Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[eiseres in conventie],
[gedaagde in conventie sub 1]zowel in haar hoedanigheid van vereffenaar in de nalatenschap van mevrouw [erflater] als pro se,
[gedaagde in conventie sub 2] ,zowel in haar hoedanigheid van vereffenaar in de nalatenschap van mevrouw [erflater] als pro se,
[gedaagde in conventie sub 3]zowel in haar hoedanigheid van vereffenaar in de nalatenschap van mevrouw [erflater] als pro se,
[gedaagde in conventie sub 4], zowel in haar hoedanigheid van vereffenaar in de nalatenschap van mevrouw [erflater] als pro se,
[gedaagde in conventie sub 5] ,zowel in haar hoedanigheid van vereffenaar in de nalatenschap van mevrouw [erflater] als pro se,
[gedaagde in conventie sub 6], zowel in zijn hoedanigheid van vereffenaar in de nalatenschap van mevrouw [erflater] als pro se,
1.De procedure
- het tussenvonnis van 26 januari 2022 en de daarin genoemde stukken,
- de conclusie van antwoord in reconventie met producties 29A t/m 34,
- de akte overlegging producties van de erfgenamen met producties 84 t/m 87,
- de mondelinge behandeling op 11 oktober 2022, waarbij de voorzitter bij aanvang heeft meegedeeld dat de mondelinge behandeling niet kan plaatsvinden omdat zij een verschoningsverzoek zal moeten indienen. Dit verzoek tot verschoning is bij beslissing van 14 oktober 2022 toegewezen,
- de akte overlegging producties van de erfgenamen met productie 88,
- de akte overlegging producties van [eiseres in conventie] met productie 35,
- de mondelinge behandeling op 13 februari 2023 en de bij die gelegenheid door [eiseres in conventie] en de erfgenamen overgelegde spreekaantekeningen.
2.De feiten
‘de Stichting ten doel heeft het verstrekken van financiële bijdragen, op een zodanige wijze dat de financiële verstrekkingen van de overheid door deze bijdragen niet worden verminderd, aan instellingen ter bevordering van de leefomstandigheden van mensen met een verstandelijke beperking, dit met een sterke voorkeur voor de Stichting [woonadres] .’
‘De bewindvoering geschiedt door de curator. Dat de daadwerkelijke werkzaamheden aan de Stichting worden uitbesteed stuit niet op bezwaar doch kan van voormeld uitgangspunt niet afdoen. Ook bij rechtstreekse toezending van de jaarlijkse verantwoording zal van zijn instemming op enigerlei wijze moeten blijken.’
3.Het geschil
in conventie
€ 11.504.384,23
4.De beoordeling
“(…) De verwijzing naar titel 3.8 ligt in verband met de gelijkenis tussen de primaire voorwaardelijke erfstelling en de toekenning van een vruchtgebruik over de nalatenschap voor de hand. Zij kan echter niet anders dan een beperkt globaal karakter dragen, omdat rekening moet worden gehouden met de concrete aard en de inhoud van de betreffende voorwaardelijke erfstelling. Ook is van belang dat titel 3.8 de mogelijkheid openlaat het vruchtgebruik nader te regelen. Voor wat betreft het fideicommis de residuo moet in dit verband terstond erop worden gewezen dat dit, naar zijn aard, aan de bezwaarde erfgenaam de bevoegdheid tot vervreemden en verteren geeft, zoals een zodanige bevoegdheid volgens artikel 3:215 ook bij de vestiging van het vruchtgebruik aan de vruchtgebruiker kan worden toegekend. Voor wat betreft een fideicommis de residuo komen daarom in beginsel slechts voor overeenkomstige toepassing in aanmerking de bepalingen die gelden voor een vruchtgebruik met het in artikel 3:215 bedoelde beding. Het zal overigens in de eerste plaats van de inhoud en de uitleg van het betreffende fideicommis afhangen wat hier precies geldt. (…)
ƒ 1.000.000,00minus doorschenking ƒ 100.000,00 =
ƒ 900.000,00
‘ [naam 4] de heer [vader] heeft bepaald dat de erfrechtelijke verkrijging van mevrouw [erflater] bij haar overlijden overgaat op de Stichting.’
‘Bovendien is bepaald dat het vermogen van [naam 5] bij overlijden (deels) toekomt aan de Stichting.’
€ 8.494,00(2,0 punten × tarief € 4.247,00)