ECLI:NL:RBZWB:2023:1901

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 maart 2023
Publicatiedatum
22 maart 2023
Zaaknummer
AWB- 22_2452
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de omgevingsvergunning voor het realiseren van appartementen in een voormalig kantoorpand

Op 22 maart 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. H.A. Pasveer, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waalwijk, vertegenwoordigd door mr. H. van de Werken. Eiser heeft beroep aangetekend tegen het besluit van het college om een omgevingsvergunning te verlenen voor het realiseren van acht appartementen in een voormalig kantoorpand aan de [adres 1] 172 in [plaatsnaam]. Het college heeft op 13 april 2022 het bezwaar van eiser afgewezen en het besluit in stand gelaten. De rechtbank heeft de zaak op 15 februari 2023 behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren.

De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiser beoordeeld, waaronder de stelling dat het college niet had mogen afwijken van het bestemmingsplan. Eiser betoogde dat het voormalig kantoorpand geen hoofdgebouw is en dat de privacy van eiser onvoldoende is gewaarborgd door de nieuwe appartementen. De rechtbank oordeelde dat het college terecht de omgevingsvergunning heeft verleend, omdat de afwijkingen van het bestemmingsplan onder de kruimelgevallenregeling vallen. De rechtbank concludeert dat de beroepsgronden van eiser niet slagen, waardoor het beroep ongegrond is verklaard. Dit betekent dat de omgevingsvergunning in stand blijft en eiser geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/2452 WABOA

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 maart 2023 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaatsnaam] , eiser

(gemachtigde: mr. H.A. Pasveer),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waalwijk, het college
(gemachtigde: mr. H. van de Werken).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het verlenen van een omgevingsvergunning voor het realiseren van acht appartementen in een voormalig kantoorpand aan de [adres 1] 172 in [plaatsnaam] .
Met het bestreden besluit van 13 april 2022 op het bezwaar van eiser is het college bij haar besluit gebleven.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 15 februari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

De rechtbank beoordeelt het besluit van het college om de verleende omgevingsvergunning in stand te laten. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Feiten
1. Eiser woont aan de [adres 2] 1b in het centrum van [plaatsnaam] . Tegenover de woning, op ongeveer 18-20 meter afstand, stond een kantoorpand van [naam kantoorpand] .
De vergunninghouder heeft dit pand verbouwd tot een appartementencomplex met acht woningen. Daarvoor is een verdieping op het gebouw geplaatst. Op de eerste twee woonlagen zijn zes appartementen gerealiseerd en op de nieuwe bouwlaag twee.
Op 18 november 2021 heeft het college hiertoe een omgevingsvergunning verleend. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt en heeft onder verwijzing naar zijn bezwaar de voorzieningenrechter van deze rechtbank verzocht om een voorlopige voorziening. Dit verzoek is afgewezen. [1]
Juridisch kader
2. Voor het bouwen van de appartementen en voor het afwijken van het bestemmingsplan is een omgevingsvergunning vereist. [2]
2.1.
Op het betreffende perceel aan de [adres 1] 172 is bestemmingsplan ‘Gemengd gebied’ (het bestemmingsplan) van toepassing. Voor het perceel geldt de bestemming ‘gemengd’, met functieaanduiding ‘dienstverlening’. De voor gemengd aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen, waarbij één (bedrijfs)woning is toegestaan. [3] Er moet gebouwd worden in de gevellijn. [4] Met de omgevingsvergunning wordt op die twee punten afgeweken van het bestemmingsplan: het aantal woningen is hoger (acht in plaats van één) en niet alle woningen worden in de gevellijn gebouwd.
2.2.
In dit geval heeft het college de afwijkingen van het bestemmingsplan toegestaan op grond van de zogenoemde kruimelgevallenregeling in het Besluit omgevingsrecht (het Bor). [5] Daarin is opgenomen dat van het bestemmingsplan kan worden afgeweken als sprake is van een bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan (hier: de extra bouwlaag), [6] en ook dat van het bestemde gebruik kan worden afgeweken, eventueel in samenhang met bouwactiviteiten die de bebouwde oppervlakte of het bouwvolume niet vergroten (hier: het realiseren van acht woningen in plaats van één). [7] Bij de toepassing van de kruimelgevallenregeling moet het aantal woningen gelijk blijven, maar dit verbod geldt niet voor de genoemde afwijking van het gebruik. [8]
Hoofdgebouw
3. Eiser betoogt dat het in dit geval niet mogelijk is om de twee genoemde mogelijkheden uit de kruimelgevallenregeling met elkaar te combineren, omdat het voormalig kantoorpand geen hoofdgebouw is. In dat geval kan van een bijgebouw ook geen sprake zijn. Om te kunnen spreken van een hoofdgebouw moet deze volgens de definitie in artikel 1, van bijlage II van het Bor dienen tot de verwezenlijking van de bestemming. [9] In dit geval staat de bestemming slechts één woning toe terwijl er acht woningen in het pand worden gerealiseerd. Met gebruikmaking van de afwijkingsmogelijkheid voor het bestemde gebruik wordt het bestemmingsplan niet gewijzigd. De bestemming wordt dus niet verwezenlijkt. Eiser verwijst daarbij naar twee uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS), die volgens hem zijn betoog ondersteunen. [10]
3.1.
De rechtbank is van oordeel dat het college terecht tot de slotsom is gekomen dat het voormalig kantoorpand waarin de appartementen zijn gerealiseerd, wel een hoofdgebouw is omdat het dient ter verwezenlijking van de bestemming ‘gemengd’, waarin een woning is toegestaan. Dat er meer woningen komen dan het bestemmingsplan toestaat maakt dat niet anders. Van die regel kan worden afgeweken met de kruimelgevallenregeling. Deze afwijkingsmogelijkheid is er juist voor bedoeld om in een individueel geval, zoals met onderhavige vergunning, van het bestemmingsplan af te wijken.
Wanneer dat niet mogelijk zou zijn, zou de combinatie van de twee genoemde afwijkingsmogelijkheden geen betekenis meer hebben, terwijl dit volgens de Nota van toelichting bij de kruimelgevallenregeling expliciet wel kan. [11] Dit geval is anders dan de in de door eiser aangehaalde uitspraken van de ABRvS. De beroepsgrond slaagt niet.
Privacy
4. Eiser betoogt daarnaast dat het beoogde appartementencomplex zijn privacy aantast en dat het college dat onvoldoende heeft meegewogen. Het kantoorpand was in de avond verlaten, terwijl er met het intensieve woongebruik doorlopend inkijk is in de woning van eiser. Er is inkijk er vanaf de voorkant, omdat daar vier appartementen met grote raampartijen zijn, en er is inkijk er vanaf boven, waar drie ramen zitten.
4.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college de vermindering van de privacy van eiser aanvaardbaar mogen achten. Wanneer het pand als kantoorpand in gebruik was gebleven, had eiser ook inkijk gehad in zijn appartement. Er is een flinke afstand tussen het appartementencomplex en de woning van eiser. Eiser woont bovendien aan een van de toegangsgebieden van het centrum van [plaatsnaam] . In zo’n stedelijke omgeving moet enige aantasting van de privacy worden geduld. [12] Deze beroepsgrond slaagt daarom ook niet.

Conclusie en gevolgen

Omdat de beroepsgronden van eiser niet slagen, is het beroep ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit en ook de vergunning in stand blijven. Eiser krijgt het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.B. van Onzenoort, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.A. de Roo, griffier, op 22 maart 2023 en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Artikel 2.1
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
(…)
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet,
(…)
Artikel 2.12
1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
1°. met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking,
2°. in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of
3°. in overige gevallen, indien de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat;
(…)
Besluit omgevingsrecht, bijlage II
Artikel 1
1. In deze bijlage wordt verstaan onder:
(…)
bijbehorend bouwwerk: uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
(…)
hoofdgebouw: gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
Artikel 4
Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking:
1. een bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan, (…)
(…)
9. het gebruiken van bouwwerken, eventueel in samenhang met bouwactiviteiten die de bebouwde oppervlakte of het bouwvolume niet vergroten, en van bij die bouwwerken aansluitend terrein, (…)
(…)
Artikel 5
Bij de toepassing van de artikelen 2, 3 en 4 blijft het aantal woningen gelijk. Deze eis is niet van toepassing op de gevallen, bedoeld in:
(…)
c. artikel 4, onderdelen 9 en 11.
Bestemmingsplan ‘Gemengd gebied’ [plaatsnaam]
Artikel 6 Gemengd
6.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Wonen
a. wonen in de hoofdmassa en de aangebouwde bijbehorende bouwwerken, waarbij per bouwperceel maximaal 1 (bedrijfs)woning is toegelaten, met dien verstande dat:
(…)
2. de woning (deels) in de gevellijn is gelegen, tenzij de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - woning op achterperceel' van toepassing is in welk geval de woning op maximaal de bestaande afstand tot de gevellijn mag zijn gelegen;
(…)

Voetnoten

1.Rechtbank Zeeland-West-Brabant 11 februari 2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:680
2.Art. 2.1 lid 1 onder a en c Wabo
3.Art. 6.1 aanhef en onder a bestemmingsplan
4.Art. 6.1 aanhef en onder a, lid 2 bestemmingsplan
5.Art. 2.12 lid 1 aanhef en sub a Wabo
6.Art. 4 lid 1 Bijlage II Bor
7.Art. 4 lid 9 Bijlage II Bor
8.Art. 5 lid 1 aanhef en onder c Bijlage II Bor
9.Art. 1 Bijlage II Bor
10.ABRvS 21 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:963 en ABRvS 18 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:185
11.Stb. 2014, nr. 333 p. 50-51.
12.Zie bijvoorbeeld ABRvS 21 december 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3898