ECLI:NL:RBZWB:2023:1662
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Bezwaar tegen DNA-afname en verwerking in het kader van strafrechtelijke veroordeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 maart 2023 uitspraak gedaan over een bezwaar tegen de afname en verwerking van DNA-materiaal van de veroordeelde, die eerder was veroordeeld voor openlijk in vereniging geweld plegen en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. Het bezwaarschrift werd op 23 november 2022 ingediend en de behandeling vond plaats op 28 februari 2023. De veroordeelde, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. N. Assouiki, voerde aan dat de afname van DNA-materiaal een ongeoorloofde inbreuk op zijn recht op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer zou vormen, en dat er bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering op de wettelijke verplichting tot DNA-afname rechtvaardigden. De officier van justitie, mr. G. van Oosterveld, betoogde echter dat er een wettelijke grondslag was voor de afname van DNA, gezien de aard van de misdrijven waarvoor de veroordeelde was veroordeeld.
De rechtbank oordeelde dat het bezwaar ongegrond was. De rechtbank stelde vast dat de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden een duidelijke wettelijke basis biedt voor de afname van DNA-materiaal bij veroordeelden van misdrijven. De rechtbank concludeerde dat de omstandigheden die door de verdediging werden aangevoerd, niet voldoende waren om te concluderen dat er geen recidivegevaar aanwezig was. De rechtbank benadrukte dat de afname van DNA-materiaal een legitieme inmenging in de persoonlijke levenssfeer is, mits deze is voorzien bij wet en noodzakelijk is in een democratische samenleving. De rechtbank verklaarde het bezwaar ongegrond en bevestigde de wettelijke verplichting tot DNA-afname.