ECLI:NL:RBZWB:2023:3615
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bezwaren tegen belastingaanslagen en ontvankelijkheid van bezwaren in belastingrechtelijke procedure
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 mei 2023, wordt de ontvankelijkheid van bezwaren van een belanghebbende tegen belastingaanslagen beoordeeld. De belanghebbende, verblijvend in het Verenigd Koninkrijk, had bezwaren ingediend tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst, die hem een voorlopige en definitieve aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen had opgelegd voor het jaar 2017. De inspecteur had de bezwaren van de belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard, maar de rechtbank oordeelt dat de inspecteur niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de aanslagen correct zijn verzonden. Hierdoor zijn de bezwaren ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank concludeert dat de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat de belanghebbende de aanslagen heeft ontvangen, waardoor de termijn voor het indienen van bezwaren niet is aangevangen. De rechtbank verklaart de beroepen gegrond en vernietigt de uitspraken op bezwaar. Tevens wordt de definitieve aanslag IB/PVV verminderd tot een verzamelinkomen van € 97.950, terwijl de definitieve aanslag Zvw in stand blijft. De rechtbank oordeelt ook dat de inspecteur het griffierecht en de proceskosten aan de belanghebbende moet vergoeden, wat leidt tot een totale vergoeding van € 2.266.
Deze uitspraak benadrukt het belang van de juiste procedurele afhandeling door de belastinginspecteur en de noodzaak om bewijs van verzending van aanslagen te leveren, vooral wanneer de ontvangst door de belanghebbende wordt betwist.