ECLI:NL:RBZWB:2023:2728
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering van Ziektewet-uitkering wegens benadelingshandeling door werknemer
In deze zaak heeft eiser, een voormalig verkoopmedewerker, beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV dat zijn Ziektewet (ZW)-uitkering weigerde. Eiser had zich op 1 oktober 2020 ziekgemeld en op 27 november 2020 een vaststellingsovereenkomst getekend, waardoor zijn dienstverband per 1 maart 2021 eindigde. Het UWV stelde dat eiser een benadelingshandeling had gepleegd door zijn recht op loon prijs te geven terwijl hij al arbeidsongeschikt was. De rechtbank heeft op 20 april 2023 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser aanwezig was, maar het UWV niet. Eiser betwistte de stelling van het UWV dat hij doorlopend arbeidsongeschikt was en voerde aan dat zijn ziekmelding werkgerelateerd was.
De rechtbank heeft de medische gegevens en rapportages van de verzekeringsartsen beoordeeld en concludeerde dat eiser inderdaad arbeidsongeschikt was ten tijde van het tekenen van de vaststellingsovereenkomst en de beëindiging van zijn dienstverband. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had gesteld dat eiser een benadelingshandeling had gepleegd, wat leidde tot de weigering van de ZW-uitkering. Eiser had geen dringende redenen aangevoerd om van terugvordering van de voorschotten af te zien. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk kreeg en geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontving.