ECLI:NL:RBZWB:2023:4121

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 juni 2023
Publicatiedatum
14 juni 2023
Zaaknummer
AWB- 22_31
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van eiser door het UWV

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiser tegen de beëindiging van zijn Ziektewet (ZW)-uitkering door het UWV. Het UWV had op 13 april 2021 besloten de uitkering van eiser te beëindigen per 14 mei 2021, en dit besluit werd in een later bezwaar bevestigd. Eiser, die zich ziek had gemeld vanwege psychische klachten, betwistte de beëindiging van zijn uitkering en voerde aan dat hij meer beperkingen had dan het UWV had vastgesteld. De rechtbank heeft het beroep op 16 juni 2022 behandeld, waarbij een medisch deskundige werd ingeschakeld om de situatie van eiser te beoordelen. De deskundige concludeerde dat eiser op de datum in geding, 14 mei 2021, leed aan een depressieve stoornis en andere medische aandoeningen, maar dat de beperkingen die door het UWV waren vastgesteld, in grote lijnen juist waren. De rechtbank oordeelde dat het UWV de ZW-uitkering terecht had beëindigd, omdat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank vernietigde echter het bestreden besluit wegens een motiveringsgebrek, omdat het UWV pas in beroep de medische geschiktheid van eiser voor de functies voldoende had toegelicht. De rechtbank besloot dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven, wat betekent dat er inhoudelijk niets verandert. Eiser kreeg een proceskostenvergoeding van € 2.109,60 toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/31 ZW

uitspraak van 15 juni 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

gemachtigde: [naam gemachtigde 1] ,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de
beëindiging van zijn uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
1.1
Het UWV heeft met het besluit van 13 april 2021 (primair besluit) de ZW-uitkering van eiser beëindigd met ingang van 14 mei 2021.
Met het bestreden besluit van 14 december 2021 op het bezwaar van eiser is het UWV bij de beëindiging van de uitkering gebleven.
1.2
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3
De rechtbank heeft het beroep op 16 juni 2022 ter zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en [naam gemachtigde 2] als gemachtigde van het UWV.
1.4
De rechtbank heeft het onderzoek na de zitting heropend teneinde een medisch deskundige, een verzekeringsarts, opdracht te verlenen eiser te onderzoeken en daarvan de rechtbank verslag te doen.
1.5
Op 28 november 2022 heeft de deskundige, verzekeringsarts [naam verzekeringsarts 1] , een rapportage uitgebracht. De rechtbank heeft partijen in de gelegenheid gesteld te reageren op het rapport van de deskundige. Eiser en het UWV hebben hiervan gebruik gemaakt.
De rechtbank heeft partijen hierna aangegeven zich voldoende voorgelicht te achten om te kunnen komen tot een uitspraak. Daarbij heeft de rechtbank partijen meegedeeld dat het onderzoek zal worden gesloten tenzij één van de partijen binnen twee weken aangeeft een nadere zitting op prijs te stellen.
Omdat partijen daarop niet hebben gereageerd heeft de rechtbank bij brief van 4 mei 2023
het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Bij deze beoordeling is van belang of eiser medische beperkingen heeft en of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de ZW-uitkering heeft beëindigd per 14 mei 2021.
Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
Wettelijk kader
De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Naar vaste rechtspraak wordt onder het begrip ‘zijn arbeid’ verstaan de arbeid die de verzekerde het laatst voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid heeft verricht.
Als een verzekerde geen werkgever (meer) heeft en 52 weken arbeidsongeschikt is geweest heeft deze recht op ziekengeld als hij:
- ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, als bedoeld in artikel 19 én
- slechts in staat is ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur met algemeen geaccepteerde arbeid waartoe hij met zijn krachten en bekwaamheden in staat is (artikel 19aa, eerste lid, en artikel 19ab, derde lid, van de ZW).
De mate van arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld op basis van een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek (artikel 19ab, eerste lid, van de ZW).
4.1
Eiser was als verkoper werkzaam bij een groothandel in voeding tot 1 januari 2020. Met ingang van 3 februari 2020 heeft het UWV eiser een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet toegekend. Vanuit die situatie heeft eiser zich per 5 maart 2020 ziek gemeld vanwege psychische klachten. Het UWV heeft eiser met ingang van 4 juni 2020 een ZW-uitkering toegekend. Na een zogeheten eerstejaarsziektewetbeoordeling heeft het UWV gesteld dat eiser in staat is passende arbeid te verrichten.
4.2
Niet in geschil is dat eiser 52 weken arbeidsongeschikt is geweest. Dit betekent dat het UWV terecht heeft beoordeeld of eiser in staat is met algemeen geaccepteerde arbeid meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen. Bij een arbeidsongeschiktheid van minder dan 35% bestaat er geen recht meer op een ZW-uitkering.
5. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
5.1
Verzekeringsarts [naam verzekeringsarts 2] heeft eiser gezien op het spreekuur van 24 januari 2021 en heeft het dossier bestudeerd. De verzekeringsarts rapporteert op 12 maart 2020 dat eiser beperkt is in het hanteren van stressvolle situaties. Hierdoor ziet [naam verzekeringsarts 2] een vermindering in het vermogen om probleemsituaties te hanteren, hoofd- en bijzaken te onderscheiden, snel feiten op te nemen en te overzien, creatief, snel en adequaat op onverwachte en/of spoedeisende gebeurtenissen te reageren. Zij acht eiser niet in staat meerdere gecompliceerde opdrachten tegelijk te verwerken of regelmatig geconfronteerd te worden met deadlines die gehaald moeten worden. Ook acht zij eiser beperkt voor langdurig aaneen geconcentreerd bezig zijn met name bij ingewikkelde problematiek. Eiser functioneert volgens de verzekeringsarts echter ten opzichte van “CBBS-normaal” ten aanzien van concentratie bij minder gecompliceerde onderwerpen niet als beperkt.
Eiser heeft restcapaciteit tot het verrichten van arbeid, hij is in overleg met een re-integratiebegeleider aangemeld voor een traject naar werk via USG Restart.
Zijn oude werk als vrachtautochauffeur heeft hij moeten staken door een verminderde rugbelastbaarheid die nog altijd aan de orde is.
De verzekeringsarts ziet op termijn van een jaar niet of nauwelijks kans op een relevante verbetering, maar gezien de aard van de aandoening en de behandeling is op langere termijn de kans op verbetering redelijk tot goed na adequate intensieve behandeling.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiser heeft de verzekeringsarts neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 15 maart 2021.
5.2
Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b] heeft eiser gesproken op de telefonische hoorzitting van 2 december 2021. Zij heeft het dossier bestudeerd inclusief het daarin opgenomen medisch rapport van 27 september 2021 van verzekeringsarts [naam verzekeringsarts 3] . De verzekeringsarts b&b heeft op 10 december 2021 gerapporteerd dat de primaire verzekeringsarts terecht heeft gesteld dat eiser belastbaar is. Verder blijkt volgens haar dat de ervaren klachten en belemmeringen voldoende aan de orde zijn gesteld, waarbij zij aangeeft dat de jichtklachten dateren van een datum nadat de primaire beoordeling heeft plaatsgevonden.
Gebleken is dat eiser al langer bekend is met rugklachten, ruim 20 jaar, en dat hiermee rekening is gehouden door het opnemen van beperkingen in de FML. De verzekeringsarts b&b vindt het niet nodig om aanvullende beperkingen aan te nemen voor de jichtklachten, omdat eiser al beperkt is ten aanzien van lopen en staan, maar ook voor tillen/dragen en geknield/gehurkt actief zijn. In bezwaar zijn geen nadere medische gegevens overgelegd waaruit blijkt van ernstigere beperkingen of een ernstigere medische situatie.
Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b] vindt de bij eiser aangenomen beperkingen in het persoonlijk en sociaal functioneren voldoende nu rekening is gehouden met zijn verminderde stressbestendigheid. Er is volgens haar voldoende rekening gehouden met de psychische problematiek.
De verzekeringsarts b&b heeft de expertiserapportage van 27 september 2021 betrokken bij haar beoordeling. Uit de daarin opgenomen medische informatie van diverse behandelaren blijkt van een lichte depressieve stoornis, die in oktober 2020 in volledige remissie was, waarna de klachten weer opspeelden. Er zijn geen aandoeningen gemist. De verzekeringsarts b&b vindt verder dat de in de expertise aangenomen beperkingen niet voldoen aan de CBBS-invulinstructies, en dat de beperkingen zijn aangenomen zonder onderliggende ziekte of gebrek. Zij neemt deze beperkingen niet over.
Verder blijkt uit de medische informatie dat eiser sinds februari 2018 oorsuizen links heeft en daarmee kon werken. Behalve dubbelzijdig symmetrisch hoge toonverlies zijn geen bijzonderheden gebleken bij onderzoek door de KNO-arts (september 2019). Aanvullende beperkingen acht de verzekeringsarts b&b niet aan de orde omdat eiser al beperkt is ten aanzien van geluidsbelasting.
Een urenbeperking acht [naam verzekeringsarts b&b] niet aan de orde omdat er geen medische reden voor is. Er is geen verminderde beschikbaarheid in verband met opnames of deeltijdtherapie. Evenmin is er sprake van een aandoening met een patroon tot grensoverschrijding of zelfoverschatting of een beperkt ziektebesef waarmee preventief een urenbeperking zou moeten worden aangenomen. Er is ook geen stoornis in de energiehuishouding door energietekort, te groot energieverbruik dan wel recuperatiemogelijkheden zoals bedoeld in de standaard. Rekening houdend met de gestelde beperkingen en voorwaarden in arbeid wordt voorzien in voldoende lage energetische belasting.
De verzekeringsarts b&b concludeert dat voor de datum in geding – 14 mei 2021 – de belastbaarheid van eiser juist is vastgesteld in de FML van 15 maart 2021.
5.3
Eiser heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat uit de verzekeringsgeneeskundige expertise van 27 september 2021 blijkt dat eiser meer beperkingen had dan in de FML van 15 maart 2021 opgenomen. In zijn aanvullende gronden van 8 februari 2022 verwijst eiser naar de meegestuurde aanvullende rapportage van verzekeringsarts Intven van 28 januari 2022 waarin die verzekeringsarts in reactie op de bevindingen van de verzekeringsarts b&b van het UWV van 10 december 2021 persisteert bij de in zijn rapportage van 27 september 2021 al opgestelde FML met meer en zwaardere beperkingen dan door de artsen van het UWV werden aangenomen.
5.4.
De verzekeringsarts b&b heeft middels een ongedateerde rapportage gereageerd op de aanvullende gronden. Niet duidelijk is sinds wanneer er sprake is van een ernstige depressieve stoornis. Als daarvan sprake was rond de datum in geding, zou de behandeling geïntensiveerd zijn. Dat is niet het geval. Er is bij eiser sprake van slaapproblemen, maar anderzijds slaapt hij niet structureel overdag. Er is dan geen reden om een urenbeperking aan te nemen. De verzekeringsarts Intven onderbouwt de stelling dat er andere, zwaardere beperkingen moeten worden aangenomen, niet. De aanvullende gronden zijn geen aanleiding voor het UWV om het standpunt te wijzigen.
5.5
De rechtbank heeft aanleiding gezien verzekeringsarts [naam verzekeringsarts 1] te benoemen als deskundige. Uit haar rapport van 28 november 2022 blijkt dat de deskundige eiser heeft gezien en onderzocht tijdens het spreekuur van 2 november 2022, en dat zij het dossier, met inbegrip van de medische informatie, heeft bestudeerd. De deskundige heeft aangegeven dat op de datum in geding, 14 mei 2021, eiser leed aan een depressieve stoornis met prominente slaapstoornis, fascitis plantaris rechts herstellend, tinnitus in het linkeroor, en hoge tonenverlies beiderzijds, en lumbosacraal radiculair syndroom links met intussen volledig herstel. De verzekeringsartsen hebben deze aandoeningen aangenomen en na bezwaar gehandhaafd. De deskundige heeft geen redenen om hieraan te twijfelen.
De deskundige stelt verder dat er sprake is van ziekte of gebrek, die leidt tot beperkingen in de belastbaarheid op datum in geding, 14 mei 2021. Er was op de datum in geding geen sprake van een ernstige depressieve stoornis in combinatie met een slaapstoornis, zoals uit de informatie van de psychiater van 19 januari 2022 naar voren lijkt te komen. Er is geen reden om verdergaande beperkingen aan te nemen in dat verband. De depressieve stoornis en slaapstoornis geven een verminderde belastbaarheid, waarin in de rubrieken 1 tot en met 5 rekening is gehouden. Dit is voldoende. Er zijn gelet op de energetische toestand van eiser wel meer beperkingen noodzakelijk. Eiser is beperkt(er) voor avond- en nachtwerk en kan gemiddeld 40 uur per week werken. Er is geen reden om een verdergaande urenbeperking aan te nemen. Er is in de rubrieken fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen en statische houdingen voldoende rekening gehouden met de fysieke en energetische klachten, voortkomend uit de slaapproblemen en psychische klachten. Wel zouden er aanvullende beperkingen moeten worden aangenomen voor het vasthouden en verdelen van de aandacht en zouden er specifieke voorwaarden voor het persoonlijk functioneren in arbeid moeten worden aangenomen, namelijk beperkt in het hanteren van stressvolle situaties.
5.6
Eiser heeft op de rapportage van de medisch deskundige gereageerd. Hij heeft gesteld dat de deskundige de klachten van eiser heeft onderschat. Hij verwijst naar het ingediende rapport van verzekeringsarts Intven van 27 september 2021 en stelt dat de deskundige onvoldoende heeft gemotiveerd waarom van deze rapportage is afgeweken. Voorts verwijst hij naar de informatie van de psychiater van 19 januari 2022. Subsidiair stelt eiser dat, voor zover de rechtbank de deskundige volgt, er meer beperkingen moeten worden aangenomen.
5.7
Het UWV heeft in reactie op de rapportage van de deskundige aangegeven dat de verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b] de FML op een aantal punten heeft aangepast. Uit de rapportage van de verzekeringsarts b&b van 3 maart 2023 volgt dat eiser wordt beperkt voor nachtwerk vanwege het slechte slapen. Verder wordt een urenbeperking per week aangenomen, namelijk gemiddeld ongeveer 40 uur per week werken.
De verzekeringsarts b&b geeft aan geen reden te zien om de andere door de deskundige aangegeven beperkingen voor rubriek 1 aan te nemen. De deskundige geeft zelf aan dat eiser ten opzichte van CBBS normaal functioneert voor het vasthouden en verdelen van aandacht in het dagelijks functioneren. De beschrijving van de primaire verzekeringsarts was alleen bedoeld om een totaalbeeld te schetsen van de mogelijkheden van eiser. Deze hoeft niet te worden overgenomen op de FML. Verder is er geen aanleiding om een beperking ten aanzien van ‘overige specifieke voorwaarden voor het persoonlijk functioneren’ aan te nemen. Eiser is al beperkt voor stressvolle situaties door het aannemen van beperkingen ten aanzien van deadlines en productiepieken, en eiser is aangewezen op een voorspelbare werksituatie en op enkelvoudige routinematige taken. Er is ook geen reden voor een toelichting ‘beperkt ten aanzien van langdurig aaneengesloten geconcentreerd bezig zijn met name bij ingewikkelde problematiek’. Eiser is in staat om zich minstens een half uur te richten op een informatiebron. Bovendien is eiser sowieso aangewezen op enkelvoudige routinematige taken in een voorspelbare werksituatie, zodat ingewikkelde problematiek zich niet voordoet.
Met de als hiervoor aangegeven wijzigingen heeft [naam verzekeringsarts b&b] op 3 maart 2023 een nieuwe FML vastgesteld, geldig vanaf 29 januari 2021.
5.8
Zoals volgt uit vaste rechtspraak geldt als uitgangspunt dat de bestuursrechter het oordeel van een door de bestuursrechter ingeschakelde onafhankelijke medische deskundige in beginsel volgt als de motivering van deze deskundige hem overtuigend voorkomt (Centrale Raad van Beroep 17 mei 2021, ECLI:NL:CRVB:2017:1901).
De rechtbank is van oordeel dat het door de deskundige verrichte onderzoek volledig en zorgvuldig is geweest. Eiser is door de deskundige onderzocht. De deskundige heeft de beschikbare informatie bestudeerd, inclusief de door eiser ingebrachte rapportages. De deskundige heeft haar conclusies op inzichtelijke wijze onderbouwd. Sprenkels mag als verzekeringsarts deskundig worden geacht om de medische beperkingen van eiser in samenhang met de beschikbare medische informatie vast te stellen en een oordeel te geven over de FML zoals opgesteld door de verzekeringsartsen van het UWV.
Eiser heeft aangevoerd dat de door hem ingeschakelde deskundige Intven had moeten worden gevolgd. De rechtbank stelt vast dat Sprenkels op afdoende wijze heeft gemotiveerd waarom eiser niet gevolgd wordt in zijn standpunt. Verder heeft de deskundige ook inzichtelijk en gemotiveerd weerlegd waarom de door eiser ingebrachte informatie van de psychiater niet wordt gevolgd. Deze ziet immers op een andere datum dan die in geding.
De deskundige heeft een aantal aanvullende beperkingen aangenomen. Het UWV heeft een deel van die beperkingen neergelegd in een nieuwe FML. Een ander deel is (gemotiveerd) niet overgenomen. Dit leidt echter niet tot het oordeel dat de conclusies van de deskundige niet gevolgd konden worden. De verzekeringsarts b&b weerspreekt immers de hoofdconclusies van de deskundige niet.
5.9
Niet gebleken is dat in de FML van 3 maart 2023 de beperkingen van eiser zijn onderschat. De beroepsgrond dat eiser meer beperkt moet worden, slaagt dan ook niet. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dus uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
De rechtbank is gelet op de noodzakelijke wijziging van de FML van oordeel dat het medisch onderzoek onvoldoende zorgvuldig is geweest. Bij dit oordeel heeft de rechtbank betrokken dat pas na onderzoek door de onafhankelijk deskundige – en daarmee in de beroepsfase – tot bijstelling van die FML is gekomen. Op grond van de beschikbare gegevens moet naar het oordeel van de rechtbank worden aangenomen dat de verzekeringsarts (b&b) de belastbaarheid van eiser eerder niet juist had vastgesteld. De beroepsgrond dat eiser meer beperkt moest worden, slaagt. Het bestreden besluit komt om deze reden voor vernietiging in aanmerking.
6.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (Sbc-code 111180), samensteller kunststof en rubberproducten (Sbc-code 271130) en administratief medewerker (document scannen) (Sbc-code 315133).
6.2
De rechtbank ziet geen reden te oordelen dat de voor eiser geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar het rapport van de arbeidsdeskundige van 12 april 2021 en het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 9 maart 2023
.In het rapport van 12 april 2021 had de primaire arbeidsdeskundige inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiser de werkzaamheden kon verrichten die verbonden zijn aan deze functies. In de rapportage van 9 maart 2023 heeft de arbeidsdeskundige b&b na onderzoek vastgesteld dat ook na wijziging van de FML naar die van 3 maart 2023 de eiser geduide functies geschikt zijn voor eiser.
Eisers standpunt dat hij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit zijn opvatting dat zijn medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank hiervoor heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist.
De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
6.3
De rechtbank stelt vast dat pas in beroep de geschiktheid van eiser voor de geduide functies voldoende is toegelicht; namelijk door de arbeidsdeskundige b&b bij de rapportage van 9 maart 2023. Gelet op deze toelichting is de rechtbank er voldoende van overtuigd dat de belastbaarheid van eiser in deze functies niet wordt overschreden.
7. Op basis van de inkomsten die eiser met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiser tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een ZW-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de ZW-uitkering terecht beëindigd per 14 mei 2021.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is gegrond omdat het UWV pas in beroep de medische geschiktheid van eiser voor de functies voldoende heeft toegelicht. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit wegens een motiveringsgebrek. De rechtbank laat met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand. De geduide functies zijn immers wel terecht aan de schatting ten grondslag zijn gelegd en het bestreden besluit kan ook voor het overige de rechterlijke toetsing kan doorstaan. Dit betekent dat er inhoudelijk niets verandert.
8.1
Omdat het beroep gegrond is moet UWV het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser een vergoeding voor zijn proceskosten.
Het UWV moet de proceskostenvergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiser een vast bedrag per proceshandeling.
De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 837,00.
Bovendien heeft eiser kosten gemaakt voor medische expertise in de beroepsfase ten bedrage van € 435,60. De vergoeding bedraagt daarom in totaal € 2.109,60.
Nu het primaire besluit in stand blijft ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding voor de door eiser verzochte vergoeding van de in bezwaar gemaakte medische kosten.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
  • bepaalt dat het UWV het griffierecht van € 50,00 bedrag aan eiser moet vergoeden;
  • veroordeelt het UWV tot betaling van € 2.109,60 bedrag aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van R.V. van Vliet, griffier, op 15 juni 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.