ECLI:NL:RBZWB:2023:2481

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 maart 2023
Publicatiedatum
13 april 2023
Zaaknummer
C/02/402349 FA RK 22-4603
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van Leuven
  • mr. Schröder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbetering van geboorteakte en doorhaling erkenning in het kader van familierechtelijke betrekkingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 maart 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verbetering van een geboorteakte en de doorhaling van een latere vermelding betreffende erkenning. Het verzoek is ingediend door het openbaar ministerie, dat verzocht om de vadergegevens op de geboorteakte van een minderjarige op te nemen en de erkenning door de vader te doorhalen, aangezien de ouders van de minderjarige inmiddels met elkaar zijn gehuwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de erkenning van de minderjarige door de vader niet nietig is, omdat deze erkenning niet heeft geleid tot een situatie waarin het kind in familierechtelijke betrekking tot meer dan twee personen staat. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de erkenning ten onrechte in de registers van de burgerlijke stand is opgenomen, omdat de minderjarige vanaf zijn geboorte in familierechtelijke betrekking staat tot zowel de moeder als de vader, die met elkaar zijn gehuwd. De rechtbank heeft het verzoek van het openbaar ministerie toegewezen en gelast dat de akte van de geboorte wordt verbeterd door de vadergegevens op te nemen en de latere vermelding betreffende erkenning te doorhalen. De beslissing is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Breda
Zaaknummer: C/02/402349 FA RK 22-4603
beschikking betreffende de registers van de burgerlijke stand
op het verzoek van
het openbaar ministerie,
arrondissementsparket Zeeland-West-Brabant.
1. Het procesverloop
1.1. Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het op 17 oktober 2022 ontvangen verzoekschrift van het openbaar ministerie met bijlagen, waaronder de brief van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Tilburg van 6 september 2022 aan het openbaar ministerie;
- de akte met [nummer] van het jaar 2022 van het register van geboorten van de burgerlijke stand van de gemeente Tilburg;
- de brieven van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Tilburg van
25 november 2022 en 6 februari 2023 waarvan eerstgenoemde met bijlagen;
- de brieven van het openbaar ministerie van 20 december 2022 en 20 januari 2023 met bijlagen;
- de brieven van de griffier van de rechtbank van 13 januari 2023 aan de hierna onder 1.2. te noemen belanghebbenden, houdende een oproep voor de mondelinge behandeling.
1.2. Als belanghebbenden in deze zaak zijn aangemerkt:
1. mevrouw [moeder] van na te noemen minderjarige;
2. de heer [vader] van na te noemen minderjarige;
3. de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Tilburg.
1.3. De zaak is behandeld op de mondelinge behandeling van 16 februari 2023. Bij die gelegenheid zijn verschenen de heer en mevrouw [geslachtsnaam 1] en de heer [ambtenaar 1] en mevrouw [ambtenaar 2] als ambtenaren van de burgerlijke stand van de gemeente Tilburg. Het openbaar ministerie is zoals aangekondigd in voormelde brief van 20 januari 2023 niet op de mondelinge behandeling verschenen.

2.Het verzoek

Het huidige verzoek strekt ertoe dat de rechtbank verbetering van voormelde akte (door opneming van de vadergegevens) en doorhaling van de bij die akte behorende latere vermelding betreffende erkenning zal gelasten.
Het verzoek tot verbetering van de geslachtsnaam van de moeder op de geboorteakte is ingetrokken, nu de ambtenaar van de burgerlijke stand dit ambtshalve heeft gewijzigd. Op
16 januari 2023 is aan de geboorteakte toegevoegd de latere vermelding betreffende ambtshalve verbetering waaruit blijkt dat de geslachtsnaam van moeder is verbeterd in [geslachtsnaam 1] .

3.De beoordeling

3.1.
In voormelde akte met [nummer] , opgemaakt op 19-05-2022, is opgenomen dat op [geboortedag minderjarige] 2022 te [geboorteplaats minderjarige] is geboren de vrouwelijke minderjarige:
Geslachtsnaam : [geslachtsnaam 1]
Voornamen : [voornaam minderjarige]
Voorts is in voormelde akte opgenomen dat de ouders zijn:
Geslachtsnaam vader : [geslachtsnaam 1]
Voornamen vader : [voornaam vader]
Plaats van geboorte vader : [geboorteplaats vader]
Dag van geboorte vader : [geboortedag vader] 1990
Geslachtsnaam moeder : [geslachtsnaam 2]
Voornamen moeder : [voornaam moeder]
Plaats van geboorte moeder : [geboorteplaats moeder]
Dag van geboorte moeder : [geboortedag moeder] 1993
De aangifte van de geboorte is gedaan door [vader] .
3.2.
Uit de bij voormelde akte behorende latere vermelding betreffende erkenning blijkt dat de minderjarige op 3 maart 2022 met toestemming van de moeder en met toepassing van Nederlands recht is erkend door:
Geslachtsnaam : [geslachtsnaam 1]
Voornamen : [voornaam vader]
en is gekozen voor de geslachtsnaam van het kind: [geslachtsnaam 1] .
3.3.
Op grond van artikel 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe, aangezien het verzoekschrift is ingediend door voormeld openbaar ministerie. De rechtbank Zeeland-West-Brabant is bevoegd, nu het verzoek ziet op verbetering van een akte welke is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand binnen haar rechtsgebied.
3.4.
Het openbaar ministerie verzoekt voormelde geboorteakte aldus te verbeteren dat de vadergegevens worden opgenomen, en wel als volgt:
Geslachtsnaam vader : [geslachtsnaam 1]
Voornamen vader : [voornaam vader]
Plaats van geboorte vader : [geboorteplaats vader]
Dag van geboorte vader : [geboortedag vader] 1990
Voorts wordt verzocht de bij voormelde geboorteakte behorende latere vermelding betreffende erkenning door te halen.
Standpunt openbaar ministerie
3.5.
Aan het verzoek is, onder verwijzing naar de brief van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Breda aan het openbaar ministerie van 6 september 2022, het volgende ten grondslag gelegd. Gebleken is dat de moeder en de vader op [huwelijksdatum] te [plaats] zijn gehuwd. Als bijlage wordt de huwelijksakte (met Engelse vertaling) overgelegd. Het huwelijk staat inmiddels ook geregistreerd in de basisregistratie personen (BRP). Aangezien de minderjarige dus is geboren binnen een huwelijk, is de door de vader gedane erkenning daarmee nietig en dient de latere vermelding betreffende erkenning te worden doorgehaald en de geboorteakte te worden verbeterd door toevoeging van de vadergegevens.
Standpunt ambtenaar van de burgerlijke stand
3.6.
De ambtenaar van de burgerlijke stand (hierna te noemen de abs) heeft tijdens de procedure haar standpunt als volgt gewijzigd. Ten tijde van de erkenning was het huwelijk van de ouders nog niet bekend. Uit de door de Hoge Raad op 19 mei 2017 gewezen uitspraak (ECLI:NL:HR:2017:942) blijkt volgens de abs dat een erkenning, waarbij het kind al in familierechtelijke betrekking tot de vader staat, niet nietig is, indien de erkenning er niet toe leidt dat het kind tot meer dan twee personen in familierechtelijke betrekking komt te staan. Deze uitleg door de Hoge Raad van artikel 1:204 lid 1 onder e BW kan niet enkel en selectief gelden voor de in voornoemde uitspraak genoemde gevallen waarbij door erkenning de Nederlandse nationaliteit wordt verkregen. In onderhavige situatie heeft de erkenning er ook niet toe geleid dat het kind in familierechtelijke betrekking tot meer dan twee personen is komen te staan. Aangezien de gronden voor nietigheid van een erkenning limitatief zijn opgesomd in artikel 1:204 lid 1 BW komt naar het oordeel van de abs de latere vermelding betreffende de erkenning niet ten onrechte voor in de registers en hoeft deze niet te worden doorgehaald ingevolge artikel 1:24 BW.
Rechtsgeldigheid huwelijk en afstamming minderjarige
3.7.
Gelet op de overgelegde huwelijksakte met vertaling acht de rechtbank voldoende vaststaand dat er sprake is van een rechtsgeldig huwelijk tussen de moeder en de vader, gesloten op [huwelijksdatum] te [plaats] . Op grond van het bepaalde in artikel 10:31 van het Burgerlijke Wetboek (BW) wordt dit huwelijk in Nederland erkend.
3.8.
Nu vast staat dat de moeder en de vader ten tijde van de geboorte van de minderjarige met elkaar gehuwd waren, moet de vraag, of de vadergegevens opgenomen moeten worden in deze geboorteakte, worden beantwoord aan de hand van artikel 10:92 BW. Op grond van dit artikel wordt de vraag, of een kind door geboorte in familierechtelijke betrekking komt te staan tot de vrouw uit wie het is geboren en de met haar gehuwde man, bepaald door het recht van de staat van de gemeenschappelijke nationaliteit van de man en de vrouw. Indien dit ontbreekt, is het recht van de staat waar de man en de vrouw elk hun gewone verblijfplaats hebben bepalend, of, indien ook dit ontbreekt, het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van het kind. Er wordt hierbij aangeknoopt bij het moment van de geboorte van het kind.
3.9.
De rechtbank zal allereerst beoordelen of er sprake is van een gemeenschappelijke nationaliteit. De moeder en de vader hebben blijkens de BRP in ieder geval allebei de Roemeense nationaliteit. Dit betekent dat op het moment van de geboorte van de minderjarige sprake is van de gemeenschappelijke Roemeense nationaliteit van de moeder en de man en is Roemeens recht van toepassing op de afstammingsrelatie tussen de moeder en de man enerzijds en de minderjarige anderzijds.
3.10.
Ingevolge het Roemeense recht is de moeder van het kind onder meer degene uit wie het kind geboren werd en de afstamming bewezen wordt op basis van de geboorteakte (artikel 408 Roemeens BW). Nu de moeder is opgenomen in de geboorteakte staat vast dat zij de moeder van de minderjarige is. De vader van het kind is onder meer de man ten aanzien van wie het vermoeden van vaderschap uit huwelijk geldt. Dit is de man die ten tijde van de geboorte of verwekking van het kind getrouwd is met de moeder van het kind (artikel 408 Roemeens BW). Nu de rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder en de man op
[huwelijksdatum] te [plaats] , met elkaar zijn gehuwd, zal de man als vader van de minderjarige worden aangemerkt. Het voorgaande betekent dat de minderjarige vanaf zijn geboorte op [geboortedag minderjarige] 2022 in familierechtelijke betrekking staat tot zowel de moeder als de vader.
3.11.
Dit brengt mee dat het verzoek van het openbaar ministerie tot aanvulling van de geboorteakte van de minderjarige met de vadergegevens zal worden toegewezen. Daarbij is in aanmerking genomen dat de door het openbaar ministerie genoemde vadergegevens blijken uit de overgelegde Moldavische huwelijksakte en uit de BRP.
Doorhaling latere vermelding betreffende erkenning
3.12.
Vervolgens moet worden beoordeeld of de latere vermelding betreffende erkenning moet worden doorgehaald. Op grond van artikel 10:95 BW wordt de vraag of erkenning door een man familierechtelijke betrekkingen doet ontstaan tussen hem en een kind, wat betreft de bevoegdheid van de man en de voorwaarden voor de erkenning, bepaald door het recht van de staat waarvan de man de nationaliteit bezit. Bepalend hierbij is het tijdstip van de erkenning. Indien volgens het nationale recht van de man erkenning niet of niet meer mogelijk is, is bepalend het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van het kind. Volgens artikel 10:96 BW wordt de vraag of en op welke wijze een erkenning kan worden tenietgedaan, wat betreft de bevoegdheid van de man en de voorwaarden voor de erkenning, bepaald door het op grond van artikel 10:95 BW toegepaste recht.
3.13.
Nu de man de Roemeense nationaliteit bezit, is in beginsel Roemeens recht van toepassing op de doorhaling van de erkenning. De man heeft de minderjarige vóór de geboorte, op 3 maart 2022 erkend. De Roemeense wet geeft echter aan dat erkenning van een ongeboren vrucht niet mogelijk is. Nu de door de man gedane erkenning naar Roemeens recht dus niet mogelijk is, betekent dit dat Nederlands recht van toepassing is als het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van de minderjarige. Naar Nederlands recht is erkenning van een ongeboren vrucht mogelijk (artikel 1:2 BW).
Beoordeling rechtsgeldigheid erkenning
3.14.
Zoals weergegeven in rechtsoverweging 3.6. is het standpunt van de abs dat de door de man gedane erkenning niet nietig is op grond van artikel 1:204 lid 1 onder e BW, omdat de erkenning er niet toe heeft geleid dat het kind tot meer dan twee personen in familierechtelijke betrekking is komen te staan. De abs verwijst hiervoor naar de door de Hoge Raad gegeven uitleg van dit artikel in haar uitspraak van 19 mei 2017 (ECLI:NL:2017:942).
3.15.
In voormelde uitspraak van de Hoge Raad was sprake van de situatie dat het kind van de man tijdens zijn tweede buitenlandse (bigame) huwelijk is geboren. De man verzocht om het Nederlanderschap voor dit kind. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat erkenning in Nederland van de familierechtelijke betrekking tussen de man en het kind op basis van het polygame huwelijk in strijd is met de openbare orde, omdat het kind is geboren uit een buiten Nederland gesloten huwelijk dat niet in Nederland wordt erkend. Zodra het polygame karakter aan dit huwelijk komt te ontvallen, is er niet langer sprake van een beletsel om die familierechtelijke betrekking te erkennen. De bepaling van het ingangstijdstip van deze erkenning hangt gezien het verzoek van de man af van de van toepassing zijnde Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN). Het stelsel van deze wet staat volgens de Hoge Raad eraan in de weg dat het kind in deze situatie uitsluitend op grond van zijn afstamming op enig tijdstip van rechtswege het Nederlanderschap verkrijgt. De relevante familierechtelijke betrekking diende namelijk te bestaan op het tijdstip van de geboorte van het kind en uitgangspunt is ook dat de verkrijging van het Nederlanderschap geen terugwerkende kracht heeft. Nu de RWN wel in de mogelijkheid voorziet dat een kind dat niet is geboren uit een huwelijk van rechtswege het Nederlanderschap kan verkrijgen als gevolg van erkenning dan wel gerechtelijke vaststelling door een Nederlandse vader, stelt de Hoge Raad de hiervoor weergegeven situatie daarmee op een lijn (vanaf het tijdstip waarop het polygame karakter aan het huwelijk is ontvallen). Aan deze mogelijkheid staat niet in de weg dat het kind na genoemd tijdstip al een in Nederland erkende familierechtelijke betrekking met de vader heeft en ook niet het beletsel dat het kind reeds twee ouders heeft, nu de erkenning dan wel de gerechtelijke vaststelling van het ouderschap niet ertoe leidt dat het kind in een familierechtelijke betrekking tot meer dan twee personen komt te staan.
3.16.
Gelet op deze door de abs aangehaalde uitspraak kan de rechtbank de abs volgen in haar redenering dat in onderhavige situatie waarbij achteraf blijkt dat er al een huwelijk bestaat ten tijde van de erkenning, de erkenning niet nietig is op grond van artikel 1:204 lid 1 onder e BW indien het dezelfde twee ouders betreft. Waar deze rechtbank eerder in vergelijkbare gevallen de verzochte doorhaling van de latere vermelding betreffende erkenning heeft toegewezen onder verwijzing naar voormeld artikel, komt de rechtbank in zoverre nu tot het andersluidende oordeel dat dit niet de juiste grondslag betreft.
De rechtbank acht in onderhavige situatie evenwel geen grond aanwezig voor het naast elkaar (laten) bestaan van de in de geboorteakte opgenomen vadergegevens (als gevolg van het huwelijk) en de akte van erkenning. Zoals overwogen in 3.10. staat de minderjarige als gevolg van het huwelijk naar Roemeens recht vanaf zijn geboorte in familierechtelijke betrekking tot de vader. En ook naar Nederlands recht vermeldt artikel 1:199 BW de vijf afzonderlijke situaties wanneer een man de vader is van een kind. De Hoge Raad heeft in haar uitspraak ook niet geoordeeld dat familierechtelijke betrekkingen uit huwelijk en als gevolg van erkenning in alle gevallen naast elkaar moeten kunnen bestaan. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de Hoge Raad in die specifieke situatie, om de verkrijging van het Nederlanderschap door het kind niet onmogelijk te laten blijven, de zelfstandige mogelijkheid geboden aan de vader tot erkenning dan wel tot gerechtelijke vaststelling van het ouderschap terwijl later door het ontvallen van het polygame karakter van het huwelijk ook de daaruit ontstane familierechtelijke betrekking werd erkend. De rechtbank acht het een begrijpelijk oordeel dat in die situatie de twee familierechtelijke betrekkingen naast elkaar kunnen (blijven) bestaan. In onderhavige situatie bestaat het juridisch vaderschap uit huwelijk echter al vanaf de geboorte van het kind. Naar het oordeel van de rechtbank had de erkenning dan ook niet mogen worden ingeschreven en komt op grond van artikel 1:24 BW de latere vermelding betreffende erkenning ten onrechte voor in de registers van de burgerlijke stand.
3.17.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de abs nog gesteld dat een belang om de akte van erkenning alsnog in stand te laten is voor het geval dat achteraf mocht blijken dat het buitenlandse huwelijk toch niet rechtsgeldig is. De rechtbank acht het geen wenselijke rechtspraktijk om de akte van erkenning enkel en alleen in stand te laten voor een situatie die zich op dit moment niet voordoet, terwijl bovendien in onderhavige procedure door de rechtbank is vastgesteld dat er sprake is van een rechtsgeldig huwelijk. Dit schiet naar het oordeel van de rechtbank ook het doel van de inschrijving van akten voorbij.
3.18.
Het voorgaande brengt mee dat het verzoek van het openbaar ministerie tot doorhaling van de latere vermelding betreffende erkenning zal worden toegewezen, zij het op een andere grond dan door het openbaar ministerie is aangevoerd

4.De beslissing

De rechtbank
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Tilburg om de akte met [nummer] van het jaar 2022 van het onder hem berustende register van geboorten te verbeteren, en wel als volgt:
OUDERS
Geslachtsnaam vader : [geslachtsnaam 1]
Voornamen vader : [voornaam vader]
GEBOORTEGEGEVENS OUDERS
Plaats van geboorte vader : [geboorteplaats vader]
Dag van geboorte vader : [geboortedag vader] 1990
zulks met gelijktijdige doorhaling van de “latere vermelding betreffende erkenning” behorende bij de akte met [nummer] van het jaar 2022 van het onder hem berustende register van geboorten.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van Leuven en in tegenwoordigheid van mr. Schröder, griffier, in het openbaar uitgesproken op
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch