ECLI:NL:RBZWB:2022:849

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 februari 2022
Publicatiedatum
22 februari 2022
Zaaknummer
02-164639-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging, overtreding contactverbod en vernieling

Op 22 februari 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn moeder meermalen heeft bedreigd, zich niet heeft gehouden aan een contactverbod en een mediazuil heeft vernield. De verdachte, geboren in 1995, heeft de feiten gepleegd onder invloed van alcohol. De rechtbank heeft vastgesteld dat het alcoholgebruik van de verdachte vaker heeft geleid tot strafbare feiten, wat heeft bijgedragen aan de beslissing om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De zaak is inhoudelijk behandeld op 8 februari 2022, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De tenlastelegging omvatte bedreiging met een misdrijf tegen het leven, overtreding van een gedragsaanwijzing en vernieling van een mediazuil. De rechtbank heeft de tenlastelegging als wettig en overtuigend bewezen verklaard, mede op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en de aangiftes van de moeder en de politie. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 57, 63, 184a, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-164639-21
vonnis van de meervoudige kamer van 22 februari 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1995 te [geboorteplaats]
ingeschreven op het adres [adres]
verblijvende te [verblijfplaats]
raadsvrouw mr. L.H.M. van Rosendaal, advocaat te Eindhoven

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 8 februari 2022, waarbij de officier van justitie, mr. I.J.M. van der Hamsvoord, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zijn moeder meerdere keren heeft bedreigd met een misdrijf tegen het leven gericht door te zeggen dat hij haar dood zou maken. Voorts heeft hij zich meerdere keren niet gehouden aan een aan hem opgelegd contactverbod met zijn moeder en heeft hij tijdens zijn insluiting in het cellencomplex bij de politie een mediazuil vernield.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij op de aangiftes van de moeder van verdachte, de aangifte gedaan namens de politie en de bekennende verklaring van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich met betrekking tot de bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Alleen met betrekking tot de onder 2 tenlastegelegde periode heeft de verdediging aangevoerd dat die periode in een bewezenverklaring qua duur beperkt moet worden tot de periode van 1 tot en met 5 juni 2021. Aangeefster heeft immers verklaard dat zij het nummer waarmee op 8 juni werd gebeld eerder had geblokkeerd. Bovendien heeft zij haar telefoon niet opgenomen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Aangezien verdachte ten aanzien van de tenlastegelegde feiten een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 8 februari 2022;
- de gedragsaanwijzing van de officier van justitie van 12 april 2021;
- de processen verbaal van aangifte van [naam 1] van 8 juni 2021 en van 22 juni 2021 (pagina’s 19 en 28 van het eind proces-verbaal);
- het proces-verbaal van aangifte door [naam 2] , namens de [naam 3] (pagina 43 van het eind-proces-verbaal).
Met betrekking tot de onder 2 tenlastegelegde periode overweegt de rechtbank nog in het bijzonder dat de moeder van verdachte in haar aangifte heeft verklaard dat zij vanaf 1 juni 2021 door verdachte werd gebeld en dat zij vanaf 5 juni 2021 “onherkenbaar” werd gebeld. Ook heeft zij toen een WhatsApp ontvangen van telefoonnummer [telefoonnummer] . Zij werd hierna door ditzelfde nummer gebeld tot de dag van haar aangifte op 8 juni 2021. Ook kreeg zij van dat nummer een sms waarin werd gesproken over “papa”, zag zij toen ze door dat nummer werd gebeld de naam “ [verdachte] ” als afzender en zag zij later ook een foto waarop zij het dochtertje van verdachte herkende. De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat vast is komen te staan dat verdachte ook in de periode vanaf 5 juni 2021 tot en met 8 juni 2021 contact heeft opgenomen met zijn moeder, terwijl hij zich daarvan op grond van de gedragsaanwijzing had moeten onthouden. Het feit dat zijn moeder steeds de telefoon niet heeft opgenomen en dat zij het onherkenbare nummer van verdachte had geblokkeerd doet daar niet aan af.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 1 juni 2021 te Oudenbosch,
gemeente Halderberge,
telkens [naam 1] (zijn moeder) heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht,
door die [naam 1] dreigend de woorden toe te voegen:
- "....want je gaat echt, je gaat pijn krijgen hè" en "....ik zweer het dat je hartstikke
dood gaat, want er gaan doden vallen" en
- "...ik ruim jou op, " en
- "Ik ben gemaakt om te moorden mama. Ik ben gemaakt om te moorden......en ik
betaal d'r voor maar dat kom ik persoonlijk doen omdat het teveel emotionele
waarde heb jij kankerhoer, jij gaat dood" en
- "Ik heb 250 euro betaald voor jouw auto, die gaat de lucht in, je mag het opnemen,
ik wel daar best voor vast zitten" en
- "Dat betekent dat ik jou dood wil maken"
2
in de periode van 1 tot en met 8 juni 2021 te Oudenbosch,
gemeente Halderberge,
opzettelijk
heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh,
eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de
gedragsaanwijzing d.d. 12 april 2021 gegeven door de officier van justitie te Breda
(arrondissement Zeeland-West-Brabant) kort weergegeven inhoudende dat hij,
verdachte, zich dient te onthouden van contact met [naam 1] ,
door in voornoemde periode meermalen die [naam 1] te bellen
en telefonisch contact te zoeken en op te nemen met die [naam 1] ;
3
op 23 juni 2021 te Breda
opzettelijk en wederrechtelijk een beeldscherm van een mediazuil die aan [naam 3] toebehoorde heeft vernield.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft namens verdachte aangevoerd dat hij momenteel zijn best doet om zijn leven een geheel andere wending te geven en dat hij zelf het initiatief heeft genomen om tot een coachingsplan te komen. In dat kader zijn ook doelen geformuleerd waaraan verdachte wil werken en ook heeft hij contact opgenomen met zijn bewindvoerder om aan zijn schulden te gaan werken. Op grond daarvan heeft de raadsvrouw verzocht om aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die hij in voorlopige hechtenis in deze zaak heeft doorgebracht. Daarnaast zou een forse voorwaardelijke straf een flinke stok achter de deur zijn voor verdachte. Omdat een detentie van verdachte op dit moment niet wenselijk is, heeft de raadsvrouw gevraagd om aan verdachte eventueel nog een werkstraf op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich opnieuw schuldig gemaakt aan het bedreigen van zijn moeder. Daarnaast heeft hij meerdere keren een aan hem opgelegd contactverbod overtreden, door steeds zijn moeder te blijven bellen. Als derde feit heeft verdachte na zijn insluiting in het cellencomplex van de politie een beeldscherm vernield. Op grond van het strafblad van verdachte meent de rechtbank dat zich een vast patroon lijkt af te tekenen in het gedrag van verdachte. Volgens de reclassering is bij verdachte sprake van problematisch alcoholgebruik en lijkt het er op dat verdachte, zodra hij te veel gedronken heeft, gewelddadig wordt en dat met name zijn moeder het dan moet ontgelden. Verdachte heeft ter zitting te kennen gegeven dat hij zijn leven een andere wending wil geven, maar de rechtbank heeft uit het over verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies kunnen concluderen dat verdachte al vaker dergelijke beloftes heeft gedaan en dat hij die beloftes steeds niet is nagekomen. De reclassering heeft gerapporteerd dat ten behoeve van verdachte meerdere hulpverleningstrajecten zijn uitgezet die erop gericht waren om de kans op recidive te verminderen, maar dat geen enkel traject heeft geleid tot het gewenste resultaat. Voorts rapporteert de reclassering dat de kans op recidive, het risico op letselschade en de kans op onttrekking aan voorwaarden als hoog wordt ingeschat en de reclassering was dan ook van mening dat het opleggen aan verdachte van de ISD-maatregel aan de orde zou zijn.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat veroordeelde op dit moment nog niet voldoet aan de voorwaarden die gekoppeld zijn aan het opleggen van die maatregel, maar dat dat bij een volgend vergrijp zo maar wel het geval kan zijn.
Gelet op de ernst van de feiten en het gegeven dat verdachte eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld, is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is. Voor het opleggen aan verdachte van een voorwaardelijke straf of een werkstraf, zoals de raadsvrouw ter zitting heeft verzocht, is naar het oordeel van de rechtbank geen ruimte meer. In dat kader constateert de rechtbank dat de voorlopige hechtenis van verdachte voor de onderhavige zaak meerdere keren is geschorst en dat verdachte zich telkens niet aan de aan hem opgelegde schorsingsvoorwaarden heeft gehouden. Daarnaast blijkt ook uit het strafblad van verdachte dat het opleggen aan verdachte van voorwaardelijke straffen en werkstraffen hem er telkens niet van hebben weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen. Mocht verdachte zijn voornemen zijn leven een andere wending te geven dit keer wel gestand kunnen doen, dan is in ondersteuning van de reclassering al voorzien via het al lopende reclasseringstoezicht, opgelegd door de politierechter in augustus 2021.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden noodzakelijk is. De rechtbank ziet geen ruimte meer voor een andere of lichtere sanctie.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 57, 63 184a, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid

- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
feit 2.:Opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering, meermalen gepleegd;
feit 3:Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van twee maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.L. Hoekstra, voorzitter, mr. A. Hello en mr. M.H.M. Collombon, rechters, in tegenwoordigheid van F.J.M. Nouws, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 22 februari 2022.