ECLI:NL:RBZWB:2023:2556

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 april 2023
Publicatiedatum
17 april 2023
Zaaknummer
AWB- 22_1732
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Hindriks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van eiseres door het UWV

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar Ziektewet (ZW)-uitkering door het UWV. De rechtbank heeft op 11 april 2023 uitspraak gedaan in de zaak met zaaknummer BRE 22/1732 ZW. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M. Akça-Altun, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het UWV om haar uitkering per 4 oktober 2021 te beëindigen. Dit besluit was eerder door het UWV genomen op 4 oktober 2021 en het bezwaar was ongegrond verklaard op 10 februari 2022.

De rechtbank heeft de zaak op 9 maart 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiseres en mr. M. van Grinsven namens het UWV aanwezig waren. Eiseres was niet aanwezig. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de beëindiging van de uitkering heeft gebaseerd op de conclusie dat eiseres geschikt is om haar eigen arbeid te verrichten. De rechtbank heeft de medische rapporten van de verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres in staat is om haar werkzaamheden als Productiemedewerkster fruit te hervatten.

De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, waaronder haar psychische klachten en fysieke beperkingen, gewogen, maar kwam tot de conclusie dat deze niet voldoende waren om de beëindiging van de uitkering te weerleggen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verzekeringsartsen van het UWV de beperkingen van eiseres juist hebben vastgesteld en dat er geen medische redenen zijn om aan te nemen dat eiseres niet in staat is om haar eigen werk te verrichten. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de beëindiging van de ZW-uitkering per 4 oktober 2021 rechtmatig was. Eiseres krijgt geen proceskostenvergoeding en het griffierecht wordt niet vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/1732 ZW

uitspraak van 11 april 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. M. Akça-Altun,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de
beëindiging van haar uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
1.1
Het UWV heeft met het besluit van 4 oktober 2021 de ZW-uitkering van eiseres beëindigd met ingang van 4 oktober 2021.
Met het bestreden besluit van 10 februari 2022 is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
1.2.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 9 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en mr. M. van Grinsven namens het UWV. Eiseres was niet aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit ligt ten grondslag dat eiseres geschikt is om haar eigen arbeid te verrichten. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is.
Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden
.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de ZW-uitkering heeft beëindigd per 4 oktober 2021.
Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3.2
Eiseres is werkzaam geweest als Productiemedewerkster fruit voor 40 uur per week (acht uur per dag). Als Productiemedewerkster fruit was zij bezig met het inpakken, sorteren en het stickeren van fruit in de koeling. Voor dat werk is zij op 14 juli 2020 uitgevallen door verergering van eczeem dat ontstaan is tijdens de zwangerschap en bekkenklachten. Door de verergering van de eczeem en haar bekkenklachten heeft zij last van mentale klachten. Van 14 augustus 2020 tot en met 3 december 2020 ontvangt eiseres een zwangerschaps-/bevallingsuitkering op grond van de Wet arbeid en zorg (WAZO). Aansluitend meldt eiseres zich per 4 december 2020 ziek omdat zij nog steeds last heeft van het eczeem dat ontstaan is tijdens de zwangerschap en de bekkenklachten. Daarnaast zijn haar mentale klachten verergerd na de bevalling omdat haar dochter is geboren met een gezwel op haar rug. Op 10 mei 2021 werd eiseres gezien door een arts van het UWV. De arts heeft na de ontvangst van de opgevraagde medische informatie de zaak voorgelegd aan de verzekeringsarts. De verzekeringsarts heeft eiseres gezien op het spreekuur van 27 september 2021. Dit spreekuur leidde tot de besluitvorming zoals beschreven in de inleiding.
3.3
De rechtbank stelt vast dat het werk als Productiemedewerkster fruit als ‘zijn arbeid’ in de zin van artikel 19 van de ZW moet worden aangemerkt.
Heeft het UWV de beperkingen van eiseres juist vastgesteld?
4. Het bestreden besluit is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
De verzekeringsarts heeft het dossier bestudeerd, de ontvangen informatie van eiseres haar behandelaars bestudeerd en eiseres op 27 september 2021 op spreekuur gezien. De verzekeringsarts b&b heeft het dossier van eiseres bestudeerd. Er was een hoorzitting ingepland op 21 januari 2022 maar eiseres is, zonder bericht aan het UWV of haar gemachtigde, niet verschenen. De verzekeringsarts b&b komt, net als de verzekeringsarts, tot de conclusie dat de huidaandoening, waarbij uit het dossier blijkt dat het om acné gaat in plaats van eczeem, niet zo ernstig is dat eiseres hiermee niet aan arbeid zou kunnen deelnemen. Verder is de verzekeringsarts b&b van mening dat de rugklachten niet tot arbeidsongeschiktheid kunnen leiden, omdat de rugklachten niet gespecificeerd worden en röntgenonderzoek geen afwijkingen aan de wervelkolom laat zien. De psychische klachten die eiseres duidt als een depressieve periode komen, volgens informatie van de psycholoog, vooral voort uit eenzaamheid en het thuisblijven door eiseres sinds de geboorte van haar dochter. De verzekeringsarts b&b geeft aan dat het gaan werken kan bijdragen aan het doorbreken van het thuisblijven omdat eiseres dan een doel heeft om naar buiten te gaan. Daarbij is de verzekeringsarts b&b met de verzekeringsarts van mening dat eiseres haar arbeid niet stresserend van aard is, zodat haar eigen werk passend is. Tot slot vindt de verzekeringsarts b&b dat een urenbeperking niet noodzakelijk is. Eiseres slaapt beter sinds gebruik van medicatie en er wordt geen vermoeidheid waargenomen door de verzekeringsarts. Verder wordt door eiseres niet vermeld dat er een verhoogde behoefte tot recuperatie is. Eiseres heeft overdag de zorg voor haar dochter en er worden geen rustmomenten beschreven. Het feit dat belanghebbende voor haar dochter moet zorgen en er geen familie in de buurt woont om deze zorg op zich te nemen, is geen medische reden om minder arbeid te kunnen verrichten. Daarvoor is kinderopvang beschikbaar.
4.2
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat zij door haar depressieve stoornis, acné en rugklachten volledig arbeidsongeschikt is. Met haar klachten is ze niet in staat om haar eigen werk te verrichten. Zij kan niet lang zitten, lopen of staan. Daarnaast is zij gevoelig voor stresserende omstandigheden en kan druk van buitenaf niet of nauwelijks verwerken. Ze is niet in staat om emotionele problemen van anderen te hanteren, haar eigen gevoelens te hanteren en om te gaan met conflicten. Tot slot blijft eiseres van mening dat er een urenbeperking aangenomen had moeten worden. Vanwege haar depressieve klachten kan zij niet acht uur per dag en 40 uur per week werken. Bovendien heeft zij een dochter voor wie ze moet zorgen. Zij heeft geen familie die haar hierbij kan helpen, dus kan zij niet fulltime werken.
4.3
De rechtbank is van oordeel dat het UWV de beperkingen van eiseres juist heeft vastgesteld. Uit de rapporten van de verzekeringsarts en de verzekeringsarts b&b blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten, waaronder de huidklachten, bestaande uit de acné, de rugklachten en de psychische klachten, bestaande uit een depressieve periode en schaamte voor de acné. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de bevindingen van de verzekeringsarts b&b. Daarbij is onder meer in aanmerking genomen dat er bij een röntgenfoto geen afwijkingen aan de rug zijn waargenomen en dat eiseres in beroep geen nieuwe medische informatie heeft overgelegd. Verder heeft de verzekeringsarts b&b voldoende gemotiveerd waarom hij/ zij van mening is dat eiseres geschikt is om haar eigen arbeid te verrichten. Daarbij is in aanmerking genomen dat stresserende omstandigheden (druk van buitenaf), emotionele problemen van anderen hanteren, de eigen gevoelens hanteren en omgaan met conflicten, geen deel uitmaken van de eigen arbeid.
4.3.1
De rechtbank begrijpt dat het voor eiseres moeilijk is dat zij ervaart dat zij er sinds de geboorte van haar dochter (nagenoeg) alleen voor staat, maar dit is geen medisch aspect en kan dus ook niet tot medische beperkingen op het gebied van arbeid leiden.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het UWV terecht de ZW-uitkering van eiser heeft beëindigd per 4 oktober 2021.
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard krijgt eiser geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiser het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Hindriks, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A. de Rooij, griffier, op 11 april 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Bijlage wettelijk kader
De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Onder “zijn arbeid” als bedoeld in artikel 19 van de ZW wordt verstaan de laatstelijk voor de ziekmelding feitelijk verrichte arbeid. Deze regel lijdt uitzondering, wanneer de verzekerde – na een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling in het kader van de WIA of een EZWb – niet in enig werk heeft hervat en zich vervolgens weer ziek meldt. Ziekengeld kan in zo’n geval worden geweigerd wanneer is voldaan aan de volgende twee, cumulatieve, voorwaarden:
1. van de oorspronkelijk bij de EZWb of WIA geselecteerde functies, met inbegrip van de functies die als reservefuncties aan de betrokkene zijn voorgehouden, zijn op de datum in geding ten minste drie functies met elk ten minste drie arbeidsplaatsen voor de verzekerde geschikt gebleven, én
2. op basis van die functies – gelet op de loonwaarde die die functies ten tijde van de EZWb of WIA vertegenwoordigden, afgezet tegen het bij de EZWb of WIA geldende maatmaninkomen – is nog steeds sprake van een arbeidsgeschiktheid van ten minste 65%. Daarbij is niet van belang of de oorspronkelijke functies ten tijde van de latere ziekmelding nog in het CBBS aanwezig zijn. Evenmin is van belang of die functies ten tijde van de nieuwe ziekmelding op onderdelen qua belasting en/of beloning inmiddels zijn gewijzigd. [1]