In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, vordert de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Olympia Uitzendbureau B.V. (hierna: Olympia) van de gedaagde, die een opleiding tot vrachtwagenchauffeur heeft gevolgd, de terugbetaling van opleidingskosten ter hoogte van € 7.673,47. De gedaagde heeft in de periode van november 2018 tot juni 2019 de opleiding succesvol afgerond, maar heeft slechts 96 uur gewerkt voor Olympia, terwijl in de overeenkomst was vastgelegd dat hij minimaal 4.160 uur zou moeten werken om de opleidingskosten niet terug te hoeven betalen. Olympia stelt dat de gedaagde zich niet beschikbaar heeft gesteld voor werk en dat de inleenopdracht door een opdrachtgever is ingetrokken wegens verwijtbaar gedrag van de gedaagde. De gedaagde betwist dit en voert aan dat de opdracht op zijn initiatief is beëindigd vanwege fysieke belasting.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde gehouden is de opleidingskosten terug te betalen, omdat hij niet aan de voorwaarden van de overeenkomst heeft voldaan. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde niet voldoende bewijs heeft geleverd dat hij zich beschikbaar heeft gehouden voor werk en dat de beëindiging van de inleenopdracht niet door hem is veroorzaakt. De vordering van Olympia tot terugbetaling van de opleidingskosten is dan ook toegewezen, evenals de wettelijke rente over dit bedrag. De gedaagde is tevens veroordeeld in de proceskosten van Olympia, die zijn vastgesteld op € 1.243,22. De kantonrechter heeft de vordering tot buitengerechtelijke incassokosten afgewezen, omdat de aanmaning niet voldeed aan de wettelijke eisen.