ECLI:NL:RBZWB:2023:3835

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 juni 2023
Publicatiedatum
5 juni 2023
Zaaknummer
02-143927-22; 02-132467-22; 02-137842-22; 02-138220-22; 02-141120-22; 02-205014-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor stalking, bedreigingen, belediging van een politieagent, vernielingen en diefstal

Op 6 juni 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder stalking, bedreigingen, belediging van een politieagent, vernielingen en diefstal. De verdachte, geboren in 1995 en thans gedetineerd in een Forensisch Psychiatrische Kliniek, werd beschuldigd van het stelselmatig inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van zijn moeder, bedreigingen aan het adres van verschillende slachtoffers, en het vernielen van eigendommen van anderen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten, met uitzondering van de belediging van een agent. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 204 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, die lijdt aan ADHD en een antisociale persoonlijkheidsstoornis. De verdachte heeft zich in een korte periode schuldig gemaakt aan een reeks delicten, waarbij vooral politieagenten en familieleden het slachtoffer zijn geworden. De rechtbank benadrukte het belang van een adequaat behandelings- en begeleidingstraject om de kans op recidive te verkleinen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02/143927-22; 02/132467-22; 02/137842-22; 02/138220-22; 02/141120-22; 02/205014-22
vonnis van de meervoudige kamer van 6 juni 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1995 te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
thans gedetineerd in de Forensisch Psychiatrische Kliniek [zorginstelling] , locatie
[adres] te [plaats]
raadsman mr. P. Susijn, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 23 mei 2023, waarbij de officier van justitie, mr. S.A.J. Louwers, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte, telkens te Tilburg,
02/143927-22:
feit 1:in de periode van 18 april 2022 t/m 10 juni 2022 zijn moeder [slachtoffer 1] heeft gestalkt;
feit 2:op 10 juni 2022 [slachtoffer 2] heeft bedreigd;
feit 3:op 10 juni 2022 [slachtoffer 3] heeft bedreigd;
feit 4:op 10 juni 2022 [verbalisant 1] in zijn functie als opsporingsambtenaar heeft bedreigd;
02/132467-22:
op 29 mei 2022 het raam van de voordeur van [slachtoffer 4] heeft vernield of beschadigd;
02/137842-22:
op 3 juni 2022 de voordeur en de auto van [slachtoffer 4] heeft vernield of beschadigd;
02/138220-22:
feit 1:op 4 juni 2022 de Nationale Politie en de medewerkers of werknemers daarvan heeft bedreigd via [medewerker] ;
feit 2:op 4 juni 2022 [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , zijnde twee brigadiers van de politie in functie, heeft beledigd;
02/141120-22:
op 8 juni 2022 een Mars bij Tamoil heeft gestolen;
02/205014-22:
op 24 mei 2022 een bloempot van [benadeelde] heeft vernield of beschadigd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd (met uitzondering van de belediging van agent [verbalisant 3] ) en baseert zich daarbij met name op aangiftes en de bekennende verklaring van verdachte die hij ter zitting heeft afgelegd.
Ten aanzien van de bedreiging van [slachtoffer 2] (02/143927-22, feit 2) heeft verdachte geen volledig bekennende verklaring afgelegd. Maar gezien de aangifte, het gesprek van verdachte bij het NIFP over dit feit en de verklaring van [getuige] , die verdachte heeft horen schelden en tieren en heeft bevestigd dat verdachte stenen heeft opgepakt, acht de officier van justitie dit feit bewezen.
Naar de mening van de officier van justitie was de bedreiging over de moeder van [verbalisant 1] enkel gericht op het vrees aanjagen bij [verbalisant 1] en kan deze bedreiging dan ook worden bewezen. Hij verwijst hiervoor naar een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland [1] , waarin aansluiting wordt gezocht bij een tweetal arresten van de Hoge Raad (02/143927-22, feit 4).
Omdat [verbalisant 3] heeft aangegeven dat zijn collega [verbalisant 2] door verdachte is beledigd en in dit verband niet heeft vermeld dat hij ook zelf is beledigd, vraagt de officier van justitie verdachte van 02/138220-22, feit 2 partieel vrij te spreken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de bedreiging van [verbalisant 1] (02/143927-22, feit 4), nu deze bedreiging niet dezelfde persoon betrof als degene tegen wie de bedreiging werd geuit. Het (voorwaardelijk) opzet op de bedreiging ontbreekt, met name ten aanzien van het terechtkomen van de bedreiging bij degene op wie deze betrekking had. Verdachte dient van dit feit daarom te worden vrijgesproken.
Verder heeft de raadsman verzocht verdachte partieel vrij te spreken van de belediging van [verbalisant 3] (02/138220-22).
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op grond van de opgenomen bewijsmiddelen kan naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte: [slachtoffer 1] heeft gestalkt, [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en opsporingsambtenaar [verbalisant 1] heeft bedreigd, het raam van de voordeur van [slachtoffer 4] heeft vernield, de voordeur en de auto van [slachtoffer 4] heeft beschadigd, de Nationale Politie en medewerkers daarvan heeft bedreigd, [verbalisant 2] heeft beledigd, een Mars bij benzinepomp Tamoil heeft gestolen en een bloempot van [benadeelde] heeft vernield.
Verdachte heeft de feiten grotendeels bekend. Voor zover verdachte de feiten niet volledig heeft bekend en/of vrijspraak is bepleit, overweegt de rechtbank het volgende.
02/143927-22, feit 2:
De rechtbank acht de bedreiging van [slachtoffer 2] bewezen nu de aangifte steun vindt in de verklaring van [getuige] . Deze stratenmaker zag verdachte schelden en tieren in de richting van [slachtoffer 2] en zag hem daarbij op enig moment ook enkele stenen ter hand nemen. Verdachte heeft ter zitting weliswaar aangegeven dat hij zich niet meer kan herinneren wat hij destijds naar [slachtoffer 2] heeft geroepen, maar heeft erkend dat dit wel lelijke dingen waren en dat hij mogelijk ook “ik maak je je kapot” heeft gezegd.
02/143927-22, feit 4:
Verdachte heeft [verbalisant 1] bedreigd door te zeggen dat hij de moeder van [verbalisant 1] zou dood maken.
Volgens vaste jurisprudentie [2] is het niet vereist dat het misdrijf waarmee is gedreigd is gericht tegen de bedreigde zelf. Evenwel moet een bedreiging van dien aard zijn en onder zulke omstandigheden zijn gedaan dat deze in het algemeen een redelijke vrees kan opwekken en de bedreigde zich in zijn vrijheid belemmerd acht.
Dat in deze zaak door verdachte is gedreigd met een misdrijf jegens een ander, [verbalisant 1] moeder, dan de bedreigde persoon zelf, [verbalisant 1] , is naar het oordeel van de rechtbank een omstandigheid waaronder de geuite bedreiging en de aard daarvan tot redelijke vrees kon leiden. Een dergelijke bedreiging kan immers een inbreuk maken op de persoonlijke vrijheid van [verbalisant 1] , die vergelijkbaar is met een bedreiging die op hemzelf betrekking zou hebben gehad.
De rechtbank volgt dan ook het standpunt van de officier van justitie dat de tenlastegelegde bedreiging wettig en overtuigend kan worden bewezen. Zij verwerpt het verweer van de raadsman.
02/138220-22, feit 2:
Met de verdediging en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat verdachte op 4 juni 2022 naast [verbalisant 2] ook [verbalisant 3] heeft beledigd, omdat dit niet in de processen-verbaal van bevindingen van meerdere verbalisanten ‒ waaronder ook van [verbalisant 3] zelf ‒ of andere stukken naar voren komt. [verbalisant 3] heeft daarvan ook geen aangifte gedaan. Verdachte zal dan ook (partieel) worden vrijgesproken van dit feit voor zover het de bedreiging van [verbalisant 3] betreft.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
02/143927-22:
feit 1:in de periode van 18 april 2022 t/m 10 juni 2022 te Tilburg wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van (zijn moeder) [slachtoffer 1] , door iedere dag en/of meermalen per dag bij die [slachtoffer 1]
- aan te bellen of aan te kloppen waarbij hij scheldend en tierend op de galerij voor de deur of op straat voor de woning van die [slachtoffer 1] staat; en
- veelvuldig toeterend en met hoge snelheid door de straat van die [slachtoffer 1] te rijden; en
- bloemetjes, krasloten, (los)geld en zijn medicatie in de brievenbus of voor de deur van die [slachtoffer 1] te deponeren; en
- die [slachtoffer 1] agressief en dreigend aan te spreken wanneer zij haar hond uitlaat in het park;
met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen of te dulden;
feit 2:op 10 juni 2022 te Tilburg, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 2] de volgende bedreigende woorden toe te voegen: "ik ga je kapot maken" waarbij hij die [slachtoffer 2] dreigend twee stenen toonde, en aldus heeft verdachte door houding, gebaren en woorden een bedreigende situatie en sfeer doen ontstaan;
feit 3:op 10 juni 2022 te Tilburg, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die
[slachtoffer 3]dreigend de volgende woorden toe te voegen "dat hij die
[slachtoffer 3]kapot ging maken en zijn hoofd er af zou slaan" waarbij verdachte met stenen gooide en aldus heeft verdachte door houding, gebaren en woorden een bedreigende situatie en sfeer doen ontstaan;
feit 4:op 10 juni 2022 te Tilburg, [verbalisant 1] (in zijn functie als opsporingsambtenaar van politie Zeeland-West-Brabant) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [verbalisant 1] dreigend de woorden toe te voegen "Die vieze kanker rooie, ik maak zijn kanker moeder dood;
02/132467-22:op 29 mei 2022 te Tilburg opzettelijk en wederrechtelijk het raam van een voordeur dat aan [slachtoffer 4] toebehoorde heeft vernield;
02/137842-22:
op 3 juni 2022 te Tilburg opzettelijk en wederrechtelijk een (voor)deur en een auto die aan [slachtoffer 4] toebehoorden heeft beschadigd;
02/138220-22:feit 1:op 4 juni 2022, te Tilburg, (zich alstoen bevindend in de hal van het aan de [straatnaam] aldaar gelegen politiebureau), de Nationale Politie en medewerkers daarvan heeft bedreigd met brandstichting, door die medewerkers (via [medewerker] , werkzaam op dat aldaar gelegen politiebureau) dreigend de woorden toe te voegen : 'Ik steek dit bureau in de fik', althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
feit 2:op 4 juni 2022, te Tilburg, opzettelijk een ambtenaar, te weten een brigadier van politie Zeeland-West-Brabant ( [verbalisant 2] ), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen : 'Tyfushomo' en 'Je bent een achterlijke mongool met een bril' en 'Kankerflikker';
02/141120-22:op 8 juni 2022 te Tilburg een Mars die aan Tamoil (bezinepomp) toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
02/205014-22:op 24 mei 2022 te Tilburg opzettelijk en wederrechtelijk een bloempot die aan [benadeelde] toebehoorde, heeft vernield.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van
204 dagen waarvan 60 dagen voorwaardelijk met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van twee jaar en daaraan gekoppeld de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Daarbij is met name rekening gehouden met de ernst van de feiten en de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte blijkens het beschikbare psychologisch rapport.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman kan zich verenigen met de gevorderde straf, met dien verstande dat het voorwaardelijke deel moet worden gematigd. Hij verzoekt de proeftijd op maximaal twee jaar te stellen. Tevens is aangevoerd dat verdachte eerder in een impulsieve reactie heeft aangegeven dat hij zich niet kan scharen achter het door de reclassering geadviseerde drugsverbod voor zover dat het gebruik van softdrugs betreft. Maar daar komt hij op terug. Verdachte ziet nu het belang van dit verbod in en begrijpt dat het aangeboden hulpverleningstraject nog geruime tijd in beslag zal nemen.
Volgens verdachte verloopt zijn behandeling in [zorginstelling] goed. Hij is inmiddels clean en mag al met onbegeleid verlof. Hij wenst zo snel mogelijk zijn beroep als stratenmaker weer op te pakken.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich in de korte periode van 18 april tot en met 10 juni 2022 in Tilburg schuldig gemaakt aan een reeks delicten, waarvan voornamelijk politieagenten, familie of vrienden het slachtoffer zijn geworden. Zo heeft hij zijn moeder [slachtoffer 1] gestalkt en zijn vrienden [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] met de dood bedreigd. Bij zijn vriend [slachtoffer 4] heeft hij tot tweemaal toe een (raam van een) deur vernield en heeft hij zijn auto beschadigd. Ook heeft verdachte [verbalisant 1] bedreigd door te roepen dat hij zijn moeder zou doden, heeft hij de Nationale Politie en agenten bedreigd met brandstichting in een politiebureau en heeft hij [verbalisant 2] beledigd. Verder heeft hij snoepgoed gestolen bij benzinestation Tamoil en heeft hij een bloempot vernield van woningcoöperatie [benadeelde] . De rechtbank rekent verdachte deze feiten zwaar aan. Behalve dat deze feiten de slachtoffers angst hebben aangejaagd dan wel leed of ongemak hebben toegebracht, dragen dergelijke feiten ook bij aan de in de samenleving levende gevoelens van onveiligheid.
Verdachte is een schoolvoorbeeld van een jongere die door een harddrugsverslaving steeds verder is afgegleden en zijn weg in de maatschappij volledig is kwijt geraakt. Omdat de situatie thuis onhoudbaar werd door zijn dagelijks terugkerende paranoïde, geagiteerde en agressieve gedrag (als gevolg van zijn drugsgebruik), werd hij door zijn moeder begin april 2022 uit huis gezet en werd het contact op 18 april 2022 volledig verbroken. Het gedrag van verdachte veranderde daardoor niet, sterker nog, niet alleen zijn moeder maar ook anderen moesten het toen ontgelden, gezien de strafbare feiten die hij vervolgens pleegde. Uiteindelijk werd hij dakloos en sliep hij in zijn auto. Hij leefde kennelijk in zijn eigen wereld, was bezig om te overleven en bekommerde zich niet om anderen en het leed en de overlast die hij voor anderen veroorzaakte. Ter zitting heeft verdachte aangegeven dat hij zijn moeder lastig viel, omdat hij uit was op haar geld om onder meer zijn verslaving te kunnen bekostigen.
Gelet op het vorenstaande kunnen de feiten niet los worden gezien van de persoonlijke situatie van verdachte. De rechtbank heeft kennis genomen van de verschillende rapportages die over de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte zijn uitgebracht, met name van het psychologisch rapport van [psycholoog] d.d. 15 januari 2023 en het meest recente reclasseringsadvies van 4 mei 2023.
De psycholoog heeft geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van ADHD, een antisociale persoonlijkheidsstoornis en stoornissen in het gebruik van diverse soorten harddrugs, cannabis en psychotrope geneesmiddelen. Verdachte heeft vanuit de antisociale persoonlijkheidsproblematiek een negatief beeld van de ander en de wereld, is snel prikkelbaar, heeft moeite zich te conformeren aan de regels van de maatschappij en moeite met begrenzing en autoriteit. Daarnaast is hij geneigd de verantwoordelijkheid buiten zichzelf te leggen en heeft hij weinig zicht op het effect van zijn gedrag op de ander. Vanuit de ADHD heeft verdachte moeite om zijn aandacht te richten, zijn impulsen te controleren en zijn gedrag te sturen. De stoornissen waren ook ten tijde van de bewezenverklaarde feiten aanwezig en beïnvloedden destijds verdachtes gedragskeuzes en gedragingen. Daarom wordt geadviseerd om verdachte het bewezenverklaarde in verminderde mate toe te rekenen. De omstandigheden dat verdachte geen stabiele woonsituatie, geen adequate daginvulling en weinig goede sociale contacten heeft, gezien in combinatie met zijn onderliggende persoonlijkheids- en verslavingsproblematiek en zijn psychotische kwetsbaarheid, verhogen de kans op recidive (op gewelddadig gedrag). Volgens de psycholoog is deze kans, indien de situatie van verdachte onveranderd zou blijven, zeer hoog. Daarom wordt een hulpverleningstraject geadviseerd, dat klinisch moet worden opgestart en waarbij verdachte binnen de forensische zorg wordt behandeld en begeleid of beschermd kan wonen met de multidisciplinaire begeleiding door een forensisch FACT-team. Tevens wordt voorgesteld een zo langdurig mogelijk reclasseringstoezicht op te leggen, zodat verdachte goed kan worden begeleid bij het proces van de klinische opname, de overgang naar de forensische RIBW en het forensische FACT-team. Het hulpverleningstraject kan worden vormgegeven binnen de bijzondere voorwaarden van een voorwaardelijk strafdeel.
De reclassering schat de kans op recidive, ook op letselschade, hoog in. Dit herleidt zij naar problemen op grotendeels dezelfde leefgebieden als die door de psycholoog zijn genoemd: huisvesting, relatie met familie, middelengebruik, psychosociaal functioneren, houding, dagbesteding en financiën. De reclassering geeft daarnaast aan dat verdachte geneigd is om zichzelf te overschatten en voornemens is na zijn klinische opname wederom softdrugs te gaan gebruiken. Zij meent dat dit softdrugsgebruik risicoverhogend werkt en staat een algeheel drugsverbod voor. De reclassering adviseert op te leggen een voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de verslavingsreclassering Novadic-Kentron te Eindhoven, een klinische opname in een zorginstelling als [zorginstelling] , (aansluitend na de klinische opname) ambulante behandeling door Novadic-Kentron, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een drugs- en alcoholverbod en een zinvolle dagbesteding. Verdachte is sinds 2 november 2022 al in behandeling bij [zorginstelling] in het kader van een voorwaarde bij de schorsing van de voorlopige hechtenis.
De rechtbank heeft ter zitting zelf geconstateerd dat verdachte er qua uiterlijk veel beter uitziet dan ten tijde van de bewezenverklaarde feiten, gezien de foto’s van verdachte in het dossier uit die tijd. De behandeling heeft in elk geval in dat opzicht al een positief effect.
De rechtbank heeft voorts het strafblad van verdachte in aanmerking genomen, waaruit volgt dat hij eerder is veroordeeld ter zake van vernieling.
Alles afwegende is de rechtbank met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf een passende strafrechtelijke sanctie is en ook geboden is. De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder in aanmerking genomen de ernst en de aard van de feiten en de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, zoals volgt uit de rapportage van de psycholoog. De rechtbank neemt deze conclusie ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid over en maakt deze tot de hare. Ook de rechtbank acht een adequaat en structureel behandelings- en begeleidingstraject van essentieel belang om de kans op herhaling in de toekomst te verkleinen. Door het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf wordt het mogelijk gemaakt om de door de reclassering geformuleerde voorwaarden – die aansluiten bij de door de psycholoog genoemde adviezen – ten uitvoer te brengen. Verdachte heeft de eerste stappen in de behandeling al voorspoedig doorlopen binnen [zorginstelling] en de rechtbank hoopt dat hij deze positieve ontwikkeling kan vasthouden. Ook een algeheel drugsverbod vindt de rechtbank noodzakelijk om een terugval in harddrugsgebruik te voorkomen, zoals ook door de reclassering is geadviseerd. Te meer nu verdachte heeft kenbaar gemaakt na zijn behandeling terug te willen keren naar Tilburg, wat het risico vergroot dat hij eerder in oude gewoontes terugvalt. De rechtbank overweegt daarbij dat dit verbod geldt zolang de reclassering dit nodig acht en dat de reclassering voornemens is verdachte geleidelijk te laten oefenen met softdrugsgebruik en alcohol.
Gelet op de straffen die doorgaans in vergelijkbare zaken worden opgelegd, is de eis van de officier van justitie naar het oordeel van de rechtbank alleszins redelijk. Zij ziet geen aanleiding om het voorwaardelijk deel van de straf te matigen. Zij zal verdachte dan ook veroordelen tot een gevangenisstraf van 204 dagen waarvan 60 dagen voorwaardelijk met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals opgesteld door de reclassering.

7.Het beslag

Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp is vatbaar voor verbeurdverklaring. Dit betreft een schop, die in het bezit was van verdachte en met behulp waarvan de auto en de deur van [slachtoffer 4] op 3 juni 2022 zijn beschadigd. Verdachte heeft ter zitting ook afstand gedaan van dit voorwerp.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 57, 266, 267, 285, 285b, 310, en 350 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte partieel vrijvan het onder parketnummer 02/138220-22, feit 2 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
02/143927-22
feit 1:belaging;
feit 2, feit 3, feit 4, telkens:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
02/132467-22:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
02/137842-22:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
02/138220-22:
feit 1:bedreiging met brandstichting;
feit 2:eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
02/141120-22:
diefstal;
02/205014-22:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 204 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen drie werkdagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij de verslavingsreclassering
Novadic-Kentron, Dr. Poletlaan te Eindhoven, en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden, zo lang en zo frequent als de reclassering noodzakelijk vindt;
* dat verdachte opgenomen blijft in
[zorginstelling]of een soortgelijke zorginstelling, zolang de behandelaar dit nodig acht. Deze klinische opname is reeds gestart. De opname duurt nog enkele maanden, mede afhankelijk van de inrichting van het nazorgtraject. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
* dat verdachte zich laat behandelen door
Novadic-Kentronverslavingszorg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start aansluitend aan zijn klinische behandeling. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
* dat verdachte verblijft in een (andere
) instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start aansluitend aan zijn klinische behandeling. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
* dat verdachte
geen softdrugs en harddrugsgebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd. Daarnaast bepaalt de reclassering de duur van dit verbod.
* dat verdachte
geen alcoholgebruikt en meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd. Daarnaast bepaalt de reclassering de duur van dit verbod.
* dat verdachte zich inspant voor het vinden en behouden van onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De
dagbestedingdraagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart verbeurd het inbeslaggenomen voorwerp, te weten
een schop(goednummer 2467641);
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H.M. Collombon, voorzitter, mr. G.M.J. Kok en mr. R.J.H. Goossens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.A.C.M. Roebroeks, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 6 juni 2023.
Mr. Collombon en mr. Goossens zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.