Op 3 januari 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bezwaarschrift tegen een bevel tot afname van celmateriaal voor DNA-onderzoek. De veroordeelde, die in 2022 was veroordeeld voor cocaïnehandel, had bezwaar gemaakt op grond van artikel 2 van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden. Hij stelde dat DNA-onderzoek niet van betekenis zou zijn voor de opsporing van toekomstige strafbare feiten en dat de afname van zijn DNA een inbreuk op zijn privéleven zou vormen, in strijd met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank oordeelde dat het bezwaarschrift tijdig en op de juiste wijze was ingediend, maar dat de uitzonderingsgronden van de wet niet van toepassing waren. De rechtbank benadrukte dat DNA-onderzoek in zaken van cocaïnehandel wel degelijk van belang kan zijn en dat de wet voldoende waarborgen biedt voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. De rechtbank verklaarde het bezwaarschrift ongegrond, waarmee de afname van het DNA-materiaal werd bevestigd.