ECLI:NL:RBZWB:2023:3363
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beslaglegging op WIA-uitkering en de rol van het UWV in bestuursrechtelijke procedures
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de beslaglegging op haar WIA-uitkering. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. R.A. Remport Urban, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het UWV waarin werd meegedeeld dat [naam bedrijf 1] beslag had gelegd op haar WIA-uitkering. Dit beslag was gelegd in verband met een vordering van [naam bedrijf 1] aan eiseres, en het UWV had besloten dat een deel van de uitkering, boven de beslagvrije voet van € 1.066,-, aan [naam bedrijf 1] zou worden betaald.
Eiseres stelde dat het beslag onterecht was gelegd en dat zij ten onrechte als wanbetaler was aangemerkt. Het UWV verweerde zich door te stellen dat het wettelijk verplicht was om het beslag uit te voeren en dat bezwaren tegen de beslaglegging zelf aan de beslaglegger gericht moesten worden. De rechtbank oordeelde dat het UWV binnen de kaders van het beslag was gebleven en dat de geldigheid van het beslag niet door de bestuursrechter kon worden beoordeeld. Eiseres werd geadviseerd om zich tot de burgerlijke rechter te wenden voor vragen over de rechtmatigheid van het beslag.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond, wat betekende dat zij geen proceskostenvergoeding of griffierecht vergoed kreeg. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen ontvingen een afschrift van de beslissing. Eiseres heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij de Centrale Raad van Beroep, binnen zes weken na verzending van de uitspraak.