ECLI:NL:RBZWB:2023:3853

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 juni 2023
Publicatiedatum
5 juni 2023
Zaaknummer
AWB- 22_2721 en 22_2728
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van beroepen tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar inzake planschade en nadeelcompensatie door de gemeente Middelburg

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 2 juni 2023, worden de beroepen van eisers tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Middelburg beoordeeld. De eisers, die om een tegemoetkoming in planschade en nadeelcompensatie hadden verzocht, waren in beroep gegaan tegen de niet-ontvankelijk verklaring van hun bezwaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college op 2 mei 2022 het bezwaar van eisers niet-ontvankelijk had verklaard, omdat er geen appellabel besluit was. De rechtbank heeft de beroepen op 28 april 2023 behandeld, waarbij zowel eisers als vertegenwoordigers van het college aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat het college terecht het bezwaar van eisers niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat er ten tijde van belang geen wettelijke grondslag bestond voor de behandeling van het verzoek om nadeelcompensatie en dat het college geen beleid voerde op dit punt. De rechtbank heeft verder geoordeeld dat de brieven van het college geen appellabele besluiten bevatten, omdat het bouwrijp maken van het plangebied een feitelijke handeling is waartegen geen beroep kan worden ingesteld. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard, wat betekent dat eisers geen griffierecht terugkrijgen en ook geen proceskostenvergoeding ontvangen.

De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep. De relevante wet- en regelgeving, waaronder de Algemene wet bestuursrecht, is in de bijlage bij de uitspraak opgenomen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 22/2721 en 22/2728 WET

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 juni 2023 in de zaak tussen

1. [eiser 1]uit [plaatsnaam] ,
2. [eiser2]uit [plaatsnaam] ,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Middelburg, het college
(gemachtigde: mr. A. Schreijenberg).

Inleiding

1 In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen het besluit van 2 mei 2022 (bestreden besluit) inzake het niet-ontvankelijk verklaren van het bezwaar van eisers wegens het ontbreken van een appelabel besluit.
1.1
Het college heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
1.2
De rechtbank heeft de beroepen op 28 april 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers en namens het college [vertegenwoordiger verweerder] , mr. A.P.C. Kester en mr. J. Eijdema.

Beoordeling door de rechtbank

2 De rechtbank beoordeelt of het college het bezwaar van eisers terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Zij doet dat mede aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
3 De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
De voor de beoordeling van de beroepen belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4
Feiten en omstandigheden
Eisers hebben op 5 mei 2021 verzocht om een tegemoetkoming in planschade naar aanleiding van de wijziging van het bestemmingsplan en om nadeelcompensatie naar aanleiding van het bouwrijp maken van het plangebied [naam plangebied] . Het planschadeverzoek werd afzonderlijk door het college afgehandeld.
Het college heeft met de brief van 8 juni 2021 het verzoek om nadeelcompensatie afgewezen. Hierbij is aan eisers medegedeeld dat er op dit moment geen wettelijke grondslag voor de behandeling van het verzoek om nadeelcompensatie bestaat en dat het college geen beleid voert op dit punt. Aan het gestelde schadeveroorzakend handelen liggen geen voor bezwaar en beroep vatbare besluiten ten grondslag, volgens het college.
Eisers hebben met de brief van 14 september 2021 gesteld dat hun aanvraag zonder enige motivering terzijde wordt geschoven. Eisers hebben het standpunt ingenomen dat het college hen in de gelegenheid had moeten stellen om de aanvraag aan te vullen.
Het college heeft met de brief van 13 oktober 2021 aan eisers medegedeeld dat er geen reden bestond om de aanvraag van eisers niet te behandelen. Het college kon op grond van de aanvraag een besluit nemen en heeft dat ook gedaan.
Eisers hebben bezwaar gemaakt op 1 november 2021. Eisers hebben gesteld dat sprake is van een zelfstandig schadebesluit en zij hiertegen bezwaar kunnen maken.
De commissie bezwaarschriften Middelburg heeft op 12 april 2022 het college geadviseerd om het bezwaar van eisers niet-ontvankelijk te verklaren, omdat sprake is van feitelijk handelen waartegen geen bezwaar kan worden gemaakt.
Het college heeft met het bestreden besluit het bezwaar van eisers niet-ontvankelijk verklaard.
5
Gronden beroep
Eisers hebben betoogd dat het college in het bestreden besluit ten onrechte niet is ingegaan op de door eisers gestelde bewijslast en de overmatige overlast die zij ervaren. Hun woon- en leefklimaat wordt ernstig aangetast door het bouwrijp maken van het plangebied. Het beroep van eisers blijft actueel, omdat met de inwerkingtreding van de Omgevingswet nadeelcompensatie voor rechtmatig overheidshandelen mogelijk wordt.
6
Heeft het college het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard?
6.1
De rechtbank stelt vast dat in de gemeente Middelburg ten tijde van belang geen wettelijke grondslag voor de behandeling van een verzoek om nadeelcompensatie bestond. Het college voerde evenmin beleid voor de behandeling van een verzoek om nadeelcompensatie op basis van een gepubliceerde beleidsregel. Bij gebreke van een wettelijke grondslag of gepubliceerde beleidsregel is de bestuursrechter slechts bevoegd tot kennisneming van beroepen tegen een zuiver schadebesluit, indien die rechter ook bevoegd is te oordelen over beroepen tegen de gestelde schadeveroorzakende uitoefening van de publiekrechtelijke bevoegdheid zelf. [1]
6.2
De gestelde schadeoorzaak is bepalend bij de beantwoording van de vraag of tegen de schadeveroorzakende uitoefening van een publiekrechtelijke bevoegdheid beroep open staat bij de bestuursrechter en daarmee bezwaar openstaat bij het bestuursorgaan. [2]
6.3
Eisers stellen schade te hebben geleden en te lijden als gevolg van werkzaamheden die verband houden met het bouwrijp maken van het plangebied [naam plangebied] .
6.4
De rechtbank is van oordeel dat het college het bezwaar van eisers terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het college heeft terecht het standpunt ingenomen dat in de brieven van 8 juni 2021 en 13 oktober 2021 geen appellabele besluiten zijn vervat wegens het ontbreken van connexiteit. Het college heeft onbetwist aangevoerd dat aan het bouwrijp maken van het plangebied geen vergunningen of andere voor bezwaar en beroep vatbare besluiten ten grondslag liggen. Het bouwrijp maken is daarom een feitelijke handeling. Tegen een feitelijke handeling kan geen beroep worden ingesteld bij de bestuursrechter en dus ook geen bezwaar worden gemaakt bij het bestuursorgaan.
6.5
Nadeelcompensatie voor rechtmatig overheidsoptreden gaat in titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geregeld worden. Dit onderdeel is echter nog niet in werking getreden. Dit treedt in werking met de Omgevingswet. Dit aangevoerde element geeft de rechtbank geen aanleiding om te oordelen dat het college het bezwaar van eisers inhoudelijk had moeten behandelen.

Conclusie en gevolgen

7 De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat het college het bezwaar van eisers terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van mr. T.A.A. van Hooijdonk, griffier, op 2 juni 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Artikel 1:3, eerste lid, van de Awb
Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.

Voetnoten

1.ABRvS 20 juni 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2040 en ABRvS 6 juni 1997, ECLI:NL:RVS:1997:AA6762.
2.Zie voetnoot 1.