19.2.De arbeidsdeskundige B&B heeft in het rapport van 6 mei 2021 per item in de FML waarvoor eiseres beperkt is, toegelicht waarom de belasting in de geselecteerde functies toelaatbaar is, dan wel dat er geen sprake is van een kenmerkende belasting in de functies. Uitgaande van de vastgestelde FML ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om aan deze toelichting te twijfelen. Daar komt bij dat het UWV in het verweerschrift van 22 mei 2023 er terecht op heeft gewezen dat moet worden uitgegaan van de juistheid van de in het CBBS opgenomen gegevens.
20. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiseres op 24 december 2020 met de middelste van de drie geduide functies 88,94% kan verdienen van het loon dat zij verdiende met haar eigen werk, zodat zij voor 11,06% arbeidsongeschikt is.
21. De rechtbank overweegt dat, doordat de FML in beroep is aangepast, het bestreden besluit pas in beroep van een toereikende medische en arbeidskundige onderbouwing is voorzien. Dit betekent dat het bestreden besluit niet deugdelijk was gemotiveerd.Dit gebrek zal met toepassing van artikel 6:22 van de Awb worden gepasseerd, omdat aannemelijk is dat eiseres hierdoor niet is benadeeld. Ook als dit gebrek zich niet zou hebben voorgedaan, zou een besluit met gelijke uitkomst zijn genomen, namelijk dat eiseres vanaf 24 december 2020 geen recht meer heeft op een WGA-loonaanvullingsuitkering omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
Overschrijding redelijke termijn
22. Eiseres heeft verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
23. De vraag of de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, is overschreden, moet worden beoordeeld aan de hand van de omstandigheden van het geval. Daarbij zijn van betekenis: de ingewikkeldheid van de zaak, de wijze waarop de zaak door het bestuursorgaan en de rechter is behandeld, het processuele gedrag van eiseres tijdens de hele procesgang en de aard van de maatregel en het daardoor getroffen belang van eiseres zoals ook uit de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens naar voren komt. De behandeling van zaken als deze, waarin van een bezwaar- en beroepsprocedure sprake is, mag maximaal twee jaar in beslag nemen, waarbij de behandeling van het bezwaar ten hoogste een half jaar en de behandeling van het beroep ten hoogste anderhalf jaar mag duren. De omstandigheden van het geval kunnen aanleiding geven een langere behandelduur te rechtvaardigen.
24. Bij de toekenning van de schadevergoeding moet de rechtbank beoordelen in hoeverre de overschrijding van de redelijke termijn is toe te rekenen aan het UWV respectievelijk aan de rechtbank. De schadevergoeding moet vervolgens naar evenredigheid ten laste van het UWV respectievelijk de Staat worden uitgesproken. In beginsel is een vergoeding van immateriële schade gepast van € 500,- per half jaar of gedeelte daarvan, waarmee de redelijke termijn is overschreden.
25. De rechtbank maakt uit het dossier op dat het UWV eiseres met een brief van 28 april 2020 op de hoogte heeft gesteld van het bezwaar van de werkgever. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat de redelijke termijn op 28 april 2020 is aangevangen.Vanaf deze datum tot deze uitspraak is - naar boven afgerond - drie jaar en twee maanden verstreken. In de zaak zelf en ook in de opstelling van eiseres ziet de rechtbank geen aanknopingspunten voor het oordeel dat in dit geval de totale lengte van de procedure meer dan twee jaar zou mogen duren. Voor zover het UWV stelt dat de redelijke termijn voor de bezwaarfase dient te worden verlengd omdat eiseres in bezwaar toestemming heeft gegeven voor het verdagen van de beslistermijn, volgt de rechtbank die stelling niet omdat van een dergelijke toestemming in deze zaak uit het dossier niet blijkt. Uitgaande van een redelijke termijn van twee jaar, zou de procedure uiterlijk op 28 april 2022 met een uitspraak in beroep moeten zijn afgerond. Dit is niet gebeurd. De uitspraak is gedaan op 21 juni 2023. Dit betekent dat de termijn is overschreden met een periode van - naar boven afgerond - één jaar en twee maanden (14 maanden). Van de overschrijding van de redelijke termijn is - naar boven afgerond - één maand toe te rekenen aan de bezwaarfase. Een periode van 13 maanden is toe te rekenen aan de rechterlijke fase.
26. De overschrijding van de redelijke termijn met veertien maanden leidt, uitgaande van een tarief van € 500,- per half jaar dat de redelijke termijn is overschreden (waarbij het totaal van de overschrijding naar boven wordt afgerond), tot een schadevergoeding van € 1.500,-. Het UWV dient 1/14e deel van € 1.500,- (€ 107,14) te betalen. De Staat dient 13/14e deel van € 1.500,- ( € 1.392,86) te betalen.