Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
wonende te [woonadres] ,
woonplaats kiezende ten kantore van mr. N. van Vliet, 4811 CA Breda, Ceresstraat 13.
1.De procedure
ex artikel 533 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 1.390,00, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis;
- € 7.950,00, voor schade wegens vrijheidsbeperkende maatregelen gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis;
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- het vonnis van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank van 28 juni 2022 waarbij verzoeker is vrijgesproken;
- de stukken waaruit blijkt dat verzoeker op 10 april 2021 in verzekering is gesteld en op 22 april 2021 onder voorwaarden is geschorst uit de voorlopige hechtenis;
- de schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie.
2.De beoordeling
16 dagen in verzekering en voorlopige hechtenisdoorgebracht, waarvan 2 op het politiebureau met beperkingen in het kader van de inverzekeringstelling en 3 dagen op het politiebureau in het kader van opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis en 11 dagen in het kader van de voorlopige hechtenis in [jeugdinstelling] . De LOVS-uitgangspunten gaan uit van een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag voor het verblijf op het politiebureau of in het Huis van Bewaring met beperkingen of in een extra beveiligde inrichting (EBI) en € 100,00 in de overige gevallen.
€ 1.750,00.
€ 680,00toegekend.
3.De beslissing
€ 1.750,00, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis;
€ 2.430,00zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van [stichting] , onder vermelding van “
[kenmerk]”.