ECLI:NL:RBZWB:2023:1894
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om proceskostenveroordeling in WW-uitkering na intrekking beroep
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 maart 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om proceskostenveroordeling. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. T.H.M.M. Kusters, had eerder een WW-uitkering aangevraagd bij het UWV, welke was toegekend op basis van betalingsonmacht van zijn werkgever. Na een bezwaarprocedure had het UWV het bestreden besluit ingetrokken en besloten om de WW-uitkering over een langere periode te berekenen, wat leidde tot een nabetaling aan de verzoeker. Hierop trok de verzoeker zijn beroep in, maar vroeg hij wel om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling. Het UWV gaf aan bereid te zijn de kosten van de rechtsbijstand te vergoeden. De rechtbank heeft vervolgens op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat het UWV tegemoet was gekomen aan het beroep van de verzoeker en heeft het verzoek om proceskostenveroordeling toegewezen. De proceskosten zijn vastgesteld op € 837,- voor de rechtsbijstand, en het UWV is tevens verplicht om het griffierecht van € 49,- te vergoeden aan de verzoeker.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. De verzoeker is geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen indien hij het niet eens is met de uitspraak.