ECLI:NL:RBZWB:2023:2280

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 april 2023
Publicatiedatum
5 april 2023
Zaaknummer
10129196 CV EXPL 22-3621 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Zander
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van restwaarde telefoon en verkeersboetes na beëindiging arbeidsovereenkomst

In deze civiele zaak heeft Metro Cash & Carry Nederland B.V. (hierna: Metro) een vordering ingesteld tegen een voormalige werknemer, aangeduid als [gedaagde], met betrekking tot de terugbetaling van de restwaarde van een telefoon en verkeersboetes. De procedure begon met een dagvaarding op 23 september 2022, gevolgd door verschillende conclusies van antwoord, repliek en dupliek. De kern van het geschil draait om de vraag of [gedaagde] de telefoon tijdig heeft ingeleverd na het beëindigen van zijn dienstverband en of hij verantwoordelijk is voor verkeersboetes die zijn ontstaan terwijl de auto nog in zijn bezit was.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] de telefoon niet voldoende heeft onderbouwd als zijnde teruggegeven aan Metro. Ondanks dat hij een Track & Trace code heeft overgelegd, kon hij niet aantonen dat de telefoon daadwerkelijk bij Metro is afgeleverd. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] de restwaarde van de telefoon, vastgesteld op € 228,-, aan Metro moet betalen. Daarnaast is [gedaagde] ook verantwoordelijk voor de verkeersboetes ter hoogte van € 135,10, omdat hij niet heeft kunnen aantonen dat de auto al was ingeleverd op het moment dat de boetes zijn ontstaan.

Uiteindelijk wordt [gedaagde] veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 363,10 aan Metro, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten worden ook aan [gedaagde] opgelegd, omdat hij grotendeels ongelijk heeft gekregen in deze procedure. De uitspraak is gedaan door mr. Zander op 5 april 2023.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 10129196 \ CV EXPL 22-3621
Vonnis van 5 april 2023
in de zaak van
METRO CASH & CARRY NEDERLAND B.V.,
te Amsterdam-Duivendrecht,
eisende partij,
hierna te noemen: Metro ,
gemachtigde: mr. A.M.L. van As,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 23 september 2022
- de conclusie van antwoord, ontvangen op 2 november 2022
- de conclusie van repliek, ontvangen op 29 december 2022
- de conclusie van dupliek, ontvangen op 25 januari 2023
- de akte van Metro , ontvangen op22 februari 2023
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] is bij Metro in dienst geweest van [datum 1] tot en met [datum 2] . Op [datum 2] heeft [gedaagde] aangegeven dat hij per direct de arbeidsovereenkomst wilde beëindigen. Metro heeft hiermee ingestemd.
2.2.
Bij het begin van de arbeidsovereenkomst heeft [gedaagde] een telefoon (iPhone SE) in bruikleen gekregen. [gedaagde] moest de telefoon na het einde van de arbeidsovereenkomst teruggeven aan Metro .
2.3.
[gedaagde] heeft met betrekking tot de telefoon een Track & Trace code overgelegd.
2.4.
[gedaagde] heeft als productie 2 bij conclusie van dupliek een e-mail overgelegd met als afzender de Klantenservice Consumenten van PostNL, datum 18 augustus 2021. In deze mail staat:
“Tijdens het voormelden van de zending is er een storing opgetreden in de Track &Trace omgeving waardoor het pakket niet meer online traceerbaar is. Onze excuses voor het ongemak.
Het depot heeft bevestigd dat de zending is afgeleverd op 16-08-2021 om 10.33 uur.”.
2.5.
[gedaagde] heeft tijdens zijn arbeidsovereenkomst een leaseauto van Metro tot zijn beschikking gekregen (deze zal verder de auto worden genoemd). De auto moest door [gedaagde] terug worden ingeleverd na het einde van de arbeidsovereenkomst.
2.6.
Metro heeft twee verkeersboetes ontvangen, die op 28 april 2021 en 30 april 2021 zijn veroorzaakt met de auto. Deze boetes zijn in totaal € 135,10.
2.7.
[gedaagde] heeft bij conclusie van antwoord een e-mail overgelegd, met als afzender [naam 1] , medewerker Sales Support van Arval (Arval is het leasebedrijf van de auto), gericht aan [gedaagde] . De mail vermeldt geen datum of tijd. In de mail staat:
“Beste [gedaagde] ,
Fijn dat we elkaar gesproken hebben zojuist! Hierbij bevestig ik dat wij de auto op [datum 2] hebben opgehaald in Eindhoven. Mocht je nog vragen hebben, laat ons dit gerust weten!”.
2.8.
[gedaagde] heeft bij conclusie van dupliek een e-mail overgelegd die is gedateerd op 28 april 2021, 3:06:10 PM met als afzender [naam 2] (Salesmanager bij [bedrijf] , verder te noemen [naam 2] ) (toevoeging kantonrechter: eisende partij wordt door beide partijen zowel met “ Metro ” als met “ [bedrijf] ” aangeduid. Verder zal voor de duidelijkheid worden gesproken over Metro , behalve als er wordt weergegeven wat iemand letterlijk heeft gezegd of geschreven). De e-mail is gericht aan [gedaagde] . In deze mail staat:
“ Hoi [gedaagde] , Ik ben net gebeld door [naam 1] van Arval, ze heeft de sleutels gevonden en de [bedrijf] auto zou al zijn opgehaald. Wil jij nog z.s.m. een afspraak maken bij IT User Service?(…)”.
2.9.
Metro heeft een aantal e-mails overgelegd als productie 15 bij dagvaarding. Een mailwisseling begint met de datum 1 mei 2021 om 20.39 uur van [naam 3] (verder [naam 3] te noemen), medewerker van Metro , gericht aan [naam 4] (verder [naam 4] te noemen), accountmanager van Arval. In deze mail staat:
“Hoi [naam 4] ,
Zoals afgelopen week besproken, graag een afspraak maken om deze auto op te halen om in de pool op te nemen.”.
Op 5 mei 2021 om 16.20 uur, heeft [naam 4] , het volgende gemaild naar [naam 3] :
“Hoi [naam 3] ,
Wij hadden een afspraak gemaakt met dhr [gedaagde] om de auto op te halen. Echter blijkt hij op de afgesproken tijd niet huis te zijn en ook niet meer thuis te komen vandaag.
Mijn collega zal dus een nieuwe afspraak maken met hem.”
Hierop is op 5 mei 2021 om 16.58 uur door [naam 3] per e-mail naar [naam 4] gereageerd:
“Hi [naam 4] ,
Wat vervelend dat jullie daar voor niets stonden, excuses daarvoor. Hoor graag wanneer de auto opgehaald wordt.”.
[naam 3] heeft op 18 mei 2021 om 14.00 uur naar [naam 4] gemaild:
“ Hoi [naam 4] , (…) Is de auto van [gedaagde] afgelopen woensdag inderdaad ingenomen?”.
[naam 4] heeft diezelfde dag om 14.56 uur naar [naam 3] gereageerd:
“Hoi [naam 3] (…)Auto van [gedaagde] is 12-05 binnen gekomen inderdaad! (…)”.
2.10.
Metro heeft een opnamerapport overgelegd als productie 16 bij dagvaarding. In dit rapport staat bij het vakje adres inname (o.a.) de datum 12-05-2021.

3.Het geschil

3.1.
Metro vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een hoofdsom van € 667,88, vermeerderd met rente en kosten. Deze hoofdsom bestaat uit een bedrag van € 135,10 aan verkeersboetes en een bedrag van € 532,78, aan restwaarde van de telefoon.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter zal de vordering hieronder per discussiepunt bespreken.
Is de telefoon weer terug bij Metro ?
Wat zeggen partijen?
4.2.
Metro legt aan haar vordering ten grondslag dat zij de telefoon nog niet van [gedaagde] heeft teruggekregen, terwijl [gedaagde] dit al wel had moeten doen. [gedaagde] moet daarom nu de restwaarde van de telefoon ter hoogte van € 532,78 betalen aan Metro .
4.3.
[gedaagde] voert in zijn conclusie van antwoord aan dat hij de telefoon eerst had voorgemeld bij PostNL en toen was vergeten om de telefoon daadwerkelijk in te leveren bij PostNL. Hij heeft de telefoon vervolgens op 13 augustus 2021 aangetekend en verzekerd (tot € 500,-) via PostNL verstuurd naar Metro . De klantenservice heeft dit telefonisch bevestigd, maar kan dit niet schriftelijke bevestigen. [gedaagde] heeft een Track&Trace code overgelegd. PostNL heeft aangegeven dat het pakket niet meer te traceren is. Metro had dan ook een claim moeten indienen, aangezien het pakket verzekerd is gestuurd. Metro heeft dit echter niet gedaan.
4.4.
Metro heeft hierop in haar conclusie van repliek gereageerd en gezegd dat uit de Track&Trace code enkel is af te leiden dat het pakket is voorgemeld en niet daadwerkelijk is afgeleverd. Het lag op weg van [gedaagde] om dit te bewijzen. Het ligt op weg van [gedaagde] om te zorgen dat de spullen correct ingeleverd worden bij Metro . Als het pakket is kwijtgeraakt bij de post, lag het niet op haar weg, maar op weg van de verzender, [gedaagde] , om de kosten voor de verzekerde waarde te claimen.
4.5.
In zijn conclusie van dupliek heeft [gedaagde] aangevoerd dat hij, een paar dagen na het versturen van het pakket, contact had opgenomen met PostNL en dat deze een onderzoek heeft verricht, waaruit blijkt dat het pakket op 16 augustus 2021 is afgeleverd. [gedaagde] verwijst hierbij naar productie 2 bij zijn conclusie van dupliek.
4.6.
Metro heeft hierop gereageerd dat zij niet bekend is met de e-mail die als productie 2 bij conclusie van dupliek is overgelegd en zij trekt de echtheid van deze mail ernstig in twijfel. Daarbij voert Metro aan dat het vreemd is dat [gedaagde] deze e-mail niet eerder heeft overgelegd in of vóór deze procedure, aangezien de datum van de mail 18 augustus 2021 is en [gedaagde] in zijn conclusie van antwoord hier niets over heeft gezegd. Metro blijft blij haar standpunt dat zij het pakket niet heeft ontvangen.
Wat vindt de kantonrechter?
4.7.
De kantonrechter komt tot het oordeel dat [gedaagde] de restwaarde van de telefoon aan Metro moet betalen en legt hieronder uit waarom. Het staat tussen partijen vast dat [gedaagde] de telefoon terug moest geven aan Metro . Het is in dit geval aan [gedaagde] om voldoende onderbouwd aan te voeren dat Metro de telefoon terug heeft ontvangen. [gedaagde] is hier in dit geval niet in geslaagd.
4.8.
In zijn conclusie van antwoord heeft [gedaagde] aangevoerd dat hij de telefoon aangetekend heeft verstuurd. In geval van een aangetekende verzending ontvangt de afzender digitaal of fysiek een verzendbewijs en tekent de ontvanger voor ontvangst. Uit de Track&Trace code die [gedaagde] heeft overgelegd is niet meer af te leiden dan dat het pakket is voorgemeld en dat het pakket niet (meer) te traceren is. Een bewijs van voormelding is echter enkel een administratieve handeling die niets zegt over of de telefoon daadwerkelijk fysiek ter verzending is aangeboden. Dat Metro de telefoon heeft ontvangen kan vervolgens ook niet worden afgeleid uit de door [gedaagde] bij zijn laatste verweer van 22 januari 2023 overgelegde e-mail van PostNL van 18-08-2021 waarin onder andere staat: “Het depot heeft bevestigd dat de zending is afgeleverd op 16-8-2021 om 10:33 uur”. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet te begrijpen waarom [gedaagde] pas bij zijn laatste conclusie van 22 januari 2023 de e-mail van 18-2-2021 heeft overgelegd, terwijl hij dit al eerder bij zijn eerste reactie van 28 oktober 2022 had kunnen en moeten doen. Bovendien heeft [gedaagde] met deze enkele mededeling in de e-mail van 18-08-2021, gelet het ontbreken van een handtekening voor ontvangst, onvoldoende onderbouwd gesteld dat de telefoon bij Metro is afgeleverd. Ook blijkt uit de betreffende e-mail van PostNL niet op welke wijze, op welk adres en/of aan wie de zending is afgeleverd. Op grond van het vorenstaande overweegt de kantonrechter dat [gedaagde] onvoldoende onderbouwd heeft dat de telefoon daadwerkelijk bij Metro is afgeleverd, zodat hij ook niet tot bewijslevering zal worden toegelaten.
4.9.
Ook is de kantonrechter het met Metro eens dat, als het pakket is zoekgeraakt bij PostNL, dit voor rekening en risico komt van de verzender, [gedaagde] . Het is dan ook aan [gedaagde] om in dat geval de kosten voor de verzekerde waarde te claimen bij PostNL. Het verweer van [gedaagde] dat Metro dit had moeten doen, slaagt dus niet.
4.10.
Nu [gedaagde] niet voldoende onderbouwd heeft aangevoerd dat de telefoon is ontvangen door Metro , moet [gedaagde] in dit geval de restwaarde van de telefoon vergoeden aan Metro . Hierbij is in aanmerking genomen dat [gedaagde] bij brief van 10 september 2021 is aangemaand en gewaarschuwd dat na het verstrijken van de genoemde aanmaningstermijn de restwaarde van de telefoon in rekening zou worden gebracht. De hoogte van de restwaarde van de telefoon wordt hieronder besproken.
Wat is de restwaarde van de telefoon?
Wat zeggen partijen?
4.11.
Metro stelt dat de restwaarde van de telefoon een bedrag van € 532,78 is en verwijst voor de onderbouwing van dit bedrag naar haar brief van 21 september 2021. Metro zegt in deze brief dat de nieuwewaarde van de telefoon € 548,- (inclusief btw) is en dat de telefoon ongeveer één maand gebruikt is tijdens het dienstverband van [gedaagde] , waardoor de restwaarde € 532,78 (inclusief btw) is.
4.12.
[gedaagde] voert aan dat de waardebepaling van Metro niet klopt. Hij zegt hierbij dat de telefoon destijds 3,5 jaar oud was met zichtbare gebruikssporen. De nieuwwaarde lag volgens hem op april 2020 op een bedrag van € 449,- euro en voor een “refurbished” (gebruikt) toestel lag de waarde rond de € 228,-. [gedaagde] verwijst ter onderbouwing van deze stelling naar een website over de prijs van een (refurbished) model Apple iPhone Se (2020).
4.13.
Metro blijft in haar reactie bij haar standpunt dat de restwaarde juist berekend is. Zij weerspreekt dat de telefoon ruim 3,5 jaar oud was, deze was namelijk uit 2020. Ook zeggen de gegevens op de website waar [gedaagde] naar verwijst niets over de aanschafwaarde van de telefoon voor Metro en de waarde van de telefoon op [datum 2] .
4.14.
[gedaagde] heeft vervolgens niet meer gereageerd op deze reactie van Metro .
Wat vindt de kantonrechter?
4.15.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] een bedrag van € 228,- aan Metro moet betalen en legt hieronder uit waarom. Het is aan Metro om te voldoende onderbouwd te stellen wat de restwaarde van de telefoon is. Metro heeft in dit geval niet voldoende onderbouwd aangetoond dat het in dit geval ging om een nieuw/niet gebruikt toestel en ook niet voldoende uitgelegd hoe zij op een restwaarde is uitgekomen van € 532,78 (inclusief btw). Het lag op weg van Metro om hier meer uitleg over te geven, zeker omdat zij zelf bij repliek aangeeft dat het een telefoon is uit 2020, terwijl het toestel in 2021 aan [gedaagde] is gegeven. Ook gaat zij in haar conclusie van repliek niet in op de stelling van [gedaagde] dat de telefoon gebruikssporen had toen hij hem kreeg. De kantonrechter zal in dit geval daarom een restwaarde ter hoogte van € 228,- (inclusief btw) toewijzen, omdat [gedaagde] zelf heeft verwezen naar dit lagere bedrag en dit bedrag in die zin als restwaarde voor de telefoon door hem is erkend.
Wie moet de verkeersboetes betalen?
Wat zeggen partijen?
4.16.
Metro legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] de auto nog niet terug had ingeleverd op het moment dat de verkeersboetes zijn veroorzaakt, waardoor [gedaagde] verantwoordelijk is voor deze boetes. Metro stelt hierbij dat de auto pas op 12 mei 2021 bij [gedaagde] is opgehaald door Arval en verwijst hierbij naar de e-mails die als productie 15 bij dagvaarding zijn gevoegd en het opnamerapport met foto van hierbij overgelegde documenten die als productie 16 bij de dagvaarding zijn gevoegd.
4.17.
[gedaagde] voert aan dat hij niet verantwoordelijk is voor deze boetes omdat de auto al op [datum 2] bij hem was opgehaald en de verkeersboetes op een latere datum zijn veroorzaakt. [gedaagde] verwijst hierbij naar de mail in bijlage 2 bij zijn conclusie van antwoord.
4.18.
Metro zegt in haar conclusie van repliek dat de contactpersoon bij Arval, [naam 4] was en dat niet bekend is wie [naam 1] (verder te noemen [naam 1] ) is. Zij verwijst hierbij opnieuw naar de e-mailcorrespondentie met Arval, die is overgelegd als productie 15 bij dagvaarding. Ook is niet duidelijk wanneer de door [gedaagde] overlegde e-mail zou zijn verstuurd en naar welke datum precies wordt verwezen. Ook is niet duidelijk wanneer [gedaagde] en [naam 1] met elkaar gesproken hebben en wat de aanleiding was van dit gesprek. De verkeersboetes zijn daarbij gereden op verschillende locaties in [plaats] wat destijds de woonplaats van [gedaagde] was, aldus Metro .
4.19.
[gedaagde] is in zijn conclusie van dupliek bij zijn standpunt gebleven dat de auto al was ingeleverd en legt hierbij een e-mail van [naam 2] van Metro over van [datum 2] , waaruit volgens hem blijkt dat de auto op die datum was ingeleverd bij Arval.
4.20.
Metro betwist de echtheid van deze e-mail van [naam 2] . Deze e-mail bestaat volgens haar niet, is niet echt en is niet verzonden door [naam 2] . Zij geeft hierbij aan dat zij een intern onderzoek heeft gestart naar de overgelegde e-mail en dat zij aangifte zal doen van valsheid in geschrifte, zodra zij een uitdraai heeft van de IT-afdeling met alle door [naam 2] verzonden e-mails. Ook geeft Metro aan dat zij deze e-mail kenbaar heeft gemaakt bij Arval, maar dat Arval blijft bij haar standpunt dat de auto niet eerder is opgehaald dan op 12 mei 2021.
Wat vindt de kantonrechter?
4.21.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat àls [gedaagde] de auto van Metro nog in zijn bezit had op de momenten dat de boetes zijn veroorzaakt, [gedaagde] deze boetes moet betalen. Het is in dit geval aan [gedaagde] om voldoende onderbouwd aan te voeren (en zo nodig te bewijzen) dat de auto al was opgehaald op het moment dat de boetes zijn veroorzaakt. [gedaagde] heeft dit naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende gedaan en legt hieronder uit waarom.
4.22.
Beide partijen hebben in dit geval een e-mail(correspondentie) overgelegd met Arval als afzender en/of ontvanger. In de e-mailcorrespondentie van Metro staat dat de auto op 12 mei 2021 is opgehaald in [plaats] en in de e-mail die door [gedaagde] bij conclusie van antwoord is overgelegd staat dat de auto op [datum 2] is opgehaald in [plaats] . Dit spreekt elkaar tegen en kan niet beiden waar zijn. Op de door [gedaagde] bij dupliek overgelegde e-mail met als afzender [naam 1] ontbreekt de gebruikelijke weergave van datum en tijdstip van verzending, zodat uit deze e-mail, zonder nadere toelichting die ontbreekt, niet kan worden geconcludeerd dat de auto al op [datum 2] is opgehaald. Zeker na de betwisting van Metro dat de auto op [datum 2] is ingeleverd c.q. opgehaald, met de vele vragen over de onbekendheid van de naam [naam 1] als contactpersoon van Arval en over de datum/tijd en de aanleiding van het mailtje, had [gedaagde] zijn standpunt nader moeten onderbouwen door bijvoorbeeld meer uitleg te geven over het hoe, waar en wanneer precies de inname van de auto door Arval volgens hem heeft plaatsgevonden. Dat heeft [gedaagde] met de hiervoor bedoelde e-mail zonder datum en tijdstip niet gedaan.
4.23.
Dit geldt te meer nu Metro (als productie 16 bij dagvaarding) een innamerapport heeft overgelegd, waarin de innamedatum 12-05-2021 te zien is. Ook heeft Metro hierbij een foto overgelegd, die toen volgens haar door Arval is gemaakt, waarop het transportformulier, het kentekenbewijs en het garantieboekje, de RDW papieren, met daarbovenop autosleutels te zien zijn. Van [gedaagde] mocht ook worden verwacht dat hij op deze producties zou reageren. [gedaagde] heeft dat echter niet gedaan.
4.24.
Al met al heeft [gedaagde] daarom onvoldoende onderbouwd aangevoerd dat de auto al op [datum 2] niet meer in zijn bezit was. Dit betekent dat de kantonrechter [gedaagde] zal veroordelen om de gevorderde verkeersboetes ter hoogte van € 135,10 te betalen.
Conclusie hoofdsom
4.25.
Dit betekent dat [gedaagde] aan hoofdsom in totaal een bedrag van € 363,10 moet betalen aan Metro . Dit bedrag bestaat uit € 228,- (inclusief btw) aan restwaarde voor de telefoon en € 135,10 aan verkeersboetes.
Rente en buitengerechtelijke incassokosten
4.26.
De gevorderde rente over de hoofdsom zal worden toegewezen, maar niet vanaf de datum die Metro primair stelt voor wat betreft de verkeersboetes. Metro heeft namelijk onvoldoende onderbouwd gesteld dat [gedaagde] vanaf die data juridisch gezien in verzuim was. Daarbij wordt overwogen dat de door Metro overgelegde negatieve salarisspecificatie niet voldoet aan de juridische vereisten voor een ingebrekestelling, omdat er hierbij geen redelijke betalingstermijn is gegeven aan [gedaagde] . [gedaagde] kan zonder verdere toelichting, die ontbreekt, niet automatisch in verzuim raken binnen veertien dagen na het krijgen van deze specificatie. De subsidiair gevorderde datum is wel toewijsbaar voor wat betreft de verkeersboetes. De primair gevorderde wettelijke rente is wel toewijsbaar over de restwaarde van de telefoon. Deze voldoet aan de juridisch vereisten en wordt ook niet weersproken door [gedaagde] . Dit betekent dat de wettelijke rente zal worden toegewezen over € 228,- vanaf 21 september 2021 en over € 135,10 vanaf 28 oktober 2021 tot aan de dag dat is betaald.
4.27.
Metro vordert ook een vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten en verwijst naar een “veertiendagen brief”, die zij op 11 oktober 2021 aan [gedaagde] heeft verstuurd. De gevorderde vergoeding wordt echter niet toegewezen, omdat in deze brief geen betalingstermijn van 14 dagen is gegeven
ingaande de dag na ontvangst daarvan, zoals vereist door artikel 6:96 lid 6 BW
.In dit verband wordt verwezen naar de uitspraak van de Hoge Raad van 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2704. Metro heeft in haar brief enkel een termijn gegeven van veertien dagen na ontvangst van de brief en deze termijn is dus één dag te kort.
Proceskosten
4.28.
[gedaagde] is de partij die grotendeels ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Metro als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
107,22
- griffierecht
128,00
- salaris gemachtigde
200,00
(2,5 punten x € 80,- per punt)
Totaal
435,22
4.29.
De kantonrechter overweegt daarbij dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van het griffierecht dat hoort bij het toegewezen bedrag. Het meerdere van het door Metro betaalde griffierecht blijft voor haar rekening omdat dit deel nodeloos is veroorzaakt.
4.30.
De nakosten zullen op de in de beslissing weergegeven wijze worden begroot.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Metro te betalen een bedrag van € 363,10, te vermeerderen met de wettelijke rente (zoals bedoeld in artikel 6:119 BW) over € 228,- vanaf 21 september 2021 en over € 135,10 vanaf 28 oktober 2021 tot aan de dag dat is betaald,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Metro tot dit vonnis vastgesteld op € 435,22,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten die ontstaan na dit vonnis, zoals gevorderd begroot op € 65,50 aan salaris gemachtigde, als niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis is voldaan, te vermeerderen met de explootkosten van betekening van dit vonnis, als er vervolgens betekening heeft plaatsgevonden,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Zander en in het openbaar uitgesproken op 5 april 2023