van [eiseres in conventie] waarvoor zij met grote regelmaat transportbegeleiding verzorgde. Die begeleiding werd vaak door [gedaagde in conventie] als werknemer van [eiseres in conventie] uitgevoerd. Sinds [gedaagde in conventie] bij [bedrijf 1] is gaan werken kan [gedaagde in conventie] de begeleiding van (een deel van) het door [bedrijf 2] uit te voeren uitzonderlijk vervoer voor zijn rekening nemen. [eiseres in conventie] heeft sinds de overstap van [gedaagde in conventie] nauwelijks nog opdrachten voor [bedrijf 2] uitgevoerd en lijdt aldus forse omzetderving. [eiseres in conventie] beperkt haar vordering in deze procedure tot een bedrag van € 12.500,- en behoudt zich uitdrukkelijk het recht voor om het restant van de verschuldigde boete te vorderen.
3.3
[gedaagde in conventie] voert verweert en concludeert tot afwijzing van de vordering in conventie, met veroordeling van [eiseres in conventie] in de proceskosten.
3.4
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
In reconventie:
3.5
[eiser in reconventie] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [verweerster in reconventie] te veroordelen tot betaling van het loon over oktober 2021 ad € 2.365,38 bruto, de vakantietoeslag ad € 209,34 bruto en de vakantiedagen ad € 251,68 bruto, alsmede de wettelijke verhoging van 50% en de wettelijke rente hierover, met veroordeling van [verweerster in reconventie] in de proceskosten.
3.6
[eiser in reconventie] legt aan zijn vordering -samengevat- ten grondslag dat [verweerster in reconventie] ten onrechte zijn loon over de maand oktober 2021 met emolumenten niet heeft voldaan.
3.7
[verweerster in reconventie] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering in reconventie, met veroordeling van [eiser in reconventie] in de proceskosten te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.8
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

In conventie:
4.1
Tussen partijen is niet in geschil dat het bedrijf [bedrijf 1] waar [gedaagde in conventie] in dienst is getreden, gelieerd is aan een relatie van [eiseres in conventie] . Het geschil richt zich op de uitleg van het relatiebeding zoals verwoord in artikel 4 van de arbeidsovereenkomst (r.o. 2.3). De kantonrechter stelt voorop dat de vraag hoe de desbetreffende bepaling moet worden uitgelegd, niet kan worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepaling van de overeenkomst. Voor de beantwoording van die vraag komt het ook aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepaling mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij spelen alle omstandigheden van het geval een rol.
4.2
De kantonrechter overweegt dat een relatiebeding in het maatschappelijk verkeer een andere strekking heeft dan een concurrentiebeding in klassieke zin. Zo verbiedt het concurrentiebeding de werknemer om in dienst te treden bij een andere werkgever of als zelfstandige met de (ex)werkgever te concurreren. Het relatiebeding is een variant van het concurrentiebeding en het verbiedt de werknemer in het algemeen om met relaties of ex-relaties van de werkgever zaken te doen, zie Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch 18 februari 2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:587.
4.3
Op grond van de letterlijke tekst van artikel 4 van de arbeidsovereenkomst strekt het relatiebeding tot een verbod om zakelijk contact aan te gaan of te onderhouden met relaties van [eiseres in conventie] en niet tot een verbod om in dienst te treden bij een concurrerende onderneming. De stelling van [eiseres in conventie] dat het aangaan van een arbeidsovereenkomst valt onder het aangaan van een zakelijk contact in de zin van het relatiebeding, slaagt niet gelet op de algemeen bekend veronderstelde achtergrond van het relatiebeding en het verschil in strekking ten opzichte van het concurrentiebeding. Dat bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst door [eiseres in conventie] aan [gedaagde in conventie] is uitgelegd dat het relatiebeding bedoelt te voorkomen dat [gedaagde in conventie] bij een concurrerende onderneming gaat werken, is door [gedaagde in conventie] betwist. Nu [eiseres in conventie] ter zitting heeft aangegeven hiervan geen bewijs te kunnen leveren en daarom ook niet aanbiedt, is de door [eiseres in conventie] gestelde partijbedoeling niet komen vast te staan. [eiseres in conventie] heeft verder geen feiten of omstandigheden gesteld die tot een andere uitleg van het beding zouden kunnen leiden dan hiervoor is overwogen. De vordering van [eiseres in conventie] wordt afgewezen nu het relatiebeding zoals opgenomen in artikel 4 van de arbeidsovereenkomst door [gedaagde in conventie] niet is overtreden door zijn indiensttreding bij [bedrijf 1] .
4.4
[eiseres in conventie] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde in conventie] tot op heden begroot op € 746,- aan salaris gemachtigde (2 punten à € 373,-).
In reconventie:
4.5
Door [verweerster in reconventie] is niet betwist dat zij het loon over de maand oktober 2021 met emolumenten niet heeft voldaan. Zij doet echter een beroep op verrekening met hetgeen [eiser in reconventie] uit hoofde van de contractuele boete wegens overtreding van het relatiebeding is verschuldigd. De kantonrechter heeft hiervoor onder r.o. 4.3 overwogen dat [eiser in reconventie] het relatiebeding niet heeft overtreden, zodat hij de contractuele boete niet is verschuldigd. Dit betekent dat het beroep op verrekening niet slaagt. De door [eiser in reconventie] gevorderde bedragen worden dan ook toegewezen.
4.6
Het komt de kantonrechter in dit geval billijk voor om de gevorderde wettelijke verhoging te matigen tot 25%. De kantonrechter weegt hierin mee dat het motief van [verweerster in reconventie] om het salaris met emolumenten niet te voldoen, gelegen is in een andere uitleg van het relatiebeding waarover partijen gelet op de omstandigheden van het geval niet geheel onbegrijpelijk van mening verschillen.
4.7
Het verweer van [verweerster in reconventie] dat [eiser in reconventie] niet duidelijk heeft gemaakt over welk(e) bedrag(en) hij wettelijke rente vordert, wordt gepasseerd. Uit de vordering van [eiser in reconventie] blijkt dat hij de wettelijke rente vordert over al de door hem gevorderde bedragen en de wettelijke verhoging. Dit wordt dan ook toegewezen vanaf de dag van dagvaarding (20 april 2022). Dat [eiser in reconventie] niet heeft gesteld vanaf welke datum de wettelijke rente verschuldigd zou zijn staat toewijzing van de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding niet in de weg. Het betoog van [verweerster in reconventie] dat er geen wettelijke rente over de wettelijke verhoging kan worden toegewezen, geeft blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Gelet op de strekking van artikel 7:625 BW en het andere karakter van artikel 6:119 BW, is er geen reden aan te nemen dat artikel 7:625 BW aan een toekenning van wettelijke rente in de weg staat, zie HR 5 januari 1979, NJ 1979, 207. Cumulatie van beide vorderingen is dus mogelijk.
4.8
[verweerster in reconventie] zal als de in het ongelijke gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van [eiser in reconventie] tot op heden begroot op € 436,- aan salaris gemachtigde (2 punten à € 218,-).

5.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie:
wijst de vordering van [eiseres in conventie] af;
veroordeelt [eiseres in conventie] in de kosten van dit geding, aan de zijde van [gedaagde in conventie] tot op heden begroot op € 746,-;
in reconventie:
veroordeelt [verweerster in reconventie] om aan [eiser in reconventie] te betalen een bedrag van € 2.365,38 bruto aan loon over oktober 2021, alsmede € 209,34 bruto aan vakantietoeslag en € 251,68 bruto aan vakantiedagen, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW van 25% vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 april 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [verweerster in reconventie] in de kosten van dit geding, aan de zijde van [eiser in reconventie] tot op heden begroot op € 436,-;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van der Lende-Mulder Smit, en in het openbaar uitgesproken op 30 november 2022.