In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de afwijzing van een Ziektewet (ZW) uitkering. Eiseres, die eerder werkzaam was als senior adviseur subsidies en projecten, had zich met terugwerkende kracht ziek gemeld per 1 juli 2014. Het UWV had in een primair besluit van 16 oktober 2020 bepaald dat eiseres geen recht had op een ZW-uitkering, omdat zij de ziekmelding te laat had ingediend en haar aanspraak op ziekengeld zou zijn verjaard. Eiseres ging in beroep tegen dit besluit, maar het UWV verklaarde haar bezwaar ongegrond in een bestreden besluit I op 21 januari 2021.
Tijdens de procedure heeft het UWV op 6 januari 2022 een gewijzigd besluit genomen (bestreden besluit II), maar de rechtbank oordeelde dat het onderzoek naar de medische situatie van eiseres niet volledig en onvoldoende zorgvuldig was. De rechtbank concludeerde dat er geen fysiek medisch onderzoek had plaatsgevonden, wat noodzakelijk was om de functionele beperkingen van eiseres vast te stellen. De rechtbank heeft het bestreden besluit II vernietigd en het UWV de gelegenheid gegeven om het gebrek te herstellen door eiseres op te roepen voor een spreekuur voor een fysiek medisch onderzoek. De rechtbank heeft een termijn van acht weken gesteld voor het UWV om dit gebrek te herstellen, met de mogelijkheid voor eiseres om binnen vier weken te reageren op de herstelpoging.
De rechtbank heeft verder besloten om iedere verdere beslissing aan te houden tot de einduitspraak, inclusief de beslissing over de vergoeding van griffierecht en proceskosten. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat nog geen hoger beroep open tegen deze tussenuitspraak.