ECLI:NL:RBZWB:2023:273

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 januari 2023
Publicatiedatum
19 januari 2023
Zaaknummer
AWB- 21_2436
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het besluit van het UWV inzake beslaglegging op WW-uitkering

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van het UWV om een bedrag van de WW-uitkering van eiser te betalen aan de gemeente Tilburg vanwege een beslaglegging. Het UWV had op 19 mei 2021 besloten om het bedrag boven de beslagvrije voet aan de gemeente te betalen, en dit besluit werd door eiser bestreden. De rechtbank heeft het beroep op 21 december 2022 behandeld, maar beide partijen hebben zich afgemeld voor de zitting. De rechtbank heeft vervolgens de zaak beoordeeld op basis van de ingediende beroepsgronden.

De rechtbank concludeert dat het UWV terecht het bedrag boven de beslagvrije voet aan de gemeente Tilburg heeft betaald. Eiser betoogde dat het UWV in strijd met de wet handelde door de beslaglegging uit te voeren zonder gerechtelijk bevel. De rechtbank oordeelt echter dat het UWV verplicht is om mee te werken aan een derdenbeslag, en dat de bestuursrechter het beslag als gegeven moet beschouwen. De rechtbank stelt vast dat er geen bewijs is dat het UWV niet binnen de grenzen van het beslag is gebleven, en dat de wet geen ruimte biedt voor een belangenafweging op basis van de financiële situatie van eiser.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en ook geen proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. P.B. van Onzenoort en openbaar gemaakt op 18 januari 2023. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep aan te tekenen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/2436 WW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 januari 2023 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

(het UWV).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van het UWV om een bedrag van de WW-uitkering van eiser te betalen aan de gemeente Tilburg vanwege een beslaglegging.
Met het bestreden besluit van 19 mei 2021 op het bezwaar van eiser is het UWV bij dat besluit gebleven.
Het UWV heeft het beroepschrift naar de rechtbank gezonden op grond van de op hem rustende doorzendplicht. [1]
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Eiser is wegens betalingsonmacht vrijgesteld van de verplichting om griffierecht te betalen.
De rechtbank heeft het beroep op 21 december 2022 op zitting behandeld. Beide partijen hebben zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

De rechtbank beoordeelt of het UWV terecht het bedrag boven de beslagvrije voet aan de gemeente Tilburg heeft betaald vanwege een beslaglegging. De rechtbank doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Feiten
1. Eiser ontving een WW-uitkering. Bij brief van 21 april 2021 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg het UWV in een brief laten weten dat zij beslag legt op het inkomen van eiser voor een betalingsachterstand van in totaal € 1.189,97. De beslagvrije voet (het deel van het inkomen waar geen beslag op gelegd mag worden) heeft zij vastgesteld op € 495,- per maand. Op 3 mei 2021 heeft het UWV eiser in een brief laten weten dat zij heeft besloten uitvoering te geven aan de beslaglegging. Eiser heeft daar bezwaar tegen gemaakt.
Standpunten
Eiser betoogt dat het UWV handelt in strijd is met de wet deze beslaglegging uit te voeren zonder dat daar een gerechtelijk bevel aan ten grondslag ligt. Eiser bevindt zich in een moeilijke financiële situatie die als gevolg van dit besluit is verslechterd.
Het UWV stelt zich op het standpunt dat het, zolang geen sprake is van een eventuele schorsing door de rechter, verplicht is de beslaglegging uit te voeren.
Beoordeling
Er is sprake van derdenbeslag. Dat betekent dat een ander (in dit geval de gemeente Tilburg) beslag heeft gelegd op de uitkering die eiser van het UWV ontving. Het is vaste rechtspraak dat het UWV verplicht is volledig mee te werken aan een derdenbeslag, zonder de geldigheid en omvang daarvan te mogen beoordelen. Ook de bestuursrechter moet het beslag als een gegeven beschouwen. Haar beoordeling kan niet verder strekken dan de vraag of het UWV binnen het kader van het beslag is gebleven. In de procedure kan eiser ook slechts opkomen tegen de wijze waarop het UWV het beslag uitvoert. [2] Zijn argument dat het beslag niet zonder gerechtelijk bevel ten uitvoer kan worden gelegd, treft daarom geen doel. Niet is gesteld of gebleken dat het UWV niet binnen de grenzen van het beslag zou zijn gebleven. Voor een belangenafweging door het UWV vanwege de financiële situatie van eiser biedt de wet geen ruimte. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het UWV het beslag daarom terecht als zodanig uitgevoerd.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt van de rechtbank. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.B. van Onzenoort, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.M. van Sambeek, griffier, op 18 januari 2023 en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om deze uitspraak mede te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 6:15
1. Indien het bezwaar- of beroepschrift wordt ingediend bij een onbevoegd bestuursorgaan of bij een onbevoegde bestuursrechter, wordt het, nadat daarop de datum van ontvangst is aangetekend, zo spoedig mogelijk doorgezonden aan het bevoegde orgaan, onder gelijktijdige mededeling hiervan aan de afzender.
(…)

Voetnoten

1.Artikel 6:15 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht
2.CRvB 11 mei 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:992