ECLI:NL:GHAMS:2022:1353

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 mei 2022
Publicatiedatum
4 mei 2022
Zaaknummer
000063-22 (530 Sv) en 000064-22 (533 Sv)
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding wegens huisarrest en kosten rechtsbijstand in strafzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 3 mei 2022 uitspraak gedaan op een verzoekschrift van de verzoeker, die schadevergoeding vroeg voor de ondergane verzekering en voorlopige hechtenis (huisarrest) in een strafzaak. Het verzoekschrift was op 13 januari 2022 ingekomen, waarna de advocaat-generaal op 15 februari 2022 zijn standpunt kenbaar maakte. De verzoeker is niet in raadkamer verschenen, maar het hof heeft de stukken in de strafzaak bestudeerd en de advocaat-generaal en de advocaat van de verzoeker gehoord tijdens de openbare behandeling van het verzoekschrift.

De verzoeker vroeg een schadevergoeding van € 4.090,00 voor de schade die hij zou hebben geleden door het huisarrest en € 680,00 voor de kosten van rechtsbijstand. Het hof oordeelde dat het verzoekschrift tijdig was ingediend en dat er gronden van billijkheid aanwezig waren voor het toekennen van een schadevergoeding. Het hof stelde vast dat het huisarrest van de verzoeker, die ten tijde van het huisarrest minderjarig was, in essentie vrijheidsbeneming betrof. Daarom kende het hof een vergoeding toe van € 50,00 per dag voor de dagen dat de verzoeker onder huisarrest was, wat resulteerde in een totaalbedrag van € 2.160,00.

Daarnaast werd de vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand van € 680,00 toegewezen. Het hof wees het anders of meer verzochte af en beval de onverwijlde betekening van de beschikking aan de verzoeker. De beslissing werd genomen door de meervoudige raadkamer van het Gerechtshof Amsterdam, met de voorzitter mr. A.R.O. Mooy, en is ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling strafrecht
afdeling strafrecht
rekestnummer(s): 000063-22 (530 Sv) en 000064-22 (533 Sv)
parketnummer in hoger beroep: 23-001823-21
Beschikking op het verzoekschrift op de voet van de artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker],
geboren op [geboortedag] 2022 te [geboorteplaats],-
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat, mr. M.A.C. de Bruijn,
Kraanspoor 50, 1033 SE te Amsterdam.

1.Procesverloop

Het verzoekschrift is op 13 januari 2022 ingekomen.
Op 15 februari 2022 heeft de advocaat-generaal het standpunt van het openbaar ministerie kenbaar gemaakt.
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 19 april 2022 de advocaat-generaal en de advocaat van de verzoeker ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord. De verzoeker is niet in raadkamer verschenen.

2. Inhoud van het verzoek

Het verzoek strekt tot het verkrijgen van een vergoeding ter zake van:
schade die de verzoeker stelt te hebben geleden als gevolg van de ondergane verzekering en voorlopige hechtenis (huisarrest) in de strafzaak met voormeld parketnummer ten bedrage van € 4.090,00;
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van onderhavige verzoekschriftprocedure ten bedrage van € 680,00.

3.Beoordeling van het verzoek

Bij arrest van dit hof van 25 november 2021 is de strafzaak met voormeld parketnummer geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Het verzoekschrift is tijdig ter griffie van dit hof ingediend.
Ingevolge het bepaalde in artikel 534, eerste lid, Sv heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Ad a
De verzoeker is op 12 januari 2020 in verzekering gesteld. Vervolgens is op 14 januari 2020 de voorlopige hechtenis van de verzoeker bevolen en is de verzoeker onder huisarrest geplaatst. De verzoeker is op 20 februari 2020 in vrijheid gesteld.
Primair is door de advocaat van de verzoeker een vergoeding verzocht van € 100,00 per dag voor de dagen die door de verzoeker onder huisarrest zijn doorgebracht. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verzoeker minderjarig is en dat het huisarrest hem zwaar is gevallen. Subsidiair is verzocht een bedrag toe te wijzen van € 50,00 per dag.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het huisarrest valt onder een post waarvoor verzoeker schadevergoeding kan vragen in de rekestenprocedure en dat het verzochte kan worden toegewezen tot een bedrag van € 30,00 per dag.
Het hof stelt voorop dat huisarrest niet altijd onder de reikwijdte valt van artikel 533 Sv en voor
vergoeding in aanmerking komt. In het geval van de verzoeker betreft het door hem ondergane huisarrest echter in essentie vrijheidsbeneming en zijn er gronden van billijkheid voor een vergoeding ex artikel 533 Sv. Omdat het door de verzoeker ondergane huisarrest niet vergelijkbaar is met een inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis in het Huis van Bewaring kent het hof een vergoeding toe ten bedrage van € 50,00 per dag. Daarbij neemt het Hof in aanmerking dat verzoeker ten tijde van het ondergaan van het huisarrest minderjarig was.
Ad b
Gronden van billijkheid zijn aanwezig voor toekenning van een vergoeding ter zake van kosten rechtsbijstand in de onderhavige verzoekschriftprocedure tot een bedrag van € 680,00.

4.Beslissing

Het hof:
Kent op de voet van artikel 533 Sv aan de verzoeker een vergoeding toe van € 2.160,00 (tweeduizend honderdzestig euro).
Kent op de voet van artikel 530 Sv aan de verzoeker een vergoeding toe van € 680,00 (zeshonderdtachtig euro).
Wijst het anders of meer verzochte af.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan de verzoeker.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. A.R.O. Mooy, S. Clement en P.C. Verloop, in tegenwoordigheid van mr. M.E. de Waard als griffier, is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 3 mei 2022.
De voorzitter beveelt:
de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 2.840,00 (tweeduizend achthonderdveertig euro) op bankrekeningnummer [rekeningnummer] t.n.v. Stichting Beheer Derdengelden Houben De Bruijn Advocaten o.v.v. [ovv].
Amsterdam, 3 mei 2022,
mr. A.R.O. Mooy, voorzitter.