ECLI:NL:RBZWB:2023:3966

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 juni 2023
Publicatiedatum
8 juni 2023
Zaaknummer
AWB- 21_2140
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit IOAW-uitkering niet-ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan procesbelang

Op 8 juni 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda. Eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van 7 mei 2021, waarbij zijn IOAW-uitkering werd beëindigd. De rechtbank behandelde het beroep gelijktijdig met een andere zaak en constateerde dat eiser niet was verschenen op de zitting. Eiser had eerder aangegeven dat hij in het buitenland verbleef en had geen bewijs geleverd dat zijn verblijf tijdelijk was. De rechtbank beoordeelde of het college terecht had besloten dat eiser vanaf 30 oktober 2019 geen IOAW-uitkering meer ontving. Tijdens de zitting bleek dat eiser in zijn aanvullend beroepschrift had verklaard geen recht op uitkering te hebben over een bepaalde periode, wat de rechtbank deed twijfelen aan het procesbelang van eiser. Ondanks pogingen om contact met eiser op te nemen, was er geen reactie gekomen. De rechtbank concludeerde dat eiser geen procesbelang meer had en verklaarde het beroep niet-ontvankelijk. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/2140 IOAW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 juni 2023 in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser

en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda (college).

Inleiding

1.1
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 7 mei 2021 (bestreden besluit)..
1.2
De rechtbank heeft het beroep, gelijktijdig met de zaak met nummer BRE 21/5014 IOAW, op 11 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: mr. S.S. Hyder en [vertegenwoordiger verweerder] namens het college. Eiser is -zonder voorafgaand bericht- niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. Eiser ontving een IOAW-uitkering van het college.
Het college heeft eiser op 24 oktober 2019 schriftelijk uitgenodigd voor een gesprek op 31 oktober 2019.
Op 30 oktober 2019 heeft eiser telefonisch contact opgenomen met het college en gemeld dat hij op dat moment in het buitenland verbleef.
Het college heeft op 31 oktober 2019 schriftelijk eisers vakantieopgave aan hem bevestigd.
Met het besluit van 12 november 2019 heeft het college aan eiser meegedeeld dat hij vanaf 30 oktober 2019 geen uitkering meer krijgt.
Tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt.
Met het bestreden besluit is het bezwaar van eiser tegen het besluit van 12 november 2019 ongegrond verklaard. Daarbij is overwogen dat eiser vanaf 30 oktober 2019 in het buitenland verbleef. Hij heeft niet kunnen aantonen dat hij, voordat hij zich per 1 januari 2020 definitief in Spanje vestigde, nog terug is geweest in Nederland en daarmee dat zijn verblijf vanaf 30 oktober 2019 tijdelijk was.
3.1
Aan de rechtbank ligt ter beoordeling voor of het college terecht heeft besloten dat eiser vanaf 30 oktober 2019 geen IOAW-uitkering meer krijgt. De door de rechtbank te beoordelen periode loopt van 30 oktober 2019 tot en met 12 november 2019, de datum van het primaire besluit.
3.2
De rechtbank stelt vast dat eiser in zijn aanvullend beroepschrift van 22 februari 2023 heeft verklaard dat hij over de periode van 10 oktober 2019 tot en met 20 december 2019 geen recht heeft op uitkering.
3.3
Nu de door de rechtbank te beoordelen periode binnen de door eiser in zijn aanvullend beroepschrift genoemde periode valt, ziet de rechtbank zich ambtshalve voor de vraag gesteld of eiser nog voldoende procesbelang heeft bij de beoordeling van zijn beroep.
3.4
Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep [1] is pas sprake van (voldoende) procesbelang indien het resultaat dat de indiener van een beroepschrift met het indienen van beroep nastreeft ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van een formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang.
3.5
Eiser is niet ter zitting verschenen. De rechtbank heeft geprobeerd telefonisch met eiser in contact te komen, maar dat is niet gelukt. Op een e-mail van 9 mei 2023 met de vraag of eiser digitaal aan de zitting wilde deelnemen, heeft eiser niet gereageerd. Voor de rechtbank is niet gebleken dat eiser nog enig procesbelang heeft bij de beoordeling van zijn beroep.
3.6
Het beroep zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, op 8 juni 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 6 december 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:4071