ECLI:NL:RBZWB:2023:3016

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 mei 2023
Publicatiedatum
3 mei 2023
Zaaknummer
AWB- 20_7997
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering Wajong-uitkering door UWV en beroep tegen bestreden besluit

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. C.G. Matze, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). De eiser had een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, welke door het UWV was geweigerd in een besluit van 20 februari 2020. Het UWV verklaarde het bezwaar van de eiser tegen dit besluit ongegrond in een bestreden besluit van 7 juli 2020. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, dat op 7 april 2022 is behandeld tijdens een zitting. Tijdens deze zitting waren de eiser, zijn gemachtigde en een begeleider aanwezig, evenals een vertegenwoordiger van het UWV, mr. M.B.A. van Grinsven.

De rechtbank heeft in een tussenuitspraak van 19 mei 2022 het UWV de gelegenheid gegeven om gebreken in de besluitvorming te herstellen. Het UWV heeft vervolgens aanvullend onderzoek gedaan, waarbij onder andere gesprekken zijn gevoerd met betrokkenen van de stages van eiser. De arbeidsdeskundige heeft in zijn rapport van 7 juli 2022 geconcludeerd dat eiser over basale werknemersvaardigheden beschikt en in staat is om een taak te verrichten.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat eiser, ondanks zijn stellingen, niet heeft aangetoond dat hij geen arbeidsvermogen heeft. De rechtbank oordeelde dat de noodzaak van begeleiding niet in de weg staat aan het aannemen van arbeidsvermogen. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten, wat betekent dat eiser geen recht heeft op de Wajong-uitkering. Tevens is het UWV veroordeeld tot vergoeding van proceskosten en het griffierecht aan eiser.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/7997 WAJONG

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 mei 2023 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser

gemachtigde: mr. C.G. Matze,
en
De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 20 februari 2020 (primaire besluit) heeft het UWV geweigerd aan eiser een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) toe te kennen.
In het besluit van 7 juli 2020 (bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 7 april 2022. Hierbij waren aanwezig eiser, zijn gemachtigde en [naam begeleider] (begeleider bij zorggroep Tuinzicht). Namens het UWV was aanwezig mr. M.B.A. van Grinsven.
Bij tussenuitspraak van 19 mei 2022 heeft de rechtbank het UWV in de gelegenheid gesteld om de geconstateerde gebreken te herstellen.
Het UWV heeft nader onderzoek gedaan. Dit onderzoek heeft bestaan uit het navraag doen bij mevrouw [naam mevrouw] , trajectbegeleider en consulent Beschut werken van de gemeente [plaatsnaam] . Ook is gesproken met de heer [naam man] , leer en werkbegeleider.
In zijn rapport van 7 juli 2022 heeft de arbeidsdeskundige b&b zijn onderzoeksbevindingen neergelegd. Gelet op deze bevindingen is de arbeidsdeskundige b&b van mening dat eiser beschikt over basale werknemersvaardigheden en in staat kan worden geacht een taak te verrichten.
Bij brief van 5 oktober 2022 heeft eiser gereageerd op het rapport van de arbeidsdeskundige b&b. Eiser heeft gesteld dat met de nadere rapportage niet de door de rechtbank gevraagde motivering is gegeven. De arbeidsdeskundige b&b heeft niet zelf de gestelde vragen beantwoord maar deze door een derde laten beantwoorden. Eiser heeft kanttekeningen geplaatst bij de betrouwbaarheid van de afgelegde verklaringen. Eiser blijft bij zijn standpunt dat hij geen arbeidsvermogen heeft.
Vervolgens hebben partijen over en weer nog op elkaar gereageerd.
Bij brief van 27 februari 2023 heeft de rechtbank partijen geïnformeerd dat de behandeling van de zaak is overgenomen door mr. J. van Alphen. Omdat de behandelend rechter is gewijzigd zijn partijen in de gelegenheid gesteld om het binnen 4 weken kenbaar te maken als zij het beroep (nogmaals) op zitting willen bespreken. Partijen hebben niet gereageerd op deze brief.
De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Op 4 april 2023 is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Voor een weergave van de feiten, de beroepsgronden en het wettelijk kader verwijst de rechtbank naar de tussenuitspraak van 19 mei 2022.
2. In haar tussenuitspraak heeft de rechtbank, kort gezegd, overwogen dat onvoldoende duidelijk is of eiser arbeidsvermogen heeft. De rechtbank heeft behoefte aan een meer gedetailleerde toelichting over hoe eiser heeft gefunctioneerd in de stages. Daarbij zal met name ook aandacht besteed moeten worden aan de vraag of eiser werknemersvaardigheden heeft.
3. De rechtbank is van oordeel dat de arbeidsdeskundige b&b met zijn rapportage van 7 juli 2022 de geconstateerde gebreken heeft hersteld. De arbeidsdeskundige b&b heeft navraag gedaan bij de personen die destijds betrokken zijn geweest bij de stages van eiser. Uit de verkregen informatie blijkt niet dat eiser geen arbeidsvermogen heeft. Zo heeft [naam mevrouw] verklaard dat eiser een uur aaneengesloten kan werken en dat hij zijn werk redelijk deed. Anders dan eiser lijkt te stellen is niet gebleken dat het productieproces tijdens dat aaneengesloten uur werken substantieel onderbroken werd. Verder blijkt uit die verklaring ook dat eiser in ieder geval 4 uur per dag belastbaar is. Eisers stage had immers een omvang van 4 uur op donderdag en op vrijdag 8 uur. Dat eiser veel begeleiding nodig heeft maakt niet dat geoordeeld kan worden dat hij geen arbeidsvermogen heeft. Uit vaste rechtspraak volgt immers dat de noodzaak van intensieve begeleiding , al dan niet in een beschutte werkomgeving, in beginsel niet in de weg staat aan het aannemen van arbeidsvermogen [1] . Er bestaat geen aanleiding om in het geval van eiser daar anders over te oordelen.
4. Ook blijkt uit de nadere toelichting niet dat eiser niet over basale werknemersvaardigheden beschikt of geen taak zou kunnen vervullen in een arbeidsorganisatie. Bij basale werknemersvaardigheden gaat het om het kunnen begrijpen, onthouden en uitvoeren van instructies en het in staat zijn om afspraken met een werkgever na te komen. De nadere toelichting bezien in samenhang met de overige stukken in het dossier brengt de rechtbank tot het oordeel dat geen aanleiding bestaat om eraan te twijfelen dat eiser afspraken na kan komen. Uit het ontwikkelingsperspectief van juni 2016 blijkt ook dat eiser exact doet wat hem gevraagd wordt, dat hij al wat meer zelfstandigheid aankan en dat hij praktisch zelfredzaam is. Verder blijkt uit het dossier en de verklaring van [naam man] dat eiser zelfstandig op de fiets naar school komt en hij bezig is met zijn rijbewijs te halen. Ook hieruit kan worden opgemaakt dat eiser afspraken na kan komen. De enkele stelling van eiser dat deze verklaring onjuist is, is onvoldoende om de verklaring voor onjuist te houden.
5. Eisers stelling dat hij geen klok kan kijken, en daardoor niet op tijd op het werk kan komen, is verder niet nader door hem onderbouwd. Dat eiser tijdens de zitting desgevraagd niet kon zeggen welke tijd het was, kan niet los worden gezien van de onduidelijke klok die in de rechtszaal hangt, waarbij een urenaanduiding ontbreekt. Niet uitgesloten is dat eiser met behulp van een duidelijke klok wel in staat is om te kunnen zeggen welke tijd het is. Voor zover eiser daadwerkelijk geen klok zou kunnen kijken, bestaan er andere mogelijkheden om ervoor te zorgen dat eiser op tijd op zijn werk kan verschijnen. Zo kunnen bepaalde tijdstippen op een wekker of telefoon worden ingesteld waarbij met eiser wordt afgesproken dat hij dan bepaalde handelingen verricht, zoals opstaan of naar het werk gaan.
6. Dat door tijdsverloop een aantal vragen niet meer volledig beantwoord kunnen worden, dient voor rekening en risico van eiser te blijven. Het gaat hier immers om een laattijdige aanvraag. Naar vaste rechtspraak ligt de bewijslast dat eiser voldoet aan een van de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een Wajong-uitkering bij hem [2] .
7. De arbeidsdeskundige b&b heeft eiser in staat geacht om onder andere de taak handmatig afwassen te verrichten. Uit de taakbeschrijving blijkt dat deze taak voorkomt in de keukens van een dierenasiel of dierenpension. De enkele betwisting van eiser dat deze taak niet voorkomt in een werkomgeving is onvoldoende om hieraan te twijfelen. In de taakbeschrijving is niet opgenomen dat er sprake is van een lawaaiige omgeving. De arbeidsdeskundige b&b heeft aanvullend nog toegelicht dat het om een rustige werkplek gaat. Hoewel er wel eens een blaffende hond of miauwende poes te horen is, komt dit geluid niet in de directe werkomgeving van de afwasser voor. Met de taakbeschrijving en de aanvullende motivering van de arbeidsdeskundige b&b is voldoende toegelicht dat deze taak passend is voor eiser.
8. Met inachtneming van alles wat hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat niet gebleken is dat eiser geen arbeidsvermogen heeft.
9. Gelet op de in de tussenuitspraak geconstateerde gebreken, zal het beroep gegrond worden verklaard en het bestreden besluit worden vernietigd. Omdat het UWV de gebreken heeft hersteld, laat de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand. Dit betekent dat eiser geen recht heeft op een Wajong-uitkering.
10. Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiser te worden vergoed. De rechtbank zal het UWV veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.092,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus, met een waarde per punt van € 837,‑ en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
  • draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 48,00 aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.092,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. van Alphen, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.J.M. van Hees, griffier, op 2 mei 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak en de tussenuitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.ECLI:NL:CRVB: 2022:898