ECLI:NL:RBZWB:2023:3549

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 mei 2023
Publicatiedatum
24 mei 2023
Zaaknummer
AWB- 19_5826
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot proceskostenvergoeding na intrekking beroep tegen UWV-besluit over WIA-uitkering

In deze zaak heeft verzoekster beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 4 oktober 2019, waarin haar een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) werd geweigerd. Na een zitting op 7 april 2022 en een tussenuitspraak op 30 juni 2022, heeft het UWV op 29 november 2022 een gewijzigde beslissing genomen, waarbij verzoekster met terugwerkende kracht recht kreeg op een IVA-uitkering. Verzoekster heeft vervolgens haar beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft geoordeeld dat het UWV aan verzoekster is tegemoetgekomen en heeft het UWV veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 6.159,99. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de kosten voor rechtsbijstand en reiskosten. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert op 19 mei 2023 en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/5826
uitspraak van 19 mei 2023 van de enkelvoudige kamer op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[naam verzoekster] , te [plaatsnaam] , verzoekster,

gemachtigde: mr. F.E.R.M. Verhagen,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 4 oktober 2019 (bestreden besluit) van het UWV over de weigering aan haar een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen toe te kennen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 7 april 2022. De rechtbank heeft vervolgens op 30 juni 2022 een tussenuitspraak gedaan, waarbij het UWV in de gelegenheid is gesteld het geconstateerde motiveringsgebrek in het bestreden besluit te herstellen.
Het UWV heeft van die mogelijkheid gebruik gemaakt. Eiseres is op 10 november 2022 gezien door een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b). Op basis van de in zijn rapportage van 11 november 2022 weergegeven bevindingen, heeft het UWV op 29 november 2022 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen. Daarbij is bepaald dat eiseres met ingang van 30 mei 2019 recht heeft op een IVA-uitkering.
Vervolgens heeft verzoekster het beroep ingetrokken, met het verzoek het UWV te veroordelen in de proceskosten. In reactie hierop heeft het UWV laten weten zich te refereren aan het oordeel van de rechtbank over de toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het besluit van 29 november 2022 dat het UWV aan verzoekster is tegemoetgekomen. Hierin ziet de rechtbank aanleiding het UWV te veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten.
Rechtsbijstand
3. De kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand stelt de rechtbank met toepassing van het Bpb vast op € 2.868,00 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting (op 10 november 2022, na de tussenuitspraak) met een waarde per punt van € 597,00, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,00 en wegingsfactor 1).
Inschakeling verzekeringsartsen
4. Verzoekster heeft verzocht om vergoeding van de door haar gemaakte kosten voor de inschakeling van verzekeringsarts [naam verzekeringsarts 1] van [naam bedrijf 1] en verzekeringsarts [naam verzekeringsarts 2] van [naam bedrijf 2] .
4.1
Verzoekster heeft met een factuur onderbouwd dat de kosten voor het onderzoek door [naam verzekeringsarts 1] € 1.287,14 bedragen. Hieruit blijkt dat dit bedrag voortkomt uit 5,75 uur onderzoek à € 185,00 plus 21% btw.
De rechtbank stelt, met inachtneming van wat staat vermeld in artikel 8:36, tweede lid, van de Awb en artikel 6 van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 (het Besluit), vast dat bij het verrichten van de werkzaamheden in deze zaak het maximale uurtarief in 2020 € 129,63 bedroeg. De proceskostenveroordeling dient hiernaar gematigd te worden. Het UWV dient in totaal 5,75 uur x € 129,63, inclusief 21% omzetbelasting, te vergoeden, te weten een bedrag van € 901,90.
4.2
Verzoekster heeft eveneens met een factuur onderbouwd dat de kosten voor het onderzoek door [naam verzekeringsarts 2] € 2.948,89 bedragen. Hierbij is gespecificeerd dat de werkzaamheden van [naam verzekeringsarts 2] hebben bestaan uit 100 minuten dossieraanmaak en planning, 285 minuten dossierstudie, onderzoek en reistijd, 280 minuten rapport deel 1 en deel 2, 100 minuten inzage- en correctierecht, 45 minuten eindrapportage (+supervisie) en 30 minuten afronding rapportage. Dit betreft een totaal van 840 minuten, wat neerkomt op 14 uur aan werkzaamheden. Hiervoor is een bedrag van € 2.437,10 plus 21% btw gefactureerd.
De rechtbank stelt vast dat er € 2.437,10 wordt gedeclareerd voor 14 uur aan werkzaamheden. Dat betekent dat er een uurtarief van € 174,08 is gehanteerd. De rechtbank stelt echter op grond van artikel 8:36, tweede lid, van de Awb en artikel 6 van het Besluit vast dat bij het verrichten van de werkzaamheden in deze zaak het maximale uurtarief in 2021 € 134,04 bedroeg. De proceskostenveroordeling dient hiernaar gematigd te worden. Het UWV dient in totaal 14 uur x € 134,04, inclusief 21% omzetbelasting, te vergoeden, te weten een bedrag van € 2.270,64.
4.3
Verzoekster heeft twee aanvullende facturen overgelegd van werkzaamheden van [naam verzekeringsarts 2] .
Een factuur betreft een bedrag van € 198,32. Hierbij is gespecificeerd dat de werkzaamheden hebben bestaan uit 40 minuten werkzaamheden medisch secretariaat en 30 minuten werkzaamheden medisch adviseur. Hiervoor is een bedrag van € 163,90 plus 21% btw gefactureerd.
Voor zover de factuur betrekking heeft op de minuten besteed door het medisch secretariaat, komen deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking (zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 24 december 2008, ECLI:NL:CRVB:2008:BG8372). Naar het oordeel van de rechtbank dient het UWV in totaal 0,5 uur x € 134,04, inclusief 21% omzetbelasting, te vergoeden, te weten een bedrag van € 81,09.
De tweede factuur betreft een bedrag van € 346,18, waarbij is aangegeven dat het gaat om werkzaamheden à € 286,10 plus 21% btw. Uit de factuur kan niet worden opgemaakt waar deze werkzaamheden betrekking op hebben: een specificatie ontbreekt. Bovendien blijkt uit het dossier dat [naam verzekeringsarts 2] een verzekeringsgeneeskundig expertiserapport heeft opgesteld en dat zij nog een keer dossierstudie heeft verricht ter beantwoording van een aanvullende vraagstelling naar aanleiding van de rapportage van de verzekeringsarts b&b van 2 december 2021. Ook daarom is onduidelijk waar deze derde factuur betrekking op heeft. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding het UWV te veroordelen in deze kosten.
Reiskosten
5. Tot slot heeft verzoekster verzocht om vergoeding van de door haar gemaakte reiskosten in het kader van deze procedure. Zij zou 50 kilometer hebben gereisd voor de zitting bij de rechtbank in Breda en 86 kilometer naar het UWV in Eindhoven voor de hoorzitting in bezwaar. Zij verzoekt om een kilometervergoeding van € 0,28.
Gelet op artikel 1, onder d, gelezen in samenhang met artikel 2, eerste lid, aanhef en onder d, van het Bpb komt verzoekster in aanmerking voor vergoeding van haar reiskosten. Voor reiskosten geldt op basis van dit artikel het tarief van artikel 11, eerste lid, onder d, van het Besluit. Dit laatste artikel schrijft de volgende tarieven voor: reiskosten openbaar vervoer, laagste klasse, of kilometervergoeding van € 0,28 per kilometer als openbaar vervoer niet of niet voldoende mogelijk is.
De rechtbank is niet gebleken dat openbaar vervoer niet of niet voldoende mogelijk was.
Blijkens www.9292.nl betaalt eiseres € 7,34 voor een enkele reis van haar huisadres tot het adres van de rechtbank. Dat betekent in totaal € 14,68.
Voor de enkele reis van het huisadres van eiseres tot het kantoor van het UWV in Eindhoven betaalt zij € 11,84. Dit betekent in totaal € 23,68.
De rechtbank kent daarom een reiskostenvergoeding toe van € 38,36.
Griffierecht
6. De rechtbank overweegt ten overvloede dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 47,- aan verzoekster dient te vergoeden, zodat een veroordeling daartoe niet nodig is.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het UWV in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 6.159,99.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.J. Sterks, griffier, op 19 mei 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank.