In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de toekenning van een WIA-uitkering door het UWV. Eiseres had een WIA-uitkering aangevraagd, die haar was toegekend met ingang van 23 maart 2021, op basis van een arbeidsongeschiktheid van 52,73%. Eiseres betwistte de juistheid van deze beslissing en voerde aan dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig was uitgevoerd. De rechtbank heeft de zaak op 17 april 2023 ter zitting behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het UWV.
De rechtbank concludeert dat het UWV niet voldoende zorgvuldig heeft gehandeld bij de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiseres. De primaire arts die het medisch onderzoek uitvoerde, was niet geregistreerd als verzekeringsarts, en de verzekeringsarts bezwaar en beroep had eiseres niet persoonlijk gezien of onderzocht. Dit is in strijd met de eisen die de Centrale Raad van Beroep heeft gesteld aan de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit moet worden vernietigd en dat het UWV een nieuw besluit op bezwaar moet nemen, waarbij het medisch onderzoek opnieuw moet worden uitgevoerd.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond en draagt het UWV op om binnen acht weken na de uitspraak een nieuw besluit te nemen. Tevens wordt het UWV veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres. De uitspraak is gedaan door mr. J. van Alphen op 30 mei 2023.