In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 juni 2023, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Steenbergen beoordeeld. De heffingsambtenaar had op 28 februari 2021 een waarde-beschikking en een aanslag onroerendezaakbelastingen (OZB) opgelegd, waarbij de waarde van de woning was vastgesteld op € 208.000. Belanghebbende, eigenaar van een hoekwoning, stelde dat de waarde te hoog was en bepleitte een waarde van € 160.000. De rechtbank heeft het beroep op 17 mei 2023 behandeld, waarbij belanghebbende werd vertegenwoordigd door G. Gieben van Previcus Vastgoed B.V. en de heffingsambtenaar door taxateurs.
De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar niet aan zijn bewijstaak heeft voldaan, omdat hij onvoldoende rekening heeft gehouden met de door belanghebbende aangedragen referentieobjecten en de taxatiekaart niet heeft overgelegd. De rechtbank stelt de waarde van de woning vast op € 207.000, wat betekent dat de aanslag OZB dienovereenkomstig wordt verlaagd. Daarnaast heeft belanghebbende aanspraak gemaakt op een vergoeding voor immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn, maar dit verzoek wordt afgewezen omdat het financiële belang van de zaak als zeer gering wordt beschouwd. De rechtbank veroordeelt de heffingsambtenaar tot vergoeding van de proceskosten van belanghebbende, vastgesteld op € 2.266, en bepaalt dat het griffierecht van € 49 aan belanghebbende moet worden vergoed.