ECLI:NL:RBZWB:2023:1213

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 februari 2023
Publicatiedatum
23 februari 2023
Zaaknummer
AWB- 21_4674
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de last onder bestuursdwang tot sluiting van een loods en container op grond van de Opiumwet

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 februari 2023, wordt het beroep van eiser tegen een last onder bestuursdwang tot sluiting van zijn loods en container beoordeeld. De burgemeester van Bergen op Zoom had deze last opgelegd op basis van artikel 13b van de Opiumwet, na een doorzoeking door de politie op 12 januari 2021, waarbij aanwijzingen voor drugshandel werden gevonden. Eiser, vertegenwoordigd door mr. M.S. Yap, betwistte de sluiting en stelde dat hij geen betrokkenheid had bij criminele activiteiten. De rechtbank oordeelt dat eiser procesbelang heeft, ondanks dat de sluitingstermijn van zes maanden inmiddels is verstreken en het perceel is verkocht. De rechtbank concludeert dat de burgemeester bevoegd was om de last op te leggen, gezien de bevindingen van de politie en de professionele inrichting van de loods. Eiser's argumenten worden als onvoldoende onderbouwd beschouwd, en de rechtbank verklaart het beroep ongegrond. De burgemeester had beleidsruimte en handelde conform zijn beleid, waarbij de rechtbank geen bijzondere omstandigheden vond die een andere beslissing rechtvaardigden. De uitspraak bevestigt de bevoegdheid van de burgemeester en de noodzaak van handhaving van de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/4674 OPIUMW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 februari 2023 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaatsnaam 1] , eiser

(gemachtigde: mr. M.S. Yap),
en

de burgemeester van de gemeente Bergen op Zoom (de burgemeester).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het opleggen van een last onder bestuursdwang tot sluiting van zijn loods en container op grond van artikel 13b van de Opiumwet.
Met het bestreden besluit van 21 september 2021 op het bezwaar van eiser is de burgemeester, onder verwijzing naar het advies van de commissie bezwaarschriften, bij zijn besluit gebleven.
De burgemeester heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 19 januari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en namens de burgemeester [naam vertegenwoordiger] en mr. M. van Leeuwen.

Beoordeling door de rechtbank

De rechtbank beoordeelt het besluit tot het opleggen van een last onder bestuursdwang tot sluiting van de loods en container van eiser op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Feiten
1. Eiser was eigenaar van het perceel aan de [adres] 4 in [plaatsnaam 2] . Op dit perceel bevonden zich onder andere een container en een loods. Op 12 januari 2021 heeft de politie de container en de loods doorzocht op basis van een verdenking van overtreding van de Opiumwet. De politie heeft van die doorzoeking een proces-verbaal en een bestuurlijke rapportage opgemaakt, die naar de burgemeester zijn gezonden. Dit was voor de burgemeester aanleiding om aan eiser een last onder bestuursdwang tot sluiting van de container en de loods op te leggen voor de duur van zes maanden.
Procesbelang
2. De rechtbank ziet aanleiding om te beoordelen of eiser procesbelang heeft bij de uitkomst van deze procedure. Inmiddels zijn de zes maanden van de sluiting namelijk verstreken en heeft eiser het betreffende perceel verkocht en overgedragen.
2.1.
Eiser betoogt dat hij nog belang heeft bij een oordeel over het bestreden besluit vanwege eventuele vervolgprocedures. Ter zitting heeft eiser toegelicht dat de sluiting hem heeft aangetast in zijn eer en goede naam, omdat deze zaak in de media is verschenen. Ook stelt eiser schade te hebben geleden als gevolg van de sluiting, omdat de verkoop van zijn woning daardoor moeizaam verliep. Het college stelt zich op het standpunt dat van het laatste geen sprake is, omdat eiser zijn woning tijdens de sluiting heeft verkocht.
2.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser een procesbelang omdat hij stelt te zijn aangetast in zijn eer en goede naam, en omdat hij stelt schade te hebben geleden als gevolg van de sluiting en het ook niet onaannemelijk is dat eiser mogelijk schade heeft geleden. [1] De vraag of eiser daadwerkelijk schade heeft geleden ligt in deze procedure niet voor. Eiser is ontvankelijk in zijn beroep.
Bevoegdheid burgemeester
3. De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een lokaal (hier: de container en de loods) harddrugs wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is, of indien een voorwerp of stof voorhanden is waarmee wordt voorbereid of bevorderd dat een verboden middel wordt geïmporteerd of geëxporteerd, geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd of vervaardigd. [2] Vereist is dat degene die het voorwerp of de stof in het lokaal voorhanden heeft, weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat het voorwerp of de stof bestemd is voor onder meer het bereiden, bewerken of vervaardigen van harddrugs.
3.1.
Eiser betoogt dat de burgemeester zich gebaseerd heeft op een onjuist feitencomplex. Er is geen in werking zijnde cocaïnewasserij aangetroffen. Het materiaal en de geur in de loods en container zijn het resultaat van de opslag van rommel op het perceel, gebruik voor de paarden en het maken van koffie. Op de zitting heeft eiser foto’s overgelegd waar opgeslagen koffie op te zien is. Eiser is er niet van op de hoogte van wat zich in de loods heeft afgespeeld. Hij heeft geen enkele betrokkenheid bij eventuele criminele activiteiten zoals omschreven in de rapportages van de politie. Als hij dat wel had gehad, had hij de spullen niet laten liggen totdat de politie een tweede keer kwam om de spullen te verwijderen.
3.2.
De burgemeester heeft twee op ambtseed opgemaakte politierapportages aan zijn besluit ten grondslag gelegd. Hij mag in beginsel afgaan op de juistheid van de bevindingen in een op ambtseed opgemaakt proces-verbaal. Nu eiser die bevindingen betwist, heeft de rechtbank onderzocht of er, gelet op de aard en inhoud van die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd. Het is aan eiser om tegenbewijs te leveren waaruit blijkt dat de inhoud van de bestuurlijke rapportage en/of het proces-verbaal niet aannemelijk is. [3]
3.3.
In de rapportage is opgenomen dat in de loods een nieuw gecreëerde ruimte is aangetroffen, die gezien de aangetroffen sporen in gebruik is geweest voor het vervaardigen van cocaïne. De ruimte was opgebouwd uit isolatiepanelen die geluid- en warmtewerend waren en de ruimte was voorzien van een grote afzuiginstallatie. Daarnaast was er een stelling gebouwd met warmtelampen, die volgens de politie worden gebruikt voor het drogen van geperste blokken cocaïne. Er zijn weliswaar geen machines aangetroffen in de loods, maar deze was met deze faciliteiten wel geschikt voor het vervaardigen van verdovende middelen. Door de politie werd bovendien een zure lucht waargenomen die door hen herkend werd als een geur die ontstaat bij het vervaardigen van verdovende middelen. De container was voorzien van camouflagenetten en in de container bevonden zich speciekuipen met resten van chemicaliën, verwarmingsbuizen en een betonmixer, die volgens de politie bestemd kunnen zijn voor het vervaardigen van verdovende middelen. Ook in de container werd een zure lucht waargenomen. Daarnaast zijn restsporen van cocaïne in de container aangetroffen.
3.4.
Naar het oordeel van de rechtbank leiden de stellingen die eiser heeft ingebracht niet tot twijfel aan de inhoud van de politierapportages. De stellingen van eiser bevatten tegenstrijdigheden en eiser heeft zijn stellingen onvoldoende onderbouwd. De overgelegde stukken ten aanzien van de koffiehandel van eiser zijn van jaren geleden. Eiser heeft op de zitting verklaard dat er geen recente stukken zijn. Uit de foto’s van de koffieopslag blijkt niet dat er inderdaad op deze plek en in de periode in geding, sprake was van koffiehandel. Bovendien is hiermee niet verklaard waarom er cocaïnesporen en sporen van chemicaliën in de loods en container zijn aangetroffen. De burgemeester mocht uit de rapportages concluderen dat sprake was van een overtreding van de Opiumwet en was daarom bevoegd de last onder bestuursdwang op te leggen.
Beleid en evenredigheid
4. De burgemeester heeft beleidsruimte voor de uitoefening van zijn bevoegdheid. In dit geval voert hij het beleid dat bij voorbereidingshandelingen in een lokaal (geen woning) in het geval van harddrugs, bij de eerste overtreding een sluiting wordt gelast voor de duur van 6 maanden. Bij bijzondere omstandigheden, die verzwarend of verlichtend kunnen zijn, kan de burgemeester hiervan afwijken. [4] Het beleid van de burgemeester acht de rechtbank op zichzelf niet onredelijk. Dit is tussen partijen ook geen punt van geschil.
4.1.
Op grond van de wet moet de burgemeester handelen overeenkomstig zijn beleid, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. [5] Onder ‘bijzondere omstandigheden’ worden zowel de niet in de beleidsregel verdisconteerde omstandigheden als de wel in de beleidsregel verdisconteerde omstandigheden begrepen. De burgemeester moet dus alle omstandigheden van het geval in zijn beoordeling betrekken. [6]
4.2.
Eiser betoogt dat de burgemeester slechts algemeenheden heeft aangehaald als reden voor de sluiting van de loods en container. Hij vindt dat de burgemeester had kunnen volstaan met een waarschuwing. De openbare orde is niet aangetast en de politie is al op
12 januari 2021 op het perceel geweest. De burgemeester is pas veel later overgegaan tot bestuurlijk handelen. Enige betrokkenheid van eiser ontbreekt. Het betreffende perceel is vrij toegankelijk en eiser kwam niet regelmatig op dit deel van het perceel. Het gevolg voor eiser is dat hij in zijn eer en goede naam is aangetast en dat hij schade heeft geleden.
4.3.
De rechtbank is met de burgemeester van oordeel dat er, gezien de professionele inrichting van de loods en de container, wel sprake is van een aantasting van de openbare orde. Eiser heeft geen bijzondere omstandigheden aangevoerd op grond waarvan de burgemeester moest volstaan met een waarschuwing of moest afzien van sluiting. Het enkele tijdsverloop van anderhalve maand is daarvoor onvoldoende. Daarnaast kan eiser wel degelijk een verwijt worden gemaakt. Hij was destijds eigenaar van het perceel, de loods en de container. Deze staan tegen de paardenstallen achter zijn huis. Zijn ontkenning van iedere betrokkenheid en zijn stelling dat hij niet of nauwelijks in de loods of container komt, is in strijd met zijn stelling dat hij de loods en container gebruikt voor opslag, de paarden en koffiehandel. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de burgemeester de omstandigheden van dit geval wel meegewogen in het bestreden besluit en heeft hij overeenkomstig zijn beleid gehandeld. De burgemeester heeft dan ook kunnen oordelen dat de gevolgen voor eiser niet onevenredig zijn in verhouding tot het doel van de sluiting.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.B. van Onzenoort, rechter, in aanwezigheid van
D. Alblas, griffier, op 22 februari 2023 en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om deze uitspraak mede te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 4:84
Het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
Opiumwet
Artikel 2
Het is verboden een middel als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst I (…):
A. binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen;
B. te telen, te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren;
C. aanwezig te hebben;
D. te vervaardigen.
Artikel 10
(…)
4. Hij die opzettelijk handelt in strijd met het in artikel 2 onder B of D, gegeven verbod, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren of geldboete van de vijfde categorie.
5. Hij die opzettelijk handelt in strijd met een in artikel 2 onder A, gegeven verbod, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren of geldboete van de vijfde categorie.
(…)
Artikel 10a
1. Hij die om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10, voor te bereiden of te bevorderen:
(…)
3°. voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit,
wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie.
(…)
Artikel 13b
1. De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf:
a. een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is;
b. een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a voorhanden is.
2. Het eerste lid is niet van toepassing indien woningen, lokalen of erven als bedoeld in het eerste lid, gebruikt worden ter uitoefening van de artsenijbereidkunst, de geneeskunst, de tandheelkunst of de diergeneeskunde door onderscheidenlijk apothekers, artsen, tandartsen of dierenartsen.

Damoclesbeleid District de Markiezaten

(…)
5. Handhavingsregime
Om de handel in drugs in of bij woningen en lokalen en de daarmee samenhangende negatieve effecten tegen te gaan is strikte handhaving gewenst en noodzakelijk.
Proportionaliteit en subsidiariteit
Uit het oogpunt van proportionaliteit en subsidiariteit is gekozen voor een getrapt optreden. De zwaarte van de sanctie sluit aan op de ernst van de overtreding. De duur van de sluiting is in eerste plaats afhankelijk van het soort overtreding. De sluitingsduur is in het geval van harddrugs langer dan de sluitingsduur in het geval van softdrugs. Dit hangt samen met het beleidsmatig en strafrechtelijk onderscheid tussen soft- en harddrugs en de onaanvaardbare risico’s van harddrugs. Ook is de sluitingsduur langer indien al eerder een sanctie is opgelegd op basis van artikel 13b Opiumwet.
Daarnaast is de sluitingsduur afhankelijk van de vraag of de maatregel betrekking heeft op een woning of op een lokaal. De sluiting van een woning grijpt zwaarder in op de persoonlijke levenssfeer van betrokkene(n) dan de sluiting van een lokaal. Hier is rekening mee gehouden in de handhavingsmatrix.
Erkend wordt dat de uitoefening van de bevoegdheid van artikel 13b Opiumwet ingrijpende (financiële) gevolgen heeft voor zowel de gebruikers/huurders als de eigenaren van woningen en/of lokalen. Er is echter door de gebruikers/huurders en mogelijk tevens door de eigenaren ook financieel voordeel behaald uit de handel in drugs. De (oplopende) zwaarte van de maatregelen wordt gerechtvaardigd, omdat handel in drugs verboden is bij wet en het beleid van de gemeente breed bekend is gemaakt. Het beleid is er bovendien op gericht zowel de herhaling van handel in drugs op bepaalde locaties alsmede de vestiging van nieuwe verkooppunten op dezelfde of andere locaties te voorkomen.
Tot slot is bij de vaststelling van de verschillende sluitingstermijnen uitgegaan van de tijd die verwacht wordt nodig te zijn om de bekendheid van een locatie als drugsadres teniet te doen of te voorkomen, de rust in de directe omgeving te doen wederkeren of te behouden en (herhaling van) ernstige verstoring van de openbare orde te voorkomen. Ook moet een (verdere) aantasting van het woon- en leefklimaat voorkomen worden.
Woningen
Voor woningen geldt dat deze niet altijd feitelijk als woning worden gebruikt. Er is soms sprake van schijnbewoning of bedrijfsmatigheid. Om die reden wordt een woning die hoofdzakelijk wordt gebruikt voor een bedrijfsmatig georganiseerde hennepkwekerij en/of andere aan de handel in drugs gerelateerde activiteiten aangemerkt als lokaal. Of een pand wordt gebruikt als woonruimte en er dan ook sprake is van het hebben van woongenot, blijkt uit de feitelijke constatering ter plaatse. Het is bepalend of er feitelijk sprake is van wonen. In dat geval wordt het pand als zijnde een woning gesloten.
De sluiting van een woning is niet in strijd met artikel 8 EVRM. De bevoegdheid van de burgemeester tot het gelasten van de sluiting van de woning is bij de wet voorzien. Indien de woning betrokken is bij de handel in drugs, is de burgemeester bevoegd om de sluiting van de woning te gelasten gedurende de noodzakelijk te achten termijn ter voorkoming van strafbare feiten en ter bescherming van de rechten van anderen.
Lokalen
Een lokaal is een ruimte niet zijnde een woning. Denk hierbij onder andere aan cafés, winkels, loodsen en bedrijfsruimten en andere ruimten welke niet onder de classificatie van een woning vallen.
Voorbereidingshandelingen
In geval er sprake is van voorbereidingshandelingen hanteert de burgemeester een kortere sluitingstermijn. Dit heeft te maken met het feit dat er op dat moment (nog) geen verdovende middelen aanwezig zijn in het pand. Ook vindt er op dat moment nog geen drugshandel plaats. Het risico op openbare ordeverstoringen is daarmee kleiner. De betrokken personen (en de daarmee samenhangende risico’s) en attributen zijn echter al wel aanwezig. Ook het aansluiten en opzetten van bijvoorbeeld een drugslab dan wel een hennepkwekerij/drogerij brengt risico’s met zich mee. Vandaar dat wel gekozen wordt voor het opleggen van een maatregel. De openbare orde moet immers gehandhaafd blijven.
5.1.
Lokalen en bijbehorende erven
Harddrugs
Indien zich een situatie voordoet zoals bedoeld in artikel 13b lid 1 onder a dan wel artikel 13b lid 1 onder b Opiumwet, treft de burgemeester de volgende maatregelen:
1e overtreding
Handelshoeveelheid
Sluiting voor 12 maanden
Voorbereidingshandelingen
Sluiting voor 6 maanden
2e overtreding
Handelshoeveelheid
Sluiting voor 24 maanden
Voorbereidingshandelingen
Sluiting voor 12 maanden
3e overtreding
Handelshoeveelheid
Sluiting voor 48 maanden
Voorbereidingshandelingen
Sluiting voor 24 maanden
(…)
Bijzondere omstandigheden
Bij een overtreding van artikel 13b Opiumwet kan sprake zijn van verzwarende dan wel verlichtende omstandigheden waardoor een langere/kortere sluitingstermijn wordt gehanteerd. Ook kan de burgemeester ervoor kiezen om in een specifiek geval een waarschuwing op te leggen.
De sluitingsduur die geldt bij de aanwezigheid van verzwarende omstandigheden wordt per geval bepaald. Echter zal de sluitingstermijn nooit langer zijn dan de termijn die bij een eerstvolgende overtreding toegepast zou worden. Bij de beoordeling van de vraag welke alternatieve sluitingsduur in een betreffend geval passend is, kan onder andere rekening worden gehouden met de bekendheid van een woning of lokaal als drugsadres, de noodzaak om de rust in de directe omgeving te doen wederkeren of herhaling van een ernstige verstoring van de openbare orde te voorkomen alsmede een verdere aantasting van het woon- en leefklimaat te voorkomen.
De belangrijkste feiten en omstandigheden die aangemerkt worden als verzwarende omstandigheden zoals hiervoor bedoeld, zijn (niet-limitatief):
Er is sprake van een significante overschrijding van de handelshoeveelheid van verdovende middelen;
Indicatoren van enige professionaliteit of attributen die wijzen op beroeps- of bedrijfsmatige teelt;
Er is sprake van geweldsdelicten of andere openbare orde delicten;
Er is sprake van verboden wapenbezit (als bedoeld in de Wet wapens en munitie);
Er zijn (grote) som(men) contant geld aanwezig;
Mate van gevaarzetting en risico’s voor de bewoners, omwonende en/of de omgeving (denk aan een verhoogd brandrisico door overbelasting van het energienetwerk en illegale elektriciteitsaansluitingen of overtreding van de bouwregelgeving);
Ernstige overlast voor omwonende en/of de omgeving;
Aannemelijkheid dat er meerdere panden betrokken zijn bij de handel in drugs;
Er is een vermoeden van drugshandel in georganiseerd verband.
(…)

Voetnoten

1.ABRvS 12 juni 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1875 en ABRvS 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2946
2.Art. 2, art. 10 lid 4 en 5, art. 10a lid 1 onder 3, en art. 13b lid 1 Opiumwet
3.ABRvS 31juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2625
4.“Damoclesbeleid District de Markiezaten”, punt 5
5.Art. 4:84 Awb
6.ABRvS 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285