In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, vordert eiser, een koeriersdienst, betaling van een onbetaalde factuur van € 2.885,20 van gedaagde, Dua Net B.V., voor geleverde koeriersdiensten. De factuur is op 10 mei 2022 verzonden, met een uiterlijke betaaltermijn van 24 mei 2022. Eiser heeft gedaagde op 13 juni 2022 een aanmaning gestuurd, waarin hij de vordering heeft verhoogd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten van € 500,36. Gedaagde heeft niet betaald en betwist de verschuldigdheid van de buitengerechtelijke incassokosten, maar refereert zich aan het oordeel van de kantonrechter over de hoofdsom en wettelijke rente.
De kantonrechter oordeelt dat gedaagde in gebreke is gebleven met de betaling van de hoofdsom en de wettelijke rente, en dat de vordering tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten gegrond is op artikel 6:96 BW. De kantonrechter stelt vast dat de aanmaning door eiser is verzonden en dat de hoogte van de gevorderde incassokosten overeenkomt met het forfaitaire tarief in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagde's verweer dat de vergoeding zou leiden tot ongerechtvaardigde verrijking van eiser wordt verworpen, aangezien de wetgever heeft gekozen voor een forfaitaire vergoeding.
De kantonrechter wijst de vordering van eiser toe en veroordeelt gedaagde tot betaling van het totaalbedrag van € 3.385,56, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten van € 839,18, inclusief het salaris van de gemachtigde. Dit vonnis is uitgesproken op 10 mei 2023.