ECLI:NL:RBZWB:2023:1367

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 maart 2023
Publicatiedatum
3 maart 2023
Zaaknummer
BRE 21/4745 tot en met 21/4749
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van beroepen tegen naheffingsaanslagen loonheffingen en vergrijpboetes voor directeur-grootaandeelhouder

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 maart 2023, beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst. De beroepen zijn gericht tegen naheffingsaanslagen loonheffingen die zijn opgelegd over de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2018, inclusief vergrijpboetes en belastingrente. De rechtbank heeft de beroepen op 24 februari 2023 behandeld tijdens een zitting waar partijen overeenstemming hebben bereikt over het gebruikelijk loon van de directeur-grootaandeelhouder. Voor de jaren 2014 tot en met 2017 is het gebruikelijk loon vastgesteld op € 60.000 per jaar, en voor 2018 op € 39.840. Tevens zijn de vergrijpboetes vernietigd.

De rechtbank oordeelt dat de beroepen gegrond zijn en veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende, die zijn vastgesteld op € 2.511. Daarnaast dient de inspecteur het griffierecht van € 360 aan belanghebbende te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na de verzenddatum van de uitspraak. De rechtbank vernietigt de uitspraken op bezwaar en vermindert de naheffingsaanslagen loonheffingen voor de jaren 2014 tot en met 2018 overeenkomstig de gemaakte afspraken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Eindhoven
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 21/4745 tot en met BRE 21/4749
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 maart 2023 in de zaak tussen
[belanghebbende], gevestigd in [plaats], belanghebbende,
(gemachtigde: [gemachtigde]),
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1.Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur op de bezwaren van belanghebbende tegen de over de tijdvakken gelegen in de periode 1 januari 2014 tot en met 31 december 2018 opgelegde naheffingsaanslagen loonheffingen, de daarbij opgelegde vergrijpboetes en in rekening gebrachte belastingrente.
1.2.
De rechtbank heeft de beroepen op 24 februari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben namens deelgenomen: [directeur] (in de functie van directeur van belanghebbende), de gemachtigde van belanghebbende, vergezeld door de heer [naam]. Namens de inspecteur hebben aan de zitting deelgenomen: [inspecteur] en [inspecteur].

2.Beoordeling door de rechtbank

2.1.
Partijen hebben ter zitting bij wijze van compromis overeenstemming bereikt en wel in die zin dat het gebruikelijk loon van de directeur-grootaandeelhouder van belanghebbende voor de jaren 2014 tot en met 2017 moet worden vastgesteld op € 60.000 per jaar en voor het jaar 2018 moet worden vastgesteld op € 39.840. Verder zijn partijen overeengekomen dat de bij de naheffingsaanslagen opgelegde vergrijpboetes moeten worden vernietigd. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen.
2.2.
Voorgaande leidt ertoe dat de beroepen gegrond zijn. De rechtbank vindt daarom aanleiding de inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van de beroepen redelijkerwijs heeft moeten maken.
2.3.
De rechtbank stelt de te vergoeden kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand op de voet van het Besluit vast op € 2.511 (1 punt voor het indienen van een beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837, een wegingsfactor 1, en een factor 1,5 voor samenhang). Ook krijgt belanghebbende het door haar betaalde griffierecht van € 360 vergoed.

3.Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt de uitspraken op bezwaar;
  • vermindert de naheffingsaanslag loonheffingen over het tijdvak 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 tot een naheffingsaanslag berekend over een loon van € 60.000, en vermindert de daarbij behorende beschikking belastingrente dienovereenkomstig;
  • vermindert de naheffingsaanslag loonheffingen over het tijdvak 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015 tot een naheffingsaanslag berekend over een loon van € 60.000, en vermindert de daarbij behorende beschikking belastingrente dienovereenkomstig;
  • vermindert de naheffingsaanslag loonheffingen over het tijdvak 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016 tot een naheffingsaanslag berekend over een loon van € 60.000, en vermindert de daarbij behorende beschikking belastingrente dienovereenkomstig;
  • vermindert de naheffingsaanslag loonheffingen over het tijdvak 1 januari 2017 tot en met 31 december 2017 tot een naheffingsaanslag berekend over een loon van € 60.000, en vermindert de daarbij behorende beschikking belastingrente dienovereenkomstig;
  • vermindert de naheffingsaanslag loonheffingen over het tijdvak 1 januari 2018 tot en met 31 december 2018 tot een naheffingsaanslag berekend over een loon van € 39.840, en vermindert de daarbij behorende beschikking belastingrente dienovereenkomstig;
  • vernietigt de bij de voornoemde naheffingsaanslagen opgelegde vergrijpboetes;
  • bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 360 aan belanghebbende moet vergoeden;
  • veroordeelt de inspecteur tot betaling van € 2.511 aan proceskosten aan belanghebbende.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, in aanwezigheid van mr. S.A.C. Deeleman, griffier op 3 maart 2023, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist. [1]
Informatie over hoger beroep
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer).
Als het een Rijksbelastingzaak betreft (dat is een zaak waarbij de Belastingdienst partij is), kunt u digitaal beroep instellen via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds per brief op de hierna vermelde wijze.
Betreft het een andere belastingzaak (bijvoorbeeld een zaak waarbij een heffingsambtenaar van een gemeente of een samenwerkingsverband partij is), dan kan het hoger beroep uitsluitend worden ingesteld door verzending van een brief aan het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.

Voetnoten

1.Artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR.