ECLI:NL:RBZWB:2023:2817
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling erfbelasting en waardeverlies na overlijden in het kader van artikel 1 EP
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 april 2023, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan belanghebbende een aanslag erfbelasting opgelegd naar een belaste verkrijging van € 814.597, welke aanslag door de rechtbank in stand wordt gehouden. De zaak betreft de erfbelasting na het overlijden van erflaatster op 26 februari 2020, waarbij belanghebbende en zijn broer als erfgenamen zijn benoemd. De rechtbank behandelt de vraag of de inspecteur de waarde van de belaste verkrijging juist heeft vastgesteld, met inachtneming van het waardeverlies van de effectenportefeuille tussen de overlijdensdatum en het moment van liquidatie. Belanghebbende stelt dat de wetgeving geen rekening houdt met dit waardeverlies, wat leidt tot een individuele en buitensporige last. De rechtbank oordeelt echter dat de inspecteur de waarde overeenkomstig de wet heeft vastgesteld en dat de erfbelasting niet als een individuele en buitensporige last kan worden beschouwd. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, waardoor de aanslag erfbelasting in stand blijft en belanghebbende geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of proceskosten.