ECLI:NL:RBZWB:2023:3393

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 mei 2023
Publicatiedatum
17 mei 2023
Zaaknummer
AWB- 21_3807
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit persoonsgebonden budget WMO en maatwerkvoorzieningen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Altena. Eiseres had een beroep ingesteld tegen een besluit van het college, waarin haar bezwaren tegen een eerder besluit over de toekenning van een persoonsgebonden budget (pgb) voor de aanpassing van haar badkamer ongegrond waren verklaard. Eiseres, die lijdt aan de ziekte van Parkinson, had in 2008 haar eerste aanvraag voor ondersteuning ingediend. Het college had in een primair besluit van 19 augustus 2020 een pgb van € 8.920,- toegekend voor de aanpassing van haar badkamer, maar had in een bestreden besluit van 22 juli 2021 de bezwaren van eiseres afgewezen, met de stelling dat de door haar gevraagde aanpassingen in de gang naar de badkamer geen maatwerkvoorziening vereisten.

Tijdens de zitting op 20 april 2023 werd het standpunt van eiseres, dat het college onvoldoende rekening had gehouden met haar specifieke omstandigheden, besproken. Eiseres stelde dat de gang naar de badkamer ook aangepast moest worden, maar de rechtbank oordeelde dat het college voldoende maatwerk had geleverd. De rechtbank concludeerde dat de voorzieningen die eiseres vroeg, zoals het betegelen van de gang en het aanbrengen van een radiator, als algemeen gebruikelijk konden worden aangemerkt en dat het college niet verplicht was om deze te vergoeden. De rechtbank volgde het college in zijn standpunt dat de aanpassingen niet noodzakelijk waren voor de zelfredzaamheid van eiseres. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/3807 WMO

uitspraak van 17 mei 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] (eiseres), te [plaatsnaam] ,

gemachtigde: mr. I.T.A. Duijs,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Altena(het college), verweerder.

Procesverloop

In een besluit van 19 augustus 2020 (primair besluit) heeft het college aan eiseres een persoonsgebonden budget (pgb) toegekend op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo) voor de aanpassing van haar badkamer.
In een besluit van 22 juli 2021 (bestreden besluit) heeft het college de bezwaren van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 20 april 2023. Eiseres werd vertegenwoordigd door haar echtgenoot, [naam echtgenoot] . Hij werd bijgestaan door de gemachtigde van eiseres. Het college werd vertegenwoordigd door [naam vertegenwoordiger] .

Overwegingen

Relevante feiten en omstandigheden
1. Bij eiseres is in 2008 de ziekte van Parkinson vastgesteld. Zij heeft zich voor het eerst op 13 maart 2019 gemeld bij het college voor – onder meer – ondersteuning bij het aanpassen van haar badkamer. Op 15 april 2019 heeft een Wmo-consulent van het college het onderzoek afgerond met als conclusie dat geen maatwerkvoorziening nodig was.
Op 5 oktober 2019 brak eiseres bij een val van de trap haar heup, waarna zij de bovenverdieping van haar woning niet meer kon gebruiken. Op 7 oktober 2019 heeft zij zich opnieuw gemeld voor een badkameraanpassing. Op 6 augustus 2020 heeft de betrokken Wmo-consulent het onderzoek afgerond met als conclusie dat er een medische noodzaak is voor het verstrekken van een maatwerkvoorziening.
In het primaire besluit heeft het college een pgb van € 8.920,- toegekend voor de realisatie van een aangepaste badkamer op de begane grond. In het bestreden besluit heeft het college de bezwaren van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Standpunt van het college
2. Volgens het college mocht hij volstaan met het toekennen van een pgb ter hoogte van € 8.920,- voor de woningaanpassing van eiseres. Het college stelt zich op het standpunt dat bij de door eiseres aangevraagde radiator sprake is van een algemeen gebruikelijke voorziening, waarvoor geen pgb hoeft te worden verstrekt. Verder stelt het college dat met het betegelen van de gang naar de nieuwe badkamer van eiseres geen passende bijdrage wordt geleverd aan het realiseren van een situatie waarin zij in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
Het standpunt van eiseres
3. Volgens eiseres heeft het college onvoldoende maatwerk verricht en onvoldoende rekening gehouden met haar specifieke omstandigheden. Zij voert aan dat het college zich ten onrechte volledig heeft gericht op de doucheruimte zelf, terwijl haar beperkingen maken dat ook op andere punten voorzieningen nodig zijn om te kunnen douchen. Eiseres stelt in dit verband dat zij vanuit het slaapgedeelte van de woonkamer door een gang van ongeveer 15 meter naar de douche moet lopen en dat bij het vaststellen van het pgb ten onrechte niet is meegenomen dat deze gang moet worden betegeld en verwarmd.
Relevante wet- en regelgeving
4. De relevante wet- en regelgeving in deze zaak is opgenomen in een bijlage, die is gehecht aan deze uitspraak.
Het stappenplan van de Centrale Raad van Beroep
5. Uit artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht in samenhang met de artikelen 2.3.2. en 2.3.5 van de Wmo 2015 vloeit voort dat het college voldoende kennis dient te vergaren over de voor het nemen van een besluit over maatschappelijke ondersteuning van belang zijnde feiten en omstandigheden en af te wegen belangen. De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft een stappenplan opgesteld dat het college moet volgen wanneer er een melding wordt gedaan van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning (zie de uitspraak van 21 maart 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:819). Dit stappenplan houdt in dat het college ten eerste moet vaststellen wat de hulpvraag is. Ten tweede moet vastgesteld worden welke problemen worden ondervonden bij de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie, dan wel het zich kunnen handhaven in de samenleving. Ten derde moet worden bepaald welke ondersteuning naar aard en omvang nodig is om een passende bijdrage te leveren aan de zelfredzaamheid of participatie, dan wel het zich kunnen handhaven in de samenleving. Ten vierde moet worden bezien in hoeverre de eigen mogelijkheden, gebruikelijke hulp, mantelzorg, ondersteuning door andere personen uit het sociale netwerk en voorliggende (algemene) voorzieningen de nodige hulp en ondersteuning kunnen bieden. Slechts voor zover die mogelijkheden ontoereikend zijn dient het bestuursorgaan een maatwerkvoorziening te verlenen.
Waar gaat het in deze zaak (niet) over?
6. Het geschil spitst zich toe op de vraag of het college voldoende maatwerk heeft verricht, door rekening te houden met de specifieke omstandigheden van eiseres. Verder is met name in geschil of het college een pgb mocht weigeren voor het betegelen van de gang die loopt naar de douche, en aanbrengen van een radiator in deze gang.
Is voldoende maatwerk verricht?
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college voldoende maatwerk geleverd. Blijkens de onderzoeksverslagen van 15 april 2021, 29 november 2019 en 6 augustus 2020, en het programma van eisen van 26 juni 2020 (met bijbehorende facturen van 20 april 2020) is er zorgvuldig onderzoek verricht naar de specifieke omstandigheden en beperkingen van eiseres. De rechtbank acht daarbij van belang dat het programma van eisen is opgesteld in overleg met de ergotherapeut van eiseres. Blijkens genoemde verslagen hebben verschillende telefonische contacten plaatsgevonden, en blijkens het onderzoeksverslag van 29 november 2019 heeft de ergotherapeut op 8 november 2019 een huisbezoek afgelegd.
8. Eiseres wordt niet gevolgd in haar stelling dat het college zich bij zijn onderzoek ten onrechte enkel heeft gericht op de doucheruimte zelf. De rechtbank acht hierbij van belang dat eiseres voorafgaand aan het nemen van het primaire besluit niet nadrukkelijk heeft gewezen op de door haar gewenste voorzieningen in de gang die leidt naar de nieuwe badkamer. Verder is in het onderzoeksverslag van 29 november 2019 vrij uitgebreid ingegaan op de door eiseres gewenste aanpassingen in de gang. Ook overigens ziet de rechtbank geen aanleiding om aan te nemen dat er gebreken of onzorgvuldigheden kleven aan het onderzoek waarop het college zich heeft gebaseerd. De rechtbank concludeert daarom dat dit onderzoek voldoet aan het stappenplan van de CRvB.
Had een pgb verstrekt moeten worden voor een radiator?
9. Volgens vaste rechtspraak van de CRvB (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 27 januari 2021 (ECLI:NL:CRVB:2021:160) hoeft geen maatwerkvoorziening te worden verstrekt wanneer diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen of andere maatregelen die naar hun aard algemeen gebruikelijk zijn een uitkomst bieden. Een dienst, hulpmiddel, woningaanpassing of andere maatregel kan als algemeen gebruikelijk worden aangemerkt als deze niet specifiek bedoeld is voor personen met een beperking, daadwerkelijk beschikbaar is, een passende bijdrage levert aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt tot zelfredzaamheid of participatie in staat is en deze financieel kan worden gedragen met een inkomen op minimumniveau.
10. Naar het oordeel van de rechtbank stelt het college zich terecht op het standpunt dat een radiator in de gang van eiseres kan worden aangemerkt als algemeen gebruikelijke voorziening. Niet in geschil is dat een radiator niet specifiek is bedoeld voor personen met een beperking. Radiatoren zijn verkrijgbaar in bouwmarkten en dus daadwerkelijk beschikbaar. De voorziening levert ook een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin eiseres tot zelfredzaamheid of participatie in staat is. Eiseres heeft ook niet betwist dat de kosten van een radiator door haar gedragen kunnen worden.
Had een pgb verstrekt moeten worden voor het betegelen van de gang van eiseres?
11. Het college wordt ook gevolgd in zijn standpunt dat het betegelen van de gang van eiseres geen passende bijdrage levert aan het realiseren van een situatie waarin zij in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven, als bedoeld in artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015. Het college werpt eiseres terecht tegen dat het bij de gang gaat een droge ruimte, die kan worden betreden met een verrijdbare douchestoel of passend schoeisel. Van een medische noodzaak van (nieuwe) betegeling, anti-slip strips of anderszins, is ook niet gebleken. De ter zitting door eiseres geponeerde stelling dat een medewerker van thuiszorg heeft aangegeven dat genoemde maatregelen noodzakelijk of wenselijk zijn, is in dit verband onvoldoende. Daarbij neemt de rechtbank nog in aanmerking dat ter zitting is verklaard dat het verhoogde valrisico voortkomt uit de beperkingen door de ziekte van Parkinson en dat de vloer in de woonkamer om die reden minder stroef is gemaakt. Eiseres wordt daarom niet gevolgd in haar stelling dat het aanbrengen van de feitelijk gerealiseerde tegelvloer nodig is om het risico op vallen te beperken. Verder is niet gebleken dat behoud van de oorspronkelijke staat van de gang het bereiken van de badkamer anderszins in de weg staat. Eiseres wordt ook niet gevolgd in haar stelling dat de gang en badkamer als één geheel moet worden gezien, omdat het bij de gang – anders dan de badkamer – niet om een verblijfsruimte gaat.
Conclusie
12. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. van Alphen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.I.P. Buteijn, griffier op 17 mei 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage - Relevante wet- en regelgeving

Wmo 2015
Artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015 bepaalt dat het college beslist tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
Artikel 2.3.5, vijfde lid, aanhef en onder a, van de Wmo 2015 bepaalt dat de maatwerkvoorziening, voor zover daartoe aanleiding bestaat, is afgestemd op de omstandigheden en mogelijkheden van de cliënt.
Artikel 2.3.6, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wmo 2015 bepaalt dat een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, indien naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, veilig, doeltreffend en cliëntgericht worden verstrekt.
Verordening maatschappelijke ondersteuning Altena 2019
Artikel 1.1 Begripsbepalingen
In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:
- algemeen gebruikelijke voorziening: voorziening die niet speciaal is bedoeld voor mensen met een beperking en die algemeen verkrijgbaar is en niet of niet veel duurder is dan vergelijkbare producten;
- algemene voorziening: aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning;
Artikel 3.1 Algemene regels maatwerkvoorziening
1. Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening ter compensatie van de ondervonden beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet kan verminderen of wegnemen:
a. op eigen kracht;
b. met gebruikelijke hulp;
c. met mantelzorg;
d. met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk;
e. met gebruikmaking van algemene voorzieningen.
2. De maatwerkvoorziening als bedoeld in het eerste lid levert, rekening houdend met het verslag als bedoeld in artikel 2.4 van deze verordening en indien aanwezig het persoonlijk plan, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
Artikel 3.2 Weigeringsgronden
1. Geen maatwerkvoorziening wordt verstrekt:
a. voor zover met betrekking tot de problematiek die in het gegeven geval aanleiding geeft voor de noodzaak tot ondersteuning, een voorziening op grond van een andere wettelijke bepaling bestaat;
b. indien de voorziening voor een persoon als cliënt algemeen gebruikelijk is;
c. indien het een voorziening betreft die de cliënt na de melding en vóór datum van besluit heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij het college daarvoor schriftelijk toestemming heeft verleend of de noodzaak achteraf nog kan worden vastgesteld;
d. voor zover de aanvraag betrekking heeft op een voorziening die aan cliënt al eerder is verstrekt in het kader van enige wettelijke bepaling of regeling en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet verstreken is, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen, of tenzij cliënt geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt in de veroorzaakte kosten;
e. voor zover deze niet in overwegende mate op het individu is gericht;
f. indien de noodzaak tot ondersteuning is ontstaan door omstandigheden die in de risicosfeer van de cliënt liggen;
g. indien er aan de zijde van de cliënt geen sprake is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen;
h. indien de cliënt een geldige Wlz indicatie heeft, dan wel er redenen zijn om aan te nemen dat de cliënt daarop aanspraak kan doen gelden en weigert mee te werken aan het verkrijgen van een besluit dienaangaande, en de aangevraagde maatwerkvoorziening onder de reikwijdte van de Wlz valt;
i. indien het college van oordeel is dat een cliënt zijn ondersteuningsvraag redelijkerwijs van te voren had kunnen voorzien en met zijn beslissing de noodzaak tot ondersteuning had kunnen voorkomen;
j. indien de aanvraag betrekking heeft op een vervoersbehoefte die de aflegbare afstand van 1500 kilometer per jaar overschrijdt.
2.Geen maatwerkvoorziening gericht op zelfredzaamheid en participatie wordt verstrekt indien de cliënt geen ingezetene is van de gemeente Altena.
3.Geen woonvoorziening wordt verstrekt:
a. voor zover de beperkingen voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen;
b. ten behoeve van hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantie- en recreatiewoningen en gehuurde kamers;
c. voor zover het voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten betreft, anders dan automatische deuropeners, hellingbanen, het verbreden van gemeenschappelijke toegangsdeuren, het aanbrengen van drempelhulpen of vlonders of het aanbrengen van een opstelplaats bij de toegangsdeur van de gemeenschappelijke ruimte;
d. indien de gevraagde maatwerkvoorziening betrekking heeft op een hoger niveau dan het uitrustingsniveau van sociale woningbouw;
e. indien er geen rechtstreeks oorzakelijk verband bestaat tussen de ondervonden beperkingen en één of meer bouwkundige of woontechnische kenmerken van de door de cliënt bewoonde woning;
f. indien de noodzaak het gevolg is van een verhuizing waarvoor geen aanleiding bestaat op grond van beperkingen bij de zelfredzaamheid of participatie en er geen belangrijke reden voor verhuizing aanwezig is;
g. indien de cliënt niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment meest geschikte woning, tenzij daarvoor vooraf schriftelijk toestemming is verleend door het college;
h. indien de kosten om de woning langdurig geschikt te maken, het bedrag van € 15.000 inclusief btw overstijgen en de aanvrager kan verhuizen naar een geschikte of makkelijker geschikt te maken woning;
i. indien uit onderzoek blijkt dat er sprake is van algemeen gebruikelijke renovatie.