In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 12 juni 2023, worden de beroepen van de belanghebbende tegen de uitspraken van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De belanghebbende, gevestigd in Curaçao, had bezwaar gemaakt tegen verschillende navorderingsaanslagen en boetes die door de inspecteur waren opgelegd voor de jaren 2012 tot en met 2016. De inspecteur had de bezwaren ongegrond verklaard, wat leidde tot de rechtszaak.
Tijdens de zitting op 8 juni 2023 hebben partijen zich afgemeld, maar de inspecteur kwam de belanghebbende tegemoet door de navorderingsaanslagen voor de jaren 2012 tot en met 2014 te vernietigen. Voor de jaren 2015 en 2016 werden de belastbare inkomens vastgesteld op respectievelijk € 53.202 en € 5.422. De rechtbank oordeelde dat de navorderingsaanslagen voor de jaren 2012 tot en met 2014 vernietigd moesten worden, evenals de bijbehorende beschikkingen belastingrente. De aanslagen voor de jaren 2015 en 2016 werden verminderd, maar de aanslag Zvw voor 2015 bleef in stand.
De rechtbank besliste dat de inspecteur het griffierecht moest vergoeden en dat de belanghebbende recht had op een vergoeding van de proceskosten, die in totaal € 3.215,25 bedroegen. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep. De rechtbank benadrukte dat de uitspraak onherroepelijk wordt als er binnen zes weken geen rechtsmiddel wordt aangewend.