ECLI:NL:RBZWB:2023:4223

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 juni 2023
Publicatiedatum
16 juni 2023
Zaaknummer
AWB- 21_5656
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van bijzondere bijstand voor verblijfskosten in het Ronald McDonald Huis

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 juni 2023, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda beoordeeld. Eiser, die samen met zijn gezin in het Ronald McDonald Huis verbleef vanwege de ernstige ziekte van zijn zoon, had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de verblijfskosten. Het college had deze aanvraag afgewezen, omdat de kosten al betaald waren voordat de aanvraag was ingediend en er geen bijzondere omstandigheden waren die bijstandsverlening met terugwerkende kracht rechtvaardigden. De rechtbank oordeelt dat, hoewel de situatie van eiser en zijn gezin bijzonder intensief was, het college terecht heeft geoordeeld dat er geen recht op bijzondere bijstand bestaat. De rechtbank concludeert dat het college het griffierecht van € 49,- aan eiser moet vergoeden, maar het beroep ongegrond is verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/5656 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 juni 2023 in de zaak tussen

[naam eiser], uit [plaatsnaam 1] , eiser
(gemachtigde: [naam gemachtigde] ),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda(het college).

Procesverloop

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van 1 december 2021 (bestreden besluit) betreffende de afwijzing van de aanvraag van eiser voor bijzondere bijstand voor verblijfskosten in het Ronald McDonald Huis te [plaatsnaam 2] .
Het college heeft op 20 januari 2022 gereageerd op het beroep met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 4 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: mr. S.S. Hyder en [naam vertegenwoordiger] namens het college.

Beoordeling door de rechtbank

Feiten en omstandigheden
1. Eiser woont samen met zijn vrouw en drie minderjarige kinderen. Hun zoon heeft een tumor in zijn hoofd en is daar op 20 mei 2021 aan geopereerd. Eiser is vanwege de grote zorglast met zijn hele gezin vanaf 19 mei 2021 tot eind juni 2021 ingetrokken in het Ronald McDonald Huis te [plaatsnaam 2] . Op 2 augustus 2021 heeft eiser een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor deze verblijfskosten.
Op 16 augustus 2021 heeft het college de aanvraag afgewezen. De reden voor de afwijzing was dat de door eiser overgelegde facturen reeds betaald waren voordat de aanvraag werd gedaan en bijstandsverlening met terugwerkende kracht niet mogelijk is. Er waren voor het college geen bijzondere omstandigheden om alsnog tot bijstandsverlening over te gaan.
Met het bestreden besluit van 1 december 2021 heeft het college het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld.
Beroepsgronden
2. Eiser stelt zich op het standpunt dat hij recht heeft op bijzondere bijstand voor de verblijfskosten in het Ronald McDonald Huis. Eiser woont nog niet lang in Nederland en stelt weinig kennis te hebben over de wet- en regelgeving met betrekking tot de bijzondere bijstand. Hij ging er tijdens het verblijf in het Ronald McDonald Huis van uit dat hij genoodzaakt was om de verblijfskosten direct te betalen, omdat hij bang was dat anders zijn gezin niet op de locatie kon blijven. Daarnaast begrijpt eiser niet dat het college stelt dat er in zijn situatie geen bijzondere omstandigheden bekend zijn om alsnog tot bijstandsverlening over te gaan. Eiser verzoekt het college om de verblijfskosten te vergoeden gelet op zijn persoonlijke omstandigheden.
Verweerschrift
3. Het college stelt zich op het standpunt dat er geen bijzondere bijstand kan worden verstrekt voor de verblijfskosten, omdat de kosten ten tijde van de aanvraag al waren betaald en er al een volledige vergoeding voor de kosten is verstrekt. Volgens het college zijn de kosten gemaakt tussen 26 mei 2021 en 10 juli 2021 tot een bedrag van € 780,-.Daarvan is
€ 500,- door de zorgverzekeraar betaald. Het restant van € 280,- is volgens het college betaald middels een tegemoetkoming van Stichting [naam stichting] .
Wettelijk kader
4. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage. De bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.
Beoordeling door de rechtbank
Voorliggende voorziening
5. Op grond van artikel 15, eerste lid, eerste volzin, van de Participatiewet bestaat er geen recht op bijstand voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn. Het recht op bijstand strekt zich evenmin uit tot kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden aangemerkt.
5.1
De Zorgverzekeringswet (Zvw) is in beginsel aan te merken als aan de Participatiewet voorliggende, toereikende en passende voorziening voor medisch gerelateerde kosten.
5.2
Uit het dossier volgt dat de zorgverzekeraar in totaal een bedrag van € 500,- aan eiser heeft uitgekeerd voor de verblijfskosten in het Ronald McDonald Huis. De Zvw kan met betrekking tot de verblijfskosten in het Ronald McDonald Huis daarom als een voorliggende voorziening worden beschouwd. Gelet op het feit dat de totale verblijfskosten uitkomen op een bedrag van € 780,- worden niet alle kosten door de Zvw gedekt. Tussen partijen is niet in geschil dat de Zvw in dit geval geen volledig toereikende en passende voorziening is.
5.3
Uit het dossier blijkt verder dat Stichting [naam stichting] in totaal een bedrag van € 600,- heeft bijgeschreven op het bankrekeningnummer van eiser gedurende en kort na het verblijf van eiser en zijn gezin in het Ronald McDonald Huis. Op de website van de stichting [1] is te lezen dat zij fondsen werft voor ouders met een kind met kanker voor bijvoorbeeld vervoerskosten en overnachtingskosten in het Ronald McDonald Huis. Naar het oordeel van de rechtbank is de bijdrage van Stichting [naam stichting] echter niet aan te merken als een voorliggende voorziening zoals bedoeld in artikel 15 van de Participatiewet, omdat het een gift van een charitatieve instelling betreft waaraan geen aanspraken kunnen worden ontleend. Aan eiser kan daarom niet worden tegengeworpen dat er sprake is van een voorliggende voorziening, waardoor er al op die grond geen recht op bijzondere bijstand zou bestaan.
Recht op bijzondere bijstand?
6. Op grond van artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet heeft het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm.
6.1
Vaststaat dat de aan de orde zijnde kosten zijn gemaakt en voldaan vóór de datum van de aanvraag, zodat sprake is van een aanvraag met terugwerkende kracht. Op grond van artikel 44 van de Participatiewet is het uitgangspunt dat geen bijstand met terugwerkende kracht wordt toegekend. Uit vaste rechtspraak volgt dat van dit uitgangspunt kan worden afgeweken als bijzondere omstandigheden dat rechtvaardigen. [2] Het college heeft dit ook opgenomen in haar beleidsregels [3] .
6.2
Eiser stelt dat hij niet eerder bijzondere bijstand heeft kunnen aanvragen wegens bijzondere omstandigheden. Hij heeft daarbij gewezen op zijn gebrekkige kennis van de Nederlandse wet- en regelgeving, de noodzaak om de kosten direct te betalen en de voor het gezin intensieve periode vanwege de situatie van zijn ernstig zieke zoon.
6.3
Hoewel het begrijpelijk is dat eiser tijdens de zeer intensieve periode met zijn zoon niet heeft gedacht aan het tijdig indienen van een aanvraag voor bijzondere bijstand, heeft het college ter zitting aangevoerd dat juridisch gezien geen sprake is van bijzondere omstandigheden die bijstandverlening met terugwerkende kracht rechtvaardigen. Het college erkent daarbij wel uitdrukkelijk dat sprake was van een bijzonder gevoelige situatie.
6.4
Ook de rechtbank stelt voorop dat de situatie waarin eiser en zijn gezin ten tijde van het verblijf in het Ronald McDonald Huis verkeerden, bijzonder intensief was en veel zorgen meebracht. Het college heeft ter zitting toegelicht dat, ondanks deze situatie, toch geen sprake is van bijzondere omstandigheden, vanwege de bijdrage van Stichting [naam stichting] . Deze stichting heeft een bedrag van in totaal € 600,- overgemaakt naar het bankrekeningnummer van eiser in de periode van het verblijf. Uit de website van Stichting [naam stichting] blijkt dat deze stichting onder meer bijdragen voor vervoerskosten en overnachtingskosten in een Ronald McDonald Huis verstrekt. Hoewel deze bijdrage, zoals hiervoor overwogen, geen voorliggende voorziening betreft, heeft het college bij de beoordeling van bijzondere omstandigheden wel mogen meewegen dat deze bijdrage is verstrekt en heeft het college mogen aannemen dat eiser deze bijdrage voor het betalen van de onderhavige kosten zou gebruiken. Deze bijdrage was ook voldoende om (naast de betaling door de zorgverzekeraar) het resterend betaalde bedrag van € 280,- te dekken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college onder deze omstandigheden kunnen besluiten dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden om met terugwerkende kracht bijzondere bijstand te verstrekken voor de genoemde kosten.
Nu het college het ontbreken van bijzondere omstandigheden pas op zitting voldoende heeft gemotiveerd, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een motiveringsgebrek in de besluitvorming. De rechtbank ziet aanleiding dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te passeren, omdat eiser hierdoor niet is benadeeld.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond.
7.1
Gelet op de toepassing van artikel 6:22 van de Awb, ziet de rechtbank aanleiding om te bepalen dat het college het door eiser betaalde griffierecht van € 49,- dient te vergoeden.
7.2
Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.
Beslissing
De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • bepaalt dat het college het griffierecht van € 49,- aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C.J.J. van Roij, griffier, op 15 juni 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd om de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Artikel 6:22
Een besluit waartegen bezwaar is gemaakt of beroep is ingesteld, kan, ondanks schending van een geschreven of ongeschreven rechtsregel of algemeen rechtsbeginsel, door het orgaan dat op het bezwaar of beroep beslist in stand worden gelaten indien aannemelijk is dat de belanghebbenden daardoor niet zijn benadeeld.
Participatiewet (Pw)
Artikel 11 eerste lid
Iedere in Nederland woonachtige Nederlander die hier te lande in zodanige omstandigheden verkeert of dreigt te geraken dat hij niet over de middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van bestaan te voorzien, heeft recht op bijstand van overheidswege.
Artikel 15 eerste lid
Geen recht op bijstand bestaat voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn. Het recht op bijstand strekt zich evenmin uit tot kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden aangemerkt.
Artikel 35 eerste lid
Onverminderd paragraaf 2.2, heeft de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, bedoeld in artikel 36, de studietoeslag, bedoeld in artikel 36b, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn. Het college bepaalt het begin en de duur van de periode waarover het vermogen en het inkomen in aanmerking wordt genomen.
Artikel 43 eerste lid
Het college stelt het recht op bijstand op schriftelijke aanvraag of, indien een schriftelijke aanvraag niet mogelijk is, ambtshalve vast.
Artikel 44 eerste lid
Indien door het college is vastgesteld dat recht op bijstand bestaat, wordt de bijstand toegekend vanaf de dag waarop dit recht is ontstaan, voorzover deze dag niet ligt voor de dag waarop de belanghebbende zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen.
Beleidsregels Bijzondere Bijstand en Regelingen Breda 2020
Artikel 2 tweede en derde lid onder a en b
2. In deze beleidsregels genoemde regelingen en bijzondere bijstand worden slechts op aanvraag verstrekt. Kosten die zijn gemaakt voordat de aanvraag is ingediend, komen niet voor bijstandsverlening in aanmerking.
3. Van het tweede lid van dit artikel kan worden afgeweken indien:
de aanvrager redelijkerwijs de aanvraag niet vooraf heeft kunnen indienen; of
indien er andere bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven om voor de reeds gemaakte kosten bijstand te verstrekken.

Voetnoten

1.www. [naam stichting] .nl
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 11 april 2023. ECLI:NL:CRVB:2023:667.
3.Artikel 2, tweede en derde lid, onder a en b Beleidsregels Bijzondere Bijstand en Regelingen Breda 2020