ECLI:NL:RBZWB:2023:3369

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 mei 2023
Publicatiedatum
17 mei 2023
Zaaknummer
AWB- 21_4648
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit UWV inzake Wajong-uitkering en medische beoordeling

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 28 oktober 2021, waarin zijn aanvraag voor een Wajong-uitkering werd afgewezen. Eiser, geboren op [geboortedatum], had in juni 2021 een nieuwe Beoordeling Arbeidsvermogen aangevraagd, waarbij het UWV zijn verzoek om terug te komen op eerdere besluiten van 2010, 2015 en 2021 afwees. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 6 oktober 2022, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van het UWV. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst om partijen de gelegenheid te geven te reageren op vragen van de rechtbank. Na het indienen van reacties door beide partijen, heeft de rechtbank op 19 april 2023 het onderzoek gesloten.

De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit, voor zover het de medische beoordeling betreft, is gebaseerd op rapportages van verzekeringsartsen van het UWV. De verzekeringsarts heeft vastgesteld dat er in eerdere beoordelingen schizofrenie is gediagnosticeerd bij eiser, maar dat er geen nieuwe medische informatie is overgelegd die de aanvraag zou onderbouwen. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden die een herbeoordeling rechtvaardigen. Eiser heeft aangevoerd dat hij nieuwe informatie heeft overgelegd die relevant is voor zijn situatie op 18-jarige leeftijd, maar de rechtbank oordeelt dat deze informatie niet voldoende is om het bestreden besluit te weerleggen.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen van dit besluit in stand. Tevens wordt het UWV veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser. De uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten en openbaar gemaakt op 11 mei 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/4648 WAJONG

uitspraak van 11 mei 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] te [plaatsnaam] , eiser,

gemachtigde: mr. L.L. Ross,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 28 oktober 2021 (bestreden besluit) over zijn recht op een uitkering ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong).
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op de zitting van 6 oktober 2022 in Breda behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn gemachtigde en namens het UWV [naam vertegenwoordiger] .
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om partijen in de gelegenheid te stellen te reageren op vragen van de rechtbank.
Het UWV heeft op 20 oktober 2022 een reactie ingezonden. Door eiser is op 27 oktober 2022 en op 1 december 2022 gereageerd.
Partijen hebben toestemming gegeven voor afdoening zonder nadere zitting. De rechtbank heeft op 19 april 2023 het onderzoek gesloten

Inleiding

1.1
Eiser, geboren op [geboortedatum] , heeft in juni 2021 opnieuw een Beoordeling Arbeidsvermogen aangevraagd bij het UWV. Het UWV heeft deze aanvraag opgevat als een verzoek om terug te komen op de besluiten van 28 september 2010, 17 juni 2015 en 7 januari 2021. In deze besluiten heeft het UWV geweigerd aan eiser een Wajong-uitkering toe te kennen.
1.2
Met een besluit van 26 juli 2021 (primair besluit) heeft het UWV eisers verzoek om terug te komen op de besluiten van 28 september 2010, 17 juni 2015 en 7 januari 2021 afgewezen, omdat eiser geen nieuwe informatie zou hebben overgelegd. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.
1.3
Met het bestreden besluit heeft het UWV eisers bezwaar ongegrond verklaard.

Beoordeling door de rechtbank

2.1
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) van het UWV.
2.2
Verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] heeft het dossier bestudeerd. De verzekeringsarts rapporteert dat in de eerdere Wajong-beoordelingen is vastgesteld dat in 2010 schizofrenie is gediagnostiseerd bij eiser. Er wordt gesproken van een schizoïde persoonlijkheid. Gezien de aard van de klachten zou deze op de leeftijd van 18 jaar aanwezig moeten zijn geweest. Daarnaast wordt aangegeven dat er in 2001 een trauma heeft plaatsgevonden, waarna eiser kenmerken van PTSS heeft ontwikkeld. In het diagnostisch rapport uit 2020 wordt aangegeven dat eiser op de leeftijd van 14 jaar een knik heeft gemaakt in zijn ontwikkeling. Er wordt niet gespecificeerd wat die knik precies is. Eiser heeft zijn mavo diploma weten te behalen. Zijn vervolgopleiding aan het MBO heeft hij gestaakt en daarna heeft hij tot 2003 werkzaamheden verricht in het familiebedrijf. Daarna heeft eiser geen structurele werkzaamheden meer uitgevoerd. Vanwege toenemende persoonlijke en sociale problemen hebben eiser en familie in 2009 hulp gezocht bij instanties. In de documentatie van de huisarts worden geen aanwijzingen gevonden dat er eerder dan 2009 psychische klachten bestonden. De aanwezige medische problematiek betreft een chronische aandoening welke al in de referteperiode aanwezig zou zijn geweest. Er zijn geen medische stukken uit deze periode aanwezig die dit daadwerkelijk aangeven. Er kan niet worden aangegeven of er sprake is geweest van medisch objectiveerbare pathologie, noch kan er causaal verband worden aangetoond tussen de uit de pathologie voortvloeiende klachten en aanwezige beperkingen in de functionele mogelijkheden in de referteperiode. Dit maakt dat het niet mogelijk is om laattijdig te beoordelen welke beperkingen eiser als rechtstreeks en objectief vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek had. Bij de huidige aanvraag worden geen nieuwe medische stukken aangeleverd. Er is geen sprake van nova.
2.3
Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b] heeft het dossier bestudeerd. De verzekeringsarts b&b rapporteert dat de aangeleverde medische gegevens zien op data ruim na het 17e levensjaar. Er komen geen concrete gegevens naar voren over de gezondheidstoestand, het functioneren en de mogelijke beperkingen van eiser in de Wajong-gerechtigde periode. Er is geen sprake van nova.
3. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat hij bij zijn aanvraag nieuwe informatie heeft overgelegd en dat deze informatie ook iets zegt over de situatie zoals deze was op zijn 18e levensjaar. Eiser heeft een psychische aandoening. Die aandoening moet ook al voor zijn 18e levensjaar aanwezig zijn geweest en hij had daarvan ook klachten en beperkingen voor het verrichten van arbeid.
4. Naar aanleiding van een vraag van de rechtbank heeft het UWV zich in een brief van 20 oktober 2022 op het standpunt gesteld dat de beoordeling van eisers aanspraken moet plaatsvinden aan de hand van het bepaalde in de AAW.
5.1
Gelet op rechtsoverweging 4 en de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 8 april 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1111 is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit op een onjuiste wettelijke grondslag berust. Het beroep is daarom gegrond en het bestreden besluit zal worden vernietigd. De rechtbank zal vervolgens bezien of de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand kunnen blijven.
5.2
Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de AAW, zoals deze bepaling destijds luidde, is arbeidsongeschikt, geheel of gedeeltelijk, hij die ten gevolge van ziekte of gebreken geheel of gedeeltelijk buiten staat is om met arbeid, die voor zijn krachten en bekwaamheden is berekend en die met het oog op zijn opleiding en vroeger beroep hem in billijkheid kan worden opgedragen, ter plaatse waar hij arbeid verricht of het laatst heeft verricht of op een naburige soortgelijke plaats, te verdienen, hetgeen lichamelijk en geestelijk gezonde personen, van dezelfde soort en soortgelijke opleiding, op zodanige plaats met arbeid gewoonlijk verdienen.
5.3
Op grond van artikel 6, eerste lid, aanhef en onder b, van de AAW heeft recht op toekenning van een arbeidsongeschiktheidsuitkering de verzekerde, die op de dag, waarop hij 17 jaar wordt, arbeidsongeschikt is, zodra hij onafgebroken 52 weken arbeidsongeschikt is geweest, indien hij na afloop van deze periode nog arbeidsongeschikt is.
5.4
De rechtbank stelt vast dat er sprake is van een herhaalde aanvraag waarop het UWV heeft beslist met overeenkomstige toepassing van artikel 4:6, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit betekent dat de bestuursrechter aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden toetst of het bestuursorgaan zich terecht, zorgvuldig voorbereid en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn. Als het bestreden besluit die toets doorstaat, kan de bestuursrechter niettemin aan de hand van wat de rechtzoekende heeft aangevoerd evenwel tot het oordeel komen dat het besluit op de herhaalde aanvraag evident onredelijk is (CRvB 10 maart 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:581).
5.5
Naar het oordeel van de rechtbank hebben de verzekeringsartsen van het UWV voldoende inzichtelijk toegelicht dat van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden geen sprake is. Met betrekking tot het in beroep overgelegde rapport diagnostisch onderzoek van psychologen [naam psycholoog 1] en [naam psycholoog 2] uit 2020 overweegt de rechtbank dat dit rapport geen informatie geeft over eisers klachten of beperkingen op 17/18-jarige leeftijd. Datzelfde geldt voor de brief van psycholoog [naam psycholoog 2] van 26 oktober 2022. De brief van eisers broer van 9 juni 2022 en een ongedateerde brief van zijn ouders betreft geen medische informatie die ziet op de hier van belang zijnde periode. Het UWV heeft eisers herhaalde aanvraag dan ook met toepassing van artikel 4:6 van de Awb kunnen afwijzen. In wat eiser heeft aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanleiding om te oordelen dat het bestreden besluit evident onredelijk is.
5.6
Gelet op hetgeen onder rechtsoverweging 5.5 is opgenomen zal de rechtbank met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven.
6. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat het UWV aan eiser het door hem betaalde griffierecht van € 49,-- vergoedt.
7. De rechtbank veroordeelt het UWV in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,-- onder een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
- draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,--.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.M. Pasmans, griffier, op 11 mei 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om deze uitspraak mede te ondertekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.