ECLI:NL:RBZWB:2023:1746
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van beroepen tegen aanslagen zuiveringsheffing en WOZ-beschikking
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 15 maart 2023, worden de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking West-Brabant beoordeeld. De heffingsambtenaar had aan belanghebbende voor de jaren 2017 en 2018 aanslagen zuiveringsheffing opgelegd, alsook een WOZ-beschikking met betrekking tot de waarde van een onroerende zaak. De rechtbank constateert dat de heffingsambtenaar de bezwaren van belanghebbende gegrond heeft verklaard en de aanslagen en de WOZ-beschikking heeft vernietigd. Belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij de rechtbank de beroepen op 1 februari 2023 heeft behandeld.
De rechtbank overweegt dat de heffingsambtenaar misbruik van recht aanvoert, maar oordeelt dat belanghebbende gebruik heeft gemaakt van haar rechtsmiddelen om de proceskostenvergoeding aan te vechten. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van misbruik van procesrecht. Belanghebbende heeft in haar beroepen een aantal gronden aangevoerd, maar de rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar de proceskostenvergoeding terecht heeft vastgesteld op basis van de Beleidsregels.
Daarnaast heeft belanghebbende aanspraak gemaakt op een vergoeding voor immateriële schade vanwege overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn niet is overschreden en wijst het verzoek om vergoeding voor immateriële schade af. Uiteindelijk verklaart de rechtbank de beroepen ongegrond en blijft de uitspraak van de heffingsambtenaar in stand.