Uitspraak
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
- hoofdsom huur maand mei 2021 € 2.619,72
- incassokosten € 386,97
- rente
4.De beoordeling
€ 232,00(1 punt)
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen verhuurder en huurder over huurachterstand van een bedrijfsruimte. De huurder, die sinds 1 mei 2019 een bedrijfsruimte huurt van de verhuurder, heeft een huurachterstand van € 3.296,12 opgelopen, die bestaat uit de hoofdsom van de huur voor mei 2021, incassokosten en rente. De verhuurder heeft de huurder aangesproken op deze achterstand, terwijl de huurder aanvoert dat hij de huur heeft verrekend met een deel van de waarborgsom, zoals vastgelegd in de huurovereenkomst. De huurder heeft slechts een deel van de huur betaald en stelt dat hij recht heeft op restitutie van de waarborgsom.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de huurder niet heeft aangetoond dat er een overeenkomst tot verrekening met de verhuurder is gemaakt. De huurder heeft niet voldaan aan de voorwaarden voor restitutie van de waarborgsom, aangezien hij niet tijdig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan. De kantonrechter heeft de vordering van de verhuurder grotendeels toegewezen, met uitzondering van de gevorderde contractuele rente, die is afgewezen omdat de toepasselijkheid van de betalingsvoorwaarden van de incassogemachtigde niet is aangetoond. De huurder is veroordeeld tot betaling van € 2.937,48 aan de verhuurder, vermeerderd met wettelijke rente, en is ook veroordeeld in de proceskosten van de verhuurder, die zijn begroot op € 584,41.
De beslissing van de kantonrechter is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. Van der Burgt.